Zonder dat ze zich dat zelf realiseerden, woonden zeven- à achtduizend Scheveningers vanaf eind 1943 op een potentieel slagveld. Ze bleven als laatsten over in een door bunkers en tankversperringen omringde vesting die volledig kon worden afgegrendeld van de buitenwereld.
Tienduizenden andere bewoners hadden op last van de Duitsers hun huis moeten verlaten. In de ogen van de militaire machthebbers hadden ze niets te zoeken in een gebied dat op alle mogelijke manieren werd voorbereid op een invasie door de geallieerden. Journalist en auteur Danny Verbaan (1962) schreef over deze geschiedenis een boek getiteld Vesting Scheveningen; het dagelijks leven in het Sperrgebiet 1943-1945.
Het boek is vanaf aanstaande vrijdag verkrijgbaar in de boekhandel en in de museumwinkel van Muzee Scheveningen.
Danny Verbaan verhaalt hoe Scheveningen in een spookachtig dorp veranderde waarin veel huizen leegstonden. De meeste gezinnen moesten wonen in drie buurten die hier speciaal voor werden aangewezen. Hun leven ging door, maar de omstandigheden waren in niets te vergelijken met de situatie zoals de mensen die kenden. Op alle mogelijke manieren hielden de militaire machthebbers én de gemeente Den Haag rekening met een geallieerde aanval. Zowel de vesting Scheveningen als de aangrenzende vesting Clingendael zou in dat geval zwaar onder vuur komen te liggen.
Op diverse plaatsen bevonden zich enorme voedselvoorraden waarmee de gezinnen in zo’n situatie voorlopig vooruit konden, maar waar nu niemand aan mocht komen. De draaiboeken lagen al klaar om alle dodelijke slachtoffers naar twee dan ijlings in te richten noodbegraafplaatsen over te brengen. Een garage aan de Kanaalweg moest dienen als mortuarium. Alles was tot in de puntjes voorbereid voor een slag die nooit is geleverd.
Op basis van archiefonderzoek en een groot aantal interviews schetst Danny Verbaan een beeld van het dagelijks leven van de achterblijvers. Om te kunnen stoken, sloopten ze massaal de deuren, vloeren en planken uit de lege huizen.
Uit de meeste straten waren de klinkers verdwenen. Die werden gebruikt voor de aanleg van wegen tussen de bunkers in de duinen. De visserij, de Hongerwinter, het leven van de onderduikers, het contact met de Duitsers en een zwaar bombardement van de tramremise aan de rand van de badplaats worden eveneens beschreven. Dat geldt ook voor de voortdurende angst voor de V2-raketten die kort na de lancering konden neerstorten. Eén projectiel viel op de Westduinweg en kostte het leven van een vader, zijn zoon en twee kleinkinderen. Anderhalve maand later was de bevrijding. ‘Dat zei ons niets’, zegt één van de nabestaanden in het boek. ‘We hebben nooit feest gevierd, we waren alleen maar in diepe rouw.’