Vragen blijven rond aanslag op Rauter

10 minuten leestijd
De BMW van Rauter na de aanslag. Rauter is weggehaald; de dode chauffeur is duidelijk zichtbaar (Politiefoto in 'Ik draag u op...')
De BMW van Rauter na de aanslag. Rauter is weggehaald; de dode chauffeur is duidelijk zichtbaar (Politiefoto in 'Ik draag u op...')

In de nacht van 6 op 7 maart 1945 werd de BMW van Hanns Albin Rauter, de hoogste SS-politiebaas in Nederland, bij Woeste Hoeve doorzeefd met kogels. Zijn chauffeur en een adjudant kwamen om het leven; hij raakte zelf ernstig gewond. Uit wraak voor de aanslag werden op 8 maart, op verschillende plaatsen in Nederland, 263 mannen geëxecuteerd, waarvan 117 bij Woeste Hoeve. Het was de grootste massamoord ooit op Nederlandse bodem, die op vrijdag 8 maart om 13 uur bij het monument van Woeste Hoeve opnieuw zal worden herdacht.

Bericht in de illegale krant Het Parool van 17 maart 1945. Nederlandse betrokkenheid bij de aanslag op Rauter werd toen bijzonder onwaarschijnlijk geacht.
Op 17 maart 1945 bleek de verzetskrant al Het Parool al verrassend goed op de hoogte van de details: “Dinsdagavond 6 maart werd de auto van generaal Rauter, die van Arnhem naar zijn hoofdkwartier in Apeldoorn terugkeerde, bij de Woeste Hoeve aangehouden door enkele mannen in Duitsch uniform, die op de inzittenden een aantal schoten losten.” Na de constatering dat op 8 maart “op de plaats van de aanslag 120 Nederlandsche mannen op last van Brigadenführer Schöngarth door de Grüne Polizei” werden gedood, en in heel Nederland 300, volgde de constatering:

“Intusschen is het hoogst twijfelachtig, of de aanslag door Nederlanders werd gepleegd. De leiders der verzetsbeweging hebben er geen opdracht toe gegeven. Het is veeleer aannemelijk, dat de schietpartij door Reuters vijanden uit de Wehrmacht of door N.S.B.-ers werd georganiseerd of dat een der vele groepjes Duitsche deserteurs, die plunderend en roovend over de Veluwe trekken, voor de schoten verantwoordelijk is.”

Bovendien had kolonel b.d. Henri Koot, leider van de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten (NBS), op 14 februari specifiek gewaarschuwd voor represailles tegen hooggeplaatste Duitsers als Seyss-Inquart en Rauter, omdat die toch altijd zouden worden vervangen en moord alleen maar vergeldingsmaatregelen op grote schaal zou uitlokken.

De Duitse propagandadienst plakte na de executies op diverse plaatsen een ‘Bekanntmachung’ aan, dat als gevolg van de aanslag op een Duitse auto ‘eenige honderden terroristen en saboteurs in het openbaar zijn doodgeschoten’.

Vrachtwagen met vlees

Maar de aanslag op Rauter werd niet gepleegd door zijn ‘vrienden’. Hij stuitte op een verzetsgroep uit Apeldoorn, die een vrachtwagen hoopte buit te maken.

Een jaar later maakte Johan Middelbeek in het boek over het Apeldoornse verzet, Ik draag u op… (herfst 1945), duidelijk wat er gebeurd was. Op de avond van 6 maart kwam de tip dat de volgende ochtend 3000 kilo varkensvlees, bestemd voor het Duitse leger, zou worden opgehaald bij een exportslagerij in Epe. Om dat voor te zijn, en tegelijk te voorzien in een gebrek aan eigen transportmiddelen, besloot men een ‘Wehrmachtswagen’ buit te maken, waarmee het vlees eerder moest worden gekaapt.

De ‘Districts-sabotage-commandant’ gaf die opdracht aan zijn plaatsvervanger Geert. Zijn groep verkleedde zich in Duitse uniformen en ’s avonds om tien uur vertrokken zes mannen op de fiets van de Korteweg in Noord-Apeldoorn naar Woeste Hoeve, een gehucht ten zuiden van Beekbergen, aan de weg Arnhem-Apeldoorn.

Hanns Albin Rauter
Geert was Geert Gosens, leider van de G.G.-groep, die al een reputatie als ‘rauwdouwers’ had opgebouwd, voor de duvel niet bang was en er weinig zin in had braaf de orders op te volgen van de NBS. De G.G.-groep van 6 maart omvatte zelfs twee uit de Waffen-SS gedeserteerde Oostenrijkers, Sepp Köttinger en Herman Kempfer. Een overval op een vrachtwagen was al eerder vertoond; daar had toen geen haan naar gekraaid.

Middelbeek deed gedetailleerd verslag van de gevolgen. Onderweg werd in Beekbergen een vrachtwagen aangehouden, die echter ‘een Hollandsche particuliere auto’ bleek te zijn en die men, ‘na een formeele controle’, liet passeren. In het pikkedonker van Woeste Hoeve ‘passeeren eenige wagens waarbij men uit het motorgeronk concludeert dat men met luxe wagens te doen heeft en welke voor het gestelde doel dus ongeschikt zijn. Men laat ze ongehinderd doorgaan’. Dan nadert uit de richting Arnhem een wagen met een zware motor waarvan men naar het geluid te oordelen vermoedt dat het een vrachtwagen is. ‘Het is nu ongeveer half één in de morgen. Sepp ontsteekt het lampje om het stopsignaal te geven’.

Vuurgevecht

De wagen stopt en blijkt ‘een groote open B.M.W. te zijn’. Er zitten, aldus Middelbeek, vier mannen in: twee voor en twee achter. Rechts voorin grijpt een man naar zijn wapen en brult: “Was ist denn los Mensch, wissen Sie denn nicht wie wir sind?”. Als de inzittenden weigeren gehoor te geven aan het bevel om uit te stappen ontstaat een vuurgevecht.

“Geert (…) springt schrijlings op de motorkap en vuurt met zijn Walterpistool twee schoten door de voorruit naar binnen. (…) De beide mannen achterin brengen nu hun machinepistolen aan de schouder, klikken het wapen op scherp, (Geert verandert van positie) waar hij het vuur op de beide mannen opent. Op hetzelfde oogenblik roept hij tot zijn mannen het commando: “Vuur!”

Volgens het verslag lag de auto toen ‘van vier zijden’ onder vuur en ‘was het pleit in no time beslist’ . ‘Er zijn dan twee honderd vier en dertig schoten op de wagen afgevuurd. Dat was achteraf na te gaan aan het aantal geledigde Sten-holders. In de auto moest ‘de inzittende op de rechter voorplaats nog geleefd hebben’, maar hij hield zich dood.

Vervolgens naderde uit het zuiden een Duitse vrachtwagen die even stopte bij de BMW, ongetwijfeld constateerde dat hier een bloedbad was aangericht en na ‘hoogstens vijf seconden’ als een pijl in de boog verder reed naar Beekbergen. De groep nam de wijk naar zijn basis; een schuilplaats in de bossen van Coldenhove bij Eerbeek, nu een bungalowpark.

Volgens de zwaargewonde Rauter passeerden er daarna nog drie vrachtwagens en probeerde hij tweemaal hun aandacht te trekken door schoten af te vuren. Maar Duitse autoriteiten werden kennelijk niet ingelicht, en het feit dat de SS-leider nog steeds niet arriveerde deed in Apeldoorn evenmin alarmbellen rinkelen. Pas in de vroege ochtend van 7 maart werd de auto gevonden door militairen die met een konvooi paarden onderweg was naar het schietterrein De Harskamp. Pas om half negen kwam Rauter aan in het legerhospitaal in Apeldoorn, waar hem onmiddellijk twee liter bloed werd toegediend wat hem – voorlopig – het leven redde.

Incompleet en soms onjuist

De 234 afgevuurde patronen kwamen overeen met het aantal hulzen dat op de plaats van de aanslag werd aangetroffen. Maar er waren drie inzittenden: Rauter, zijn chauffeur Wilhelm Klotz en zijn adjudant, Oberleutnant Erwin Exner achterin, en geen vier. Het verhaal over ‘De Rauter-ramp’ in ‘Ik draag u op…’ werd wel de oerversie in de geschiedschrijving over de aanslag op Rauter, die vervolgens in vrijwel alle bronnen is overgenomen. Zoals ook door dr. L. de Jong, die het in Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (deel 10b, eerste helft, pag. 438) heeft over De zogenaamde aanslag op Rauter.

Maar het verhaal van Middelbeek “is niet compleet en op belangrijke details zelfs onjuist”. Dat beweert journalist Richard Schuurman, die op een bijzondere manier betrokken raakte bij ‘de raadsels van Woeste Hoeve’. Als redacteur bij de Zwolse Courant vond hij in 1991 een brief op zijn bureau van een Poolse vrouw die wilde weten wat er met haar broer gebeurd was; een vliegenier die op 30 mei 1944 een noodlanding maakte ‘in de Zwollen zone’. Binnen enkele weken kwam hij te weten dat deze Czeslaw Oberdak was opgevangen door de Ondergrondse en later in Amsterdam terecht kwam. Wat er verder gebeurde was niet duidelijk, al waren er geruchten dat hij gefusilleerd was en een tip dat er na de executies bij Woeste Hoeve twee ‘onbekende Nederlanders’ waren begraven.

De brief leverde een zaterdagreportage op, maar de vraag wat er precies met Oberdak gebeurd was zou Schuurman nog achttien jaar bezighouden. Het spoor leidde naar Woeste Hoeve, waar op 8 maart door de Duitsers 117 ’terroristen en saboteurs’ waren geëxecuteerd, waaronder die twee ‘onbekende Nederlanders’. In 2007 werd definitief vastgesteld dat één van hen Oberdak was. Sinds december 2009 rust hij in Poolse aarde.

Het eerste bord dat op de plaats van de aanslag werd neergezet: ‘Op 8-3-’45 werden hier 117 Vaderlanders door de Duitsche overweldigers op gruwzame wijze vermoord’ – Foto: Spoor naar Woeste Hoeve

Fascinerend onderzoek

Spoor naar Woeste Hoeve
Schuurman heeft zijn zoektocht beschreven in een fascinerend boek, Spoor naar Woeste Hoeve. Het spoor van Oberdak langs onderduikadressen zorgt voor een levendige beschrijving van de hulp van de Ondergrondse aan de verschillende categorieën mensen die niet meer op straat konden komen – Joden, mannen die zich onttrokken aan de Arbeitseinsatz en geallieerde piloten – en van een Sinterklaasfeest in Amsterdam dat op de Pool wel een heel vreemde indruk moet hebben gemaakt. Daarvan zijn in het boek zelfs unieke onderduikfoto’s afgedrukt, maar het was wel ‘de laatste leuke avond’ in het leven van Czeslaw Oberdak.

Want op 6 december 1944 leek het niet meer veilig op het onderduikadres en verhuisde hij naar de Veluwe. Zijn schuilplaats in de bossen werd door stom toeval ontdekt en hij werd als ‘Todeskandidat’ gevangen gezet in De Kruisberg in Doetinchem. Daar werd in de vroege ochtend van 8 maart een groep van 25 mannen opgehaald om bij Woeste Hoeve geëxecuteerd te worden. Dat Oberdak daarbij zat bleef nog lang onduidelijk.

Tijdens zijn onderzoek stuitte Schuurman in de bestaande literatuur op zoveel onbevredigende details, dat hij besloot op zoek te gaan naar zoveel mogelijk originele bronnen. Zijn speurwerk bracht hem in archieven in onder meer Amsterdam (NIOD), Den Haag, Apeldoorn, Hannover en Brussel en de resultaten worden in zijn boek zeer gedetailleerd beschreven. In Wereld in Oorlog legde hij begin dit jaar uit:

Ik heb gepoogd de vraag te beantwoorden die Woeste Hoeve altijd heeft omgeven: kwam het op de Arnhemseweg nu echt bij toeval tot een ontmoeting tussen de Groep Gosens en Rauter, of stond de onverschrokken Apeldoorner de beruchte SS-leider er die avond op te wachten? (…) Dat het alleen toeval is geweest lijkt mij niet zo zeker.

Het huidige monument bij Woeste Hoeve, vervaardigd door Tirza Verrips, markeet sinds 1992 de plaats van de aanslag. De glasplaat is sindsdien tweemaal vernieuwd. – Foto: Spoor naar Woeste Hoeve

Vraagtekens

Hij geeft geen definitief antwoord, maar wijst er wel op dat het basisverhaal van Middelbeek – ze wilden een Duitse truck stelen om bij een slachthuis in Epe vlees te roven – nooit door anderen is bevestigd of aangevuld, zodat het oncontroleerbaar is. Dat Gosens bekend stond als een ‘wilde rauser’, een ongeleid projectiel die voor speciale karweitjes werd ingeschakeld. Dat er bij het Apeldoornse verzet ‘veel angst en vrees voor de aan niets en niemand gebonden GG-groep was ontstaan’. Dat de groep werd gewantrouwd omdat Gosens er een stuk of acht Duitsers en Oostenrijkers in had opgenomen. Dat BS-leider Gijs Numan in 1970 in een brief stelde dat het vlees in Twello lag en niet in Epe, en dat ‘enkele van mijn ploegen’ vrachtwagens hadden moeten stelen om het te bemachigen – onbekend is of een ander dan wel in (een deel van?) die opdracht was geslaagd. De brief suggereert bovendien dat hij de opdracht tot de overval gaf op Coldenhove. Als dat klopt, waarom ging de groep dan eerst naar de Korteweg in Noord-Apeldoorn (bij Het Loo) en daarna weer terug langs Beekbergen en niet naar bijvoorbeeld de weg naar Amersfoort; in Sperrtijd?

Middelbeek zelf schreef in 1947 in een brief dat hij nog steeds geen hoogte kon krijgen van Gosens, zijn makker in het Apeldoorne verzet, wat wel verklaarbaar was: ‘wie zweeg er niet na de oorlog?’. Peter Otterloo van de Apeldoornse Courant kreeg Gosens in 1995, vijftig jaar na de aanslag, met moeite aan de praat en concludeerde: ‘Gosens maakt eerder de indruk dat hij bepaalde dingen verzwijgt, omdat er destijds afspraken zijn gemaakt door vrienden. Kameraden hebben elkaar iets beloofd en die belofte wordt nagekomen’.

Bericht in het Parool

Er zijn ook geruchten zonder een spoor van bewijs. Dat niemand minder dan prins Bernhard opdracht had gegeven Rauter uit de weg te ruimen, als wraak voor de executie op diens bevel van zijn persoonlijke assistent jonkheer Willem Roëll in 1942, maar dan zou de bevelhebber van de BS in strijd met de instructies van zijn eigen commandant Koot hebben gehandeld. Maar Bernhard kende Gosens wel en zou hem na de oorlog zelfs vrij hebben gekregen toen hij vastzat wegens autobandendiefstal.

In het archief van de communistische partij CPN dook in 1995 een verslag op van een afgeluisterd gesprek op het NSB-hoofdkantoor met uitspraken als ‘Als ik had geweten dat er zoveel Hollanders zouden worden neergeschoten, hadden we het beter niet kunnen doen’ en het antwoord ‘Dat geeft niets, het zijn toch allemaal communisten, die hebben we straks niet meer tegen ons’; maar het bleef bij die ene aanwijzing.

Rauter zelf geloofde tot zijn dood in een bewuste aanslag: er hadden twee lieden met lampen gestaan, waarvan er één het kenteken controleerde. ‘Dat doe je alleen als je zeker wilt zijn van de auto’. Na afloop van de schietpartij had iemand in zijn gezicht geschenen en geroepen: ‘Hij is dood’. ‘Hoe kom je er bij dat te roepen als hij me niet had herkend?’

Eén man veroordeeld

Intussen is vrijwel iedereen overleden die nieuw licht op de zaak zou kunnen werpen. Wat bij Schuurman rest is het onbevredigende gevoel dat voor de grootste massamoord op Nederlandse bodem, die bedacht, georganiseerd en uitgevoerd moest worden, maar één man in de cel heeft gezeten: Oskar Gerbig, SD-Einsatzkommandführer van de post Apeldoorn. Veel anderen moesten weliswaar terechtstaan, maar hun aandeel bij de wraak om Rauter was slechts een onderdeeltje van hun aanklacht. Geert Gosens, wiens betrokkenheid bij de aanslag toen toch ook wel vaststond, is nooit als getuige opgeroepen. De omvang van de ‘Zaak Woeste Hoeve’ is de rechters volgens Schuurman volstrekt ontgaan.

Er is niet één zaak geweest, maar verschillende rechtszaken tegen verschillende personen op verschillende momenten, die elk op hun eigen juridische argumenten zijn gewogen en beoordeeld. (…) Meer samenhang en behandeling in één grote rechtszaak had bij de rechters tot een breder inzicht en vrijwel zeker tot een ander oordeel geleid. Dan waren verbanden tussen gebeurtenissen en personen, die nu niet of te laat zijn opgemerkt, beter zichtbaar geweest. (…) Een speciaal proces over de executies bij Woeste Hoeve was destijds op zijn plaats geweest.

En er is nog een losse draad in het verhaal, waarvan de oplossing geen stap dichterbij is gekomen: wie was die laatste ‘onbekende Nederlander’? “Vaststaat dat hij meekwam met het transport dat uit Colmschate bij Deventer werd aangevoerd”. Het dossier in de Werkgroep vermiste personen Tweede Wereldoorlog is nog niet afgesloten.

Boek: Spoor naar Woeste Hoeve – De zoektocht naar de geëxecuteerde piloot Czeslaw Oberdak

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×