Het lied Der er et yndigt land, wat zoveel betekent als ‘Er is een lieflijk land’, is een van de twee officiële volksliederen van Denemarken. De tekst werd in 1819 geschreven door de Deens dichter en toneelschrijver Adam Oehlenschläger. Componist Hans Ernst Krøyer zette de tekst vier jaar hierna op muziek.
Later componeerden Thomas Laub en Carl Nielsen nog andere melodieën. Deze raakten echter niet algemeen in gebruik. Vandaag de dag wordt het volkslied dus nog altijd gezongen op Krøyer’s oorspronkelijke melodie. Het Deense volkslied had aanvankelijk twaalf coupletten, maar werd na verloop van tijd ingekort. Tegenwoordig zijn er nog vier coupletten. Tijdens officiële gelegenheden wordt doorgaans echter alleen het eerste couplet gezongen.
Denemarken heeft hiernaast nóg een officieel volkslied: Kong Christian stod ved højen mast (Koning Christiaan stond bij de hoge mast). Dit lied, dat gespeeld wordt als de koninklijke familie aanwezig is, dateert uit 1780 en werd geschreven door Johannes Ewald. De muziek is gecomponeerd door Johann Hartmann. Het is in Denemarken traditie dat dit lied tijdens de jaarwisseling wordt gezongen door een Deens meisjeskoor.
Tekst en vertaling van Der er et yndigt land:
Deense tekst: | Nederlandse vertaling |
---|---|
Der er et yndigt land, det står med brede bøge, nær salten østerstrand, nær salten østerstrand. Det bugter sig i bakke dal, det hedder gamle Danmark, og det er Frejas sal, og det er Frejas sal. | Er is een lieflijk land, dat staat met brede beuken, nabij het zoute oostelijke strand, nabij het zoute oostelijke strand. Het kronkelt zich door heuvel, vallei, het heet oude Denemarken, en het is Freya’s zaal, en het is Freya’s zaal. |
Der sad i fordums tid, de harniskklædte kæmper, udhvilede fra strid, udhvilede fra strid. Så drog de frem til fjenders mén, nu hvile deres bene, bag højens bautasten, bag højens bautasten. | Daar zaten in tijden van weleer, de in harnas geklede reuzen, rustende van de strijd, rustende van de strijd. Dan trokken zij uit, ten strijde met de vijand, nu rusten hun beenderen, achter de menhir van de heuvel, achter de menhir van de heuvel. |
Det land endnu er skønt, thi blå sig søen bælter, og løvet står så grønt, og løvet står så grønt. Og ædle kvinder, skønne mø’r og mænd, og raske svende, bebo de danskes øer, bebo de danskes øer. | Het land is nog altijd bekoorlijk, door het blauw van zijn bochtende wateren, en de bladeren die zo groen zijn, en de bladeren die zo groen zijn. En nobele vrouwen, mooie maagden, en mannen, en gezonde knapen, bewonen de Deense eilanden, bewonen de Deense eilanden. |
Hil drot og fædreland! Hil hver en danneborger, som virker hvad han kan, som virker hvad han kan! Vort gamle Danmark skal bestå, så længe bøgen spejler, sin top i bølgen blå, sin top i bølgen blå. | Leve drost en vaderland! Leve iedere Deen, die werkt zo hij kan, die werkt zo hij kan. Ons oude Denemarken zal blijven bestaan, zolang de beuk weerspiegelt zijn top in de blauwe golven, zijn top in de blauwe golven. |
Uitvoering van het algemene volkslied van Denemarken
Tekst en vertaling van het koninklijk volkslied van Denemarken:
Deense tekst: | Nederlandse vertaling |
---|---|
Kong Christian stod ved højen mast i røg og damp; hans værge hamrede så fast, at gotens hjelm og hjerne brast. Da sank hvert fjendtligt spejl og mast i røg og damp. Fly, skreg de, fly, hvad flygte kan! hvo står for Danmarks Christian hvo står for Danmarks Christian i kamp? | Koning Christiaan stond bij de hoge mast in rook en damp; zijn zwaard hamerde zo snel dat het door de helm en de schedel van de Goot ging. Toen zonk elk vijandelijk schip en mast in rook en damp. Vlucht riep men, vlucht wie vluchten kan! wie kan Deense Christiaan weerstaan wie kan Deense Christiaan weerstaan in de strijd? |
Niels Juel gav agt på stormens brag. Nu er det tid. Han hejsede det røde flag og slog på fjenden slag i slag. Da skreg de højt blandt stormens brag: Nu er det tid! Fly, skreg de, hver, som véd et skjul! hvo kan bestå mod Danmarks Juel hvo kan bestå mod Danmarks Juel i strid? | Niels Juel werd gewaarschuwd door het gebulder van de storm nu is het tijd. Hij hees de rode vlag en versloeg de vijand veldslag na veldslag. Zij riepen er hoog onder het gebulder van de storm: nu is het tijd! Vlucht, riep men, iedereen die een schuilplaats weet! wie kan stand houden tegen Deense Juel wie kan stand houden tegen Deense Juel in een gevecht? |
O, Nordhav! Glimt af Wessel brød din mørke sky. Da ty’de kæmper til dit skød; thi med ham lynte skræk og død. Fra valen hørtes vrål, som brød den tykke sky. Fra Danmark lyner Tordenskjold; hver give sig i himlens vold hver give sig i himlens vold og fly! | O, Noordzee! De opkomst van Wessel gebroken jouw donkere lucht. De strijders zochten toevlucht in je schoot; want met hem rees terreur en dood. In de strijd klonken stemmen, die werden gebroken de dichte mist. Uit Denemarken dondert Tordenskjold! iedereen bezwijkt aan het geweld van de hemel iedereen bezwijkt aan het geweld van de hemel en vlucht. |
Du danskes vej til ros og magt, sortladne hav! Modtag din ven, som uforsagt tør møde faren med foragt så stolt som du mod stormens magt, sortladne hav! Og rask igennem larm og spil og kamp og sejr før mig til og kamp og sejr før mig til min grav! | Jij Deense weg naar glorie en macht, zwartachtige zee! Ontvang je vriend, altijd onverschrokken waagt het gevaar te trotseren met minachting zo trots als jij tegen de kracht van de storm, zwartachtige zee! En snel tussen lawaai en bedrijvigheid en gevecht en mij neer te slaan in en gevecht en mij neer te slaan in mijn graf! |