De eerste trein in Nederlands-Indië reed 150 jaar geleden, op 10 augustus 1867, tussen de havenstad Semarang en Tangung op Java. Het traject was 25 kilometer lang en vormde het startpunt van een langer traject dat zou doorlopen tot Yogyakarta. De Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij (NIS) zette het project succesvol door, ondanks allerlei moeilijkheden. Hierover lezen we alles in het schitterende boek Sporen van smaragd (Uitgeverij WBooks, 2017) van Evelien Pieterse, cultuurhistorica en conservator bij het Spoorwegmuseum in Utrecht.
Het boek van Pieterse is een uitgave bij de gelijknamige tentoonstelling Sporen van Smaragd en toont de mooiste foto’s, voorwerpen, folders en brochures uit de koloniale collectie van het Spoorwegmuseum. Daarnaast bevat het boek materiaal uit de collecties van het Nationaal Archief, Museon, het Nationaal Museum van Wereldculturen en particuliere archieven.
Gedeeld erfgoed
De banden tussen Nederlands-Indië en Nederland op spoorwegterrein bestonden van 1867 tot 1949. Op 28 september 1945 verklaarden de republikeins gezinde Javaanse spoorwegmedewerkers – kort na de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië – zich onafhankelijk van Nederland. Maar omdat Nederland deze claim niet erkende, bleven er tot 1949 banden bestaan. In de inleiding lezen we het volgende:
“Een deel van het ‘gedeelde erfgoed’ is verloren gegaan. Veel spoorlijnen, stations, locomotieven, rijtuigen en archieven zijn vernietigd in de Tweede Wereldoorlog, andere lijnen werden na de onafhankelijkheid van Indonesië niet langer onderhouden en raakten in verval. Een deel van het in de koloniale tijd aangelegde spoorwegnet op Java en Sumatra floreert echter nog steeds, is weer opgebouwd, hersteld of uitgebreid. Na een aanvankelijk stilzwijgen (…) is de laatste tijd zowel in Indonesië als in Nederland een groeiende belangstelling voor het ‘gedeelde verleden’ ontstaan.” (9)
Genoeg reden dus om in het herdenkingsjaar 2017 met een mooi herdenkingsboek en een tentoonstelling (die loopt tot 10 november) bij het 150-jarige bestaan van de Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij stil te staan.
Eerste spoorlijn in Nederlands-Indië
De Nederlandse ingenieurs die in 1864 begonnen met de bouw van de spoorlijnen in Nederlands-Indië stonden voor grote uitdagingen. Zoals het warme klimaat, de bodemgesteldheid en het bergachtige landschap in Indië, die totaal verschilden van de situatie in Nederland.
In 1864 begon de NIS met rentegarantie van de overheid met de bouw van de eerste Nederlands-Indische spoorlijn tussen Semarang en Tungung. Op 10 augustus 1867 kwam deze gereed. In de decennia die volgden ging het snel:
Op 16 mei 1878 opende de eerste 112 kilometer lange staatsspoorlijn tussen Surabaya en Pasuruan (Passoeroean), geëxploiteerd door de Indische Staatsspoorwegen. Sindsdien volgden de spoor- en tramweguitbreidingen van zowel particuliere maatschappijen als de overheid elkaar in steeds sneller tempo op, vooral op het vruchtbare en dichtbevolkte Java. (…) Met een totale lengte van zo’n 7400 kilometer bereikte het spoor- en tramwegnet rond 1930 een hoogtepunt. Daarvan was ruim 4300 kilometer spoorweg, waarmee het spoorwegnet in Indië zo’n zevenhonderd kilometer langer was dan in Nederland. (11)
Enkele hoofdpersonen
In het boeiende en mooi geïllustreerde Sporen van smaragd blijft weinig uit de Nederlands-Indische spoorweggeschiedenis onbesproken. Zo maken we kennis met verscheidene Nederlandse spoorwegpioniers die in de tropen actief waren, onder wie Jan Philip de Bordes (1817-1899), de hoofdingenieur van de eerste spoorlijn uit 1876.
Ook treffen we in het boek een (korte) biografie aan van F.Q. den Hollander (1893-1982), die van 1918 tot 1938 bij de Indische Staatsspoorwegen werkte en van 1947 tot 1959 directeur van de Nederlandse Spoorwegen was.
Verder is er aandacht voor literatuur en brochures over het leven en reizen in Nederlands-Indië. Zo schreef de Indo-Europese auteur Lucy van Renesse-Johnston (ca.1860-1906) onder het pseudoniem Dé-lilah vanaf 1897 diverse romans over haar leven als vrouw van een tabaksplanter. Niet alleen beschreef ze haar reiservaringen, maar ook, als een soort Multatuli maar minder kritisch…
…de genadeloze behandeling van “koelies” ne personeel op de plantages (…) en gaf ze een weinig rooskleurig beeld van de positie van vrouwen in de kolonie. (90)
Indisch spoor als miniatuur van de koloniale samenleving
In 1989 interviewde het Spoorwegmuseum oud-medewerkers van de NIS in Indië. Interessant is dat zij binnen de Nederlands-Indische Spoorwegen Maatschappij dezelfde sociaaleconomische stratificatie waarnamen als die voorkwam in de maatschappij:
Uit hun verhalen valt op te maken dat het Indische spoor te zien is als miniatuur van de koloniale samenleving, dat weliswaar niet gekenmerkt werd door apartheid, maar op zijn minst door een scheiding van de verschillende groepen. De hoogste functies bij de spoorwegen werden uitgeoefend door ‘import-Europeanen’, die hun opleiding veelal in Europa, meestal in Nederland hadden genoten. De middelbare functies werden vaak vervuld door mensen van gemengde afkomst, Indo-Europeanen. (…) De Indonesiërs werkten aanvankelijk alleen in de lagere functies bij de spoorwegmaatschappijen. (63)
Boek: Sporen van smaragd – Evelien Pieterse
Ook interessant: “Het gaat wel zijn gangetje bij de doodentram”