Biograaf Hans Werkman heeft de vroegste gedichten van Willem de Mérode gevonden. Tot voor kort dacht men dat deze gedichten niet meer bestonden.
Dichter Willem de Mérode, pseudoniem van Willem Eduard Keuning (1887-1939), wordt gezien als hoofdfiguur van de protestants-christelijke dichters gedurende het interbellum. In 1907 werden gedichten van hem geweigerd door het tijdschrift Groot Nederland. Daarna schreef de beginnend dichter uit teleurstelling twee jaar niet.
Tot voor kort dacht men dat deze vroegste gedichten niet meer bestonden, maar recent zijn ze dus gevonden door De Mérode-biograaf Hans Werkman.
De vondst viel ongeveer samen met de verschijning van Werkman’s boek Bitterzoete overvloed, de wereld van Willem de Mérode. Dit boek over de dichter verscheen een maand geleden bij uitgeverij Aspekt.
De vroegste gedichten werden gevonden in het door De Mérode nagelaten literaire archief. Biograaf Hans Werkman had dit archief wel vaker ingezien, maar vond de ‘verdwenen gedichten’ pas onlangs toen hij werkte aan de inventarisatie van het archief.
Werkman vond de gedichten tijdens het doorzoeken van de vele schriften waarin De Mérode gedichten van anderen had overgeschreven. Voor het eerst zag hij dat achterin een van deze schriften tien gedichten stonden zonder een naam eronder, maar wel met correcties en een datum. Werkman herkende meteen de stijl als die van de jonge Willem de Mérode.
De tien gedichten werden geschreven tussen 1 juli en 10 augustus 1907. Volgens Werkman gaat het om “poëzie van een nog ongeoefende maar getalenteerde dichter”. Opvallend zijn enkele ‘dorpsgezichten’ vol van een harmonie die bij de jonge De Mérode uitzonderlijk was:
Een lange, rechte weg weer en op zij
De schaduw van mijn fiets. Het zonlicht blinkt
Op ’t nikkel van mijn stuur. Een liedje klinkt.
Zing ik dat liedje? ’k Ben zoo vrij, zoo blij.
Een dag later schreef de dichter een veel zwaarmoediger gedicht, waarin thema’s als eenzaamheid, liefde en verlangen aan bod kwamen:
Herdenkend, wat mijn hart verloren heeft,
Vind ik geen vrede meer in d’avondvree…..
Mijn liefste, ’k ben zoo eenzaam; kom, o kom!
De Mérode-biograaf Hans Werkman werkt aan een artikel over de vondst van de gedichten. Vermoedelijk wordt dit artikel, samen met de gedichten, rond september 1912 gepubliceerd. Het is dan 125 jaar geleden dat Willem de Mérode werd geboren.
Dichter Willem de Mérode werkte aanvankelijk als onderwijzer in Uithuizermeeden. Na vanwege homoseksuele handelingen te zijn veroordeeld en acht maand gevangen te hebben gezeten, trok hij zich terug en verliet hij de Gereformeerde Kerk. De Mérode schreef onder meer voor protestantse bladen als Ons Tijdschrift en Opwaartsche Wegen.