Wie in de openbare ruimte de boel op stelten zet of bijvoorbeeld een rel ontketent, wordt wel eens een raddraaier genoemd. Waar komt dit woord eigenlijk vandaan?
Antwoord geven op de vraag is nog helemaal niet zo eenvoudig. Wie op zoek gaat naar de herkomst van spreekwoorden en gezegden neemt vaak een kijkje in een boek uit begin twintigste eeuw van de bekende taalkundige F.A. Stoett (1863-1936). Hij schreef in 1912 het volgende over het woord raddraaier:
“d.w.z. de aanvoerder, de aanstoker, de bewerker bijv. van een oproer; hd. ein Rädelsführer1); eig. degeen, die het rad draait, waardoor eene machine in beweging wordt gebracht;”
In de databank oude beroepen H.M. Lups vonden we nog de volgende uitleg:
“Werkzaam op de lijnbanen – Hield het wiel in beweging waarmee men de touwen in elkaar draaide. Was veelal kinderarbeid. De term werd ook in ongunstige zin gebruikt: aanstichter van een beweging van verzet.”
Raddraaier in de Koppelpoort
Dan is er tot slot nog een aardig verhaal over de Koppelpoort in Amersfoort die een logische verklaring biedt voor het woord. Deze stadspoort moest elke dag geopend en gesloten worden. Voor deze zware en gevaarlijke klus zouden zogenaamde ‘raddraaiers’ zijn ingeschakeld. Het ging dan doorgaans om veroordeelde misdadigers. Per keer moesten twaalf mannen de poort openen door gelijktijdig in een rad (tredmolen) te lopen. Hiermee zetten ze het schot voor de poort in beweging, maar dat was dus niet zonder gevaar. Het was bijvoorbeeld belangrijk dat men precies tegelijk begon en even snel liep. Wie het ritme niet volgde, liep het risico te vallen om vervolgens enkele botten te breken.
De historische Koppelpoort is vandaag de dag opengesteld voor het publiek. Gasten mogen tijdens een bezoek zelf in de Amsersfoorse tredmolen het schot in beweging proberen te brengen. Wie daarin slaagt krijgt na afloop een ‘raddraaier’-diploma.