Het is een vertederend tafereel: vier jongetjes poseren gniffelend voor de camera. Een heeft zijn armen om zijn twee vrienden heen geslagen. Ze lijken verlegen, maar ook nieuwsgierig, écht bang voor de camera zijn ze niet. Misschien dat de fotograaf een grapje maakte, ze lachen in ieder geval vrolijk.
Twee van hen dragen houten klompen, de andere leren schoenen. Bij het linker jongetje lijken ze iets te groot, zijn voet zakt een beetje scheef. Als illustratie zou het zomaar een scène kunnen zijn uit Ot en Sien, uit Dik Trom of uit de boekjes van W.G. van de Hulst. Allemaal Nederlandse kinderboeken die rond de eeuwwisseling zijn geschreven. Hoewel ze op ons nogal braaf overkomen, vormen ze voor die tijd een breuk met het verleden.
Dik Trom bijvoorbeeld was een personage uit een kinderboek dat veel kattenkwaad uithaalde. Het stond in sterk contrast met het oude kinderboek De brave Hendrik (1810) waarin gehoorzaamheid als belangrijkste deugd werd gepresenteerd.
‘Veel mensen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zo gehoorzaam is, en omdat hij zich zo vriendelijk jegens ieder gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad. Er zijn wel kinderen, die hem niet liefhebben. Ja, maar dat zijn ook ondeugende kinderen. Alle brave kinderen zijn graag bij Hendrik. Kinderen, die met Hendrik omgaan, worden nog braver, want zij leren van hem, hoe zij handelen moeten. Als Hendrik zo braaf is, dan zal hij ook zijn ouders wel liefhebben. Alle brave kinderen hebben hunne ouders lief. Ja, hij heeft zijn ouders zeer lief, daarom is hij ook altijd zo vrolijk en vergenoegd’.
Dik Trom daarentegen deed precies wat niet mocht: ‘Dik ging vooruit, en alle jongens, behalve Bruin, volgden hem. Weldra waren zij, waar zij wezen moesten. Ze hielden zich doodstil, want voor den veldwachter hadden zij niet weinig ontzag. […]
“Nu vooral doodstil zijn, hoor!” fluisterde Dik. Hij bond den draad met het steentje aan de speld vast, en sloop onhoorbaar zacht den tuin in. […]
“Zeg jongens, nu moet je allen op een flinken afstand gaan staan, zodat je dadelijk de vlucht kunt nemen, als de veldwachter buiten komt. Wanneer hij je dan hoort lopen, denkt hij natuurlijk, dat een van jullie de dader is. Op die manier heeft hij in mij geen erg, en jullie kan hij toch niet krijgen. Wat zal hij dan kwaad worden!”
Het was het begin van een nieuwe fase in de Nederlandse geschiedenis waarin er meer aandacht kwam voor de ontwikkeling van het kind
Boek: Vergeten Nederland – Gerard Kamp
Andere fragmenten:
De jagers van De Wilde Faisanterie (1896)
Krengenslagers uit Wijhe (1912) – “Giftmengers der openbare gezondheid”
Welke kleur ogen had Charles Darwin?