Vertrapte illusies
Alsof de herinneringen aan de oorlog voorbij zijn. Lang zijn ze verborgen gebleven maar verdwenen zijn ze nooit. ‘De oorlog zou ik het liefst vergeten. Maar wat je wilt vergeten, onthoud je,’ schrijft Remco Campert in de onlangs gebundelde reeks recente columns Dagelijksheden.
Het was in de zomer van 2011 dat ik met een bevriende Molukker de fototentoonstelling Troostmeisjes bezocht in museum Bronbeek te Arnhem. Nog ondergedompeld in de beelden en verhalen van de tentoonstelling verstijfde mijn vriend plotseling van angst bij het zien van de vaste collectie krissen en klewangs van het museum. Die riep herinneringen op aan wat hem en zijn vrouw was overkomen. Hun verhalen zetten mij aan tot een zoektocht naar verhalen van anderen over die reeks oorlogen van 1942-1950: de Japanse bezetting (1942-1945), de bersiap/onafhankelijkheidsoorlog met de beruchte ‘politionele acties’ (1945-1948) en de bezetting van Ambon door de Indonesische troepen van Soekarno na het uitroepen van de onafhankelijke Republik Maluku Selatan (Republiek der Zuid-Molukken) in 1950.
Onontsloten archief
De verhalen over die oorlogen vond ik in het onontsloten archief van het Moluks Historisch Museum en van het Museum Volkenkunde in beheer van de Universiteit van Leiden. In het boek heb ik achttien interviews met Molukkers verwerkt van mannen en vrouwen, eigenlijk nog kinderen toen Japan in 1942 het huidige Indonesië bezette. De jongste was destijds zes jaar en de oudste twintig jaar oud. De individuele verhalen heb ik geplaats in het grotere verhaal van de geschiedenis waardoor ik een evenwichtige balans heb gevonden tussen authenticiteit, betrokkenheid en distantie.
Het overgrote deel van de Molukse bevolking was pro-Japans, vanwege de idee van ‘Azië voor de Aziaten’, de slogan van de Japanners. Hooguit enkele duizenden pleegden actief verzet. Mede daardoor is het verzet een onderbelicht aspect. Het verzet dat er was bestond uit sabotageacties zoals het aansteken van droog gras om met de rook het zicht van Japanse vliegtuigen te belemmeren en het mengen van vliegtuigbrandstof met zeewater, waardoor Japanse vliegtuigen in de lucht motorproblemen kregen. Of door het verlenen hand-en-spandiensten voor de Australische spionagedienst. Eén verhaal van een verzetsman springt eruit vanwege zijn gruwelijkheid. Het is het verhaal van de in 2005 overleden Matta Mezach Matajane. Hij beschrijft hoe hij en zijn kameraden gemarteld zijn vanwege spionageactiviteiten.
Onder toezicht van die Molukse collaborateur begon de lange martelgang van Matta. Verschillende keren is hij verhoord en uiteindelijk met twee andere kameraden ter dood veroordeeld. Dat was even buiten het plaatsje Lulu op het met Seram verbonden schiereiland Hoamoal. Met z’n drieën stonden ze aan de rand van een door henzelf gegraven graf: Moesa, Eli en Matta. ‘Eerst werd Moesa door een Japanse soldaat naar voren gesleept. Hij had geen oren meer aan zijn hoofd. Die waren ’s ochtends al afgesneden. Zijn nek was aan beide kanten dik opgezet, zijn rug was een en al bloed. Om zijn lijf hing een kort broekje zonder kruis, zodat het op een kort rokje leek. Toen hij door een Japanse soldaat tegen de grond werd gedrukt woei het rokje omhoog. Een Japanse officier nam zijn zwaard en sneed het touwtje door waarmee zijn kruisloze broek werd opgehouden. Dezelfde Japanner greep Moesa’s geslachtsdeel en sneed het in één ruk af. Hij bloedde nu overal. Hij ontlastte van voor en achter, maar gaf geen kik en viel voorover.’ Nu waren Eli en Matta aan de beurt. Eli schreeuwde: ‘Voor koningin en vlag.’ Even later hoorde Matta een sissend geluid. ‘Het was het bloed dat uit Eli’s romp spoot. Zijn hoofd rolde in de kuil.’ Matta ontwaakte enkele dagen later uit een coma. Hij had het overleefd, maar de martelgang ging verder.’
Matajane kreeg pas jaren na het einde van de oorlog adequate medische verzorging in Amsterdam na een inzamelingsactie van Elseviers Weekblad. Hij ontving van de Amerikaanse regering een oorkonde voor zijn verzetswerk, maar van de Nederlandse overheid niets. Taal noch teken. Die miskenning, het geen gehoor vinden van de vele oorlogsverhalen en het lange tijd uitblijven van een uitkering als oorlogsslachtoffer, steekt velen. Pas sinds 2013 werd de Nederlandse overheid na een rechtelijke uitspraak gedwongen een einde te maken aan het onderscheid tussen slachtoffers in Nederland en Indonesië. Voor velen, achtenzestig jaar na het einde van de oorlog, kwam die rechterlijke uitspraak te laat.
Zwarte periode
Tijdens het schrijven van het boek, het lezen van ruim een meter historische boeken en de stapels archiefstukken en het vele malen beluisteren van de interviews met Molukkers doemde er een waarheidsgetrouw beeld op van een zwarte periode in de Nederlandse geschiedenis, die we het liefst willen vergeten.
Boek: Vertrapte illusies – Verborgen oorlogsherinneringen van Molukkers
Ook interessant: Een lang verzwegen, maar niet vergeten verleden