De Wetstraat 16 komt als politiek machtscentrum van de Belgische federale regering vaak ter sprake in de media. Niet verwonderlijk, want op dit adres bevindt zich immers het kantoor van de premier, zijn kabinet en kanselarij. Minder bekend bij het grote publiek is dat achter de plechtstatige gevel van het neoclassicistische gebouw een boeiende geschiedenis schuilgaat. Een kennismaking:
De ontstaansgeschiedenis
Op het einde van de achttiende eeuw, meer bepaald in 1782, ontwierp architect Louis Montoyer (1747-1811) op vraag van Adriaan Willem van Renesse (1709-1785), de toenmalige abt van de Leuvense Sint-Gertrudis abdij, een nieuw refugehuis aan het Warandepark in Brussel. Door te kiezen voor een neoclassicistische bouwstijl zorgde Montoyer ervoor dat het pand een harmonieus geheel vormde met de rest van de rond het park gelegen gebouwen die eerder door de bekende Franse architect BarnabƩ Guimard (1734-1805) waren opgetrokken.
Het verdere verhaal
Tussen 1815 en 1830, onder de regering van koning Willem I (1772-1843), deed het gebouw dienst als Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Na de Belgische revolutie en afscheuring van Nederland, werd het voormalig refugehuis eigendom van de adellijke familie de Ligne die het in 1847 doorverkocht aan de Belgische Staat waarna het gebouw gebruikt werd om er afwisselend verschillende ministeries in onder te brengen.
Een nieuwe bestemming
In september 1944, bij de bevrijding van Brussel door de geallieerde troepen, besloot de toenmalige Eerste Minister van Belgiƫ, Hubert Pierlot (1883-1963), om in de Wetstraat 16 kantoor te houden. Het imposante herenhuis werd in de loop van de daaropvolgende jaren meermaals verfraaid en heringericht.
Een kijk binnenin
Naast het kantoor van de premier en de bureauās van zijn directe medewerkers en adviseurs bevindt zich de āLila-zaalā. De benaming ervan verwijst naar de lilakleurige versieringen op de plafondlijsten van de zaal. Tot eind jaren zestig van de vorige eeuw deed deze ruimte dienst als vergaderzaal voor de wekelijkse ministerraad. Nadien hielden de ministers hun vergadering op de tweede verdieping waardoor vandaag de āLila-zaalā nog maar sporadisch gebruikt wordt voor werkvergaderingen of om er gasten te ontvangen.
De op de tweede verdieping gelegen ministerraadzaal kreeg dan weer de ietwat lugubere bijnaam van āde ādoodskistā’, een allusie op de wel zeer specifieke vorm van de vergadertafel die in het midden van het lokaal stond opgesteld en de vorm had van een lijkkist. De enorme lange tafel kwam bij vergaderingen in de jaren zeventig en tachtig echter goed van pas toen sommige regeringsformaties vaak meer dan dertig ministers telden…
In de kelderverdieping van de Kanselarij werd in mei 1992 onder premier Jean-Luc Dehaene (1940-2014) een perscentrum ingehuldigd. Daar licht sindsdien de regering de tijdens de ministerraad genomen beslissingen toe aan de verzamelde pers. Omwille van de ondergrondse locatie kreeg deze zaal algauw door enkele journalisten de toepasselijke bijnaam van āde bunkerā aangemeten.
Op de zolderverdieping van het gebouw werd eind 2007, tijdens de regering van Eerste Minister Guy Verhofstadt, de vroegere archiefzaal heringericht tot nieuwe ministerraadzaal. Daar debatteren de regeringsleden over belangrijke dossiers en de te volgen binnen- en buitenlandse politiek.
Verder zijn er nog de bureauās van de Kanselarij. De medewerkers van deze dienst hebben tot taak de Eerste Minister te ondersteunen bij de voorbereiding, coƶrdinatie en uitvoering van de beleidsbeslissingen. Daarnaast verzorgt de Kanselarij onder andere de communicatie met de bevolking en de diverse vakorganisaties van het land door informatie te verstrekken over de verschillende politieke en economische dossiers die de regering behandelt. Voorts houdt de dienst zich onder meer bezig met de promotie van het imago van BelgiĆ« bij de Europese Unie en in de rest van de wereld.
Opnieuw verbouwingswerken
In de nasleep van de terroristische aanslagen in Brussel van 22 maart 2016 bleek uit een vertrouwelijk rapport dat verscheidene regeringsgebouwen, waaronder ook het kantoor en de ambtswoning van de Eerste Minister, onvoldoende beveiligd waren en mogelijk een gemakkelijk doelwit vormden voor nieuwe aanslagen. De regering besloot daarop de nodige fondsen vrij te maken voor aanpassingswerken die de beveiliging van het kantoor van de premier moesten garanderen. Veel ruchtbaarheid rond wat deze werkzaamheden nu precies inhielden en welke concrete maatregelen er waren genomen, werd echter om veiligheidsredenen niet openbaar gemaakt.