Deze week betoogde de Vlaamse historicus Vigor Clius op dit geschiedenisforum dat Nederlanders schaatsen omdat het schaatsen een uitlaatklep is voor calvinisten, die immers geen carnaval vieren en ook wel eens uit het strakke keurslijf van de kerk willen ontsnappen. Dat was althans de kern van zijn betoog: op het ijs zouden calvinisten loskomen van religieuze wetten en regels. In dit artikel voer ik argumenten aan waarom die stelling onjuist is.
Dat we als katholieken en andere vrijzinnige mensen calvinisten graag uit de band zien springen, is eerder een wensgedachte dan iets wat daadwerkelijk gebeurt. Op zondag zitten alle calvinistische schaatsers immers braaf in de kerk. Niet omdat het moet, maar omdat ze er zelf van overtuigd zijn dat dat goed is. God is overal, ook op het ijs. Wie de documentaire Zwart IJs (hier te bekijken) heeft gezien, weet dat anno 2014 de echte calvinist nog steeds veel moeite heeft met schaatsen op zondag. Menig calvinist zal de Elfstedentocht op zondag aan zich voorbij laten gaan, hoe sterk de wens deze monstertocht te rijden ook is. Het levert voor bijna allen gewetensnood op. De zondagsrust was heilig om in katholieke termen te blijven. Het ijs was op zondag dus voor de katholieken. Wie in de Kaagregio een tocht ging schaatsen, weet dat je in de calvinistische dorpen geen stempel kon krijgen. Op zondag werd niet gestempeld. Alleen in de katholieke dorpen kon je een bewijs krijgen dat je langs geschaatst was.
Nu zult u zeggen: “maar het zijn toch vooral protestanten die schaatsen en katholieken die fietsen.” Dat is op zich juist. Maar dat is toeval. De geografie bepaalde namelijk de sport die je beoefent. Het natuurijs ligt nu eenmaal vooral in calvinistisch gebied. In het katholieke zuiden kun je op enkele plassen na nauwelijks schaatsen op natuurijs. De beschikbaarheid van natuurijs speelt een grote rol.
Dat gold ook voor gebieden als de Fens in Oost-Engeland en Noordwest Vlaanderen. De delta van de Theems is het gebied dat bekend staat als de Fens ten oosten van Cambridge. De delta is door Nederlanders drooggelegd en ook daar liggen honderden kilometers kanaal. Aan het eind van de Kleine IJstijd was schaatsen in de Fens ongekend populair. ’s Werelds beste schaatsers kwamen in de negentiende eeuw uit de Fens. En niet omdat het calvinisten waren. De oudste schaatsschilderijen komen nota bene uit het katholieke Vlaanderen, de oudste afbeelding van een schaatser ook. Het is een margetekening van een Vlaams gebedenboek. Ook in het ‘donkere zuiden’ was schaatsen ongekend populair. Met het calvinisme heeft dat niets te maken.
Wat dan wel? Waarom schaatsen we? Ik denk dat het beste antwoord is: de ervaring zelf. De dichters wisten het al, schaatsen geeft je vleugels. Je komt bijna los van de aarde, nog slechts 3 millimeter verbindt je met de wereld. Schaatsen is een fantastische ervaring als je een beetje onder de knie hebt. Daar komt nog bij dat de sfeer op het ijs geweldig is. Je raakt heel gemakkelijk in gesprek met mensen en vele schaatsers vonden de liefde op het ijs. Dat we even uit onze dagelijkse bezigheden zijn helpt daarbij.
Het beste antwoord op de vraag waarom we schaatsen is dus: we schaatsen omdat het kan. We vieren ook geen overwinning op de strijd tegen het water, die strijd maakt het ons juist mogelijk om te schaatsen. En dat geldt dus niet alleen voor calvinisten. Ook Brabanders houden van schaatsen en hebben al menige gouden medaille gewonnen. Voordat Ids Postma de eerste gouden medaille voor Friesland won, had Brabant er al drie op zak. Het ijs is van iedereen.