Natuurlijke grenzen zijn van groot belang in historisch onderzoek, zo betoogde in de jaren 1920 de Franse Annales-school. Haar type onderzoek, de historische geografie, staat de laatste tijd in Nederland weer ruimschoots in de belangstelling. Zo lanceerde Uitgeverij Verloren in maart 2016 het Tijdschrift voor Historische Geografie (THG) en verschijnen er regelmatig boeken rond deze thematiek.
Reden genoeg om aansluiting te zoeken bij deze trend door te kijken naar het historisch functioneren van geografische grenzen. In de Nederlandse geschiedenis hebben met name waterlinies een belangrijke rol gespeeld in de landsverdediging. De Hollandse Waterlinie (1672-1940) en de IJssellinie (1953-1963) vormden twee belangrijke watergrenzen. Wat was hun doel en hoe functioneel waren ze wanneer het water aan de Hollandse lippen stond?
Hollandse Waterlinie
De Hollandse Waterlinie ontstond vanaf 1672. De verdedigingslinie was samengesteld uit een reeks polders tussen de Zuiderzee en de Biesbosch, die men bij dreigend oorlogsgevaar onder water zette. Veertig centimeter water over een breedte van drie tot vijf kilometer bleek voldoende om vijandelijke legers tegen te houden: dit is net te diep om te doorwaden en net te ondiep om te bevaren. De waterlinie moest de dichtbevolkte, machtige en rijke kern van de Republiek beschermen. In 1815 beval koning Willem I dat de waterlinie verlegd moest worden, zodat ook de stad Utrecht binnen het beschermde gebied viel. Daarvoor, eind achttiende eeuw, was bij de Utrechtse Heuvelrug de Grebbelinie aangelegd, maar die was vooral bedoeld om een vijandelijke opmars uit het oosten te vertragen en zo tijdwinst te boeken voor de inundatie (onderwaterzetting) verderop. In de negentiende eeuw vond tevens de aanleg van de Stelling van Amsterdam plaats, die diende als laatste horde voor de vijandelijke troepen.
De verdedigingslinie is enkele keren belaagd door buitenlandse legers. De eerste test was het Rampjaar 1672, toen onder meer Franse troepen de Republiek binnenvielen en de Hollanders haastig gebieden onder water zetten. Deze geïmproviseerde actie hield de vijandelijke legers tegen, waarop men besloot om een duurzame waterlinie te realiseren: de Hollandse Waterlinie. Toch openbaarde zich meteen een ernstige zwakte, toen eind december 1672 door de invallende vorst eenheden van het Franse leger de Oude Rijn wisten over te steken. Gelukkig voor de Hollanders hield de vorst maar kort aan. Teleurstellender was de zeer koude winter van 1794-1795, toen opnieuw Franse troepen Nederland binnenvielen.
Door de strenge vorst was de waterlinie een ijslinie geworden. Voor de Fransen was het hierdoor een koud kunstje om Utrecht aan te vallen en te veroveren. Een waterlinie is dus best nuttig, maar dan moet het niet gaan vriezen. Naast dit euvel bleek dat het Nederlandse reliëf bepaalde gebieden droog liet staan. Op die plekken bouwde men forten om de vijand te beschieten.
Met de insluiting van Utrecht kwam in 1815 de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot stand. Deze bleef tot 1940 operationeel. Althans op papier, want in deze periode kon de waterbegrenzing zich niet ‘bewijzen’ omdat Nederland niet aangevallen werd. Wel is de waterlinie in dit tijdvak drie keer in staat van paraatheid gebracht: in 1870 tijdens de Frans-Duitse oorlog, gedurende de Eerste Wereldoorlog en in 1939-1940, toen Duitsland Europa wilde veroveren. Toen het er in 1940 echt op aan kwam, bleek de waterlinie helaas volstrekt nutteloos te zijn. De Duitse vliegtuigen vlogen gewoon over de linie heen en dropten moeiteloos parachutisten en bommen op de beoogde kerndoelen in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. De luchtvaart had de Hollandse Waterlinie vleugellam gemaakt.
IJssellinie
De Koude Oorlog veroorzaakte meteen daarna een nieuwe oorlogsdreiging, die aanhield tot het uiteenvallen van Sovjet-Unie in 1991. Het ‘rode gevaar’ leidde beginjaren 1950 tot het plan om een waterlinie te realiseren van Kampen tot aan Millingen aan de Rijn. In het geval van een Russische aanval zou het gebied van de IJssel tot de Rijn met zinkbare pontons geïnundeerd worden om de aanvallers op te houden. Zo had in het gebied ten westen van de IJssel het NAVO-leger extra tijd om zich te groeperen, of om te vluchten, en kon een groot deel van de Nederlandse bevolking in veiligheid worden gebracht.
Dit project, de zogenoemde IJssellinie, kwam gereed in 1953 en bleef operationeel tot 1963. Vanuit historisch, militair en praktisch perspectief was de IJssellinie – die naar verluidt is bedacht door staatsecretaris Joop Haex (1911-2002) – een onvoorstelbaar dwaas plan. Typerend genoeg was dat generaal Bernhard Montgomery bij het zien van de IJssel ‘I can jump over it’ schamperde. De Duitse vliegtuigen hadden overduidelijk laten zien dat waterlinies achterhaald waren. Alsof dat nog niet voldoende was, hadden Hitlers V2-raketten, de Amerikaanse atoombommen Fat Man en Little Boy en de waterstofbom – die inmiddels ook in Russische handen was – aangetoond dat je via het luchtruim op afstand tienduizenden mensen kon doden en zo een samenleving kon ontwrichten.
Echt praktisch was plan-Haex ook niet. Want hoe houd je een 127 kilometer lange verdedigingslinie met 260 km² grondgebied geheim, met zoveel betrokken partijen: bewoners, waterschappen, boeren, de regering en het leger? Weinig sociaal en praktisch was het op voorhand opgeven van één miljoen mensen die ten oosten van de IJssel woonden en bij een aanval met z’n allen mochten proberen om via de Afsluitdijk het veilige West-Nederland te bereiken. Het handjevol lokale bunkers met luchtafweergeschut kon de overduidelijke tekortkomingen van het IJssellinie-plan niet compenseren.
Toen in 1955 de Bondrepubliek Duitsland toetrad tot de NAVO, kwam het verdedigingsgebied veel oostelijker te liggen. De IJssellinie verloor haar defensieve functie en werd in 1963 ontmanteld. In haar tienjarig bestaan was ze driemaal in staat van paraatheid gebracht, maar nooit ingezet. Gelukkig maar, want de vijand wist alles al. Toen de Russen in 1991 op staatsbezoek kwamen, overhandigden ze hun Nederlandse gastheren een fles wodka om het ijs te breken, gevolgd door een fraaie Russische stafkaart uit 1954/55. Hierop stonden, akelig precies, de IJsselliniebunkers en bijhorende strategische plekken afgebeeld.
Artikel in het kader van de Maand van de Geschiedenis
Boek: De staat van de Delta. Waterwerken, stadsontwikkeling en natievorming in Nederland
– Han Meyer, De staat van de delta (Nijmegen: VanTilt, 2016).
– http://www.hollandsewaterlinie.nl/ (pageview 16 juli 2016).
– De IJssellinie. Een voormalige verdedigingslinie tegen een Russische invasie, 1950-1968 (Olst: Stichting IJssellinie, 2012-2014), drie delen.