Een zakenkabinet is een kabinet waarbij (vrijwel) alle ministers afkomstig zijn van buiten de politiek. Er wordt dan gesproken van ‘vakministers’. Vandaag de dag zijn dergelijke kabinetten vrij bijzonder. Tot 1888 was dit in ons land echter de meest voorkomende regeringsvorm.
Anders dan bij de reguliere meerderheidskabinetten wordt een zakenkabinet niet gevormd door een coalitie van samenwerkende partijen. Veel ministers zijn namelijk helemaal geen lid van een politieke partij. Door deze opzet is de binding met de Tweede Kamer een stuk losser dan bij ‘normale kabinetten’.
Voorstanders van zakenkabinetten wijzen er vaak op dat in deze regeringsvorm meer aandacht is voor de specifieke kwaliteit van de (beoogd) ministers. Tegenwoordig worden posten vaak uitgeruild. De tweede partij van een coalitie levert doorgaans bijvoorbeeld de minister van financiën. Na het uitruilen gaan de partijen binnen de eigen gelederen op zoek naar mogelijk geschikte kandidaat voor de verschillende ministersposten. Omdat alleen leden van de eigen partij in aanmerking komen, is de vijver relatief beperkt. Critici wijzen er verder op dat trouwe partijleden in het huidige politieke klimaat vaak beloond worden en een functie als staatssecretaris of ministers aangeboden krijgen, terwijl ze lang niet altijd veel kennis hebben van het vakgebied waarin ze moeten opereren.
Vroeger was het als gezegd gebruikelijker om vakministers te benoemen dan tegenwoordig. Ministers van Buitenlandse Zaken waren tot 1948 bijvoorbeeld vrijwel altijd diplomaten. Het ministerie van Waterstaat werd lange tijd geleid door personen met specifieke waterstaatkundige kennis en tot de Tweede Wereldoorlog was de minister van Defensie altijd afkomstig uit het militair apparaat.
De Geer I
Het laatste echte zakenkabinet was De Geer I (1926-1929). Gedurende een moeizame formatie werd toen besloten een kabinet te vormen met personen die vrij ver van de politiek stonden. Veel ministers waren afkomstig uit de bestuurlijk-ambtelijke wereld. Volgens Parlement.com had dit kabinet een vrij wankele basis waardoor “geen politiek-gevoelige onderwerpen” behandeld konden worden.
Recente kabinetten hadden soms ook enkele vakministers. Denk aan oud-ziekenhuisdirecteur Ernst Kuipers die de scepter zwaaide op het ministerie van Volksgezondheid en advocaat Ferd Grapperhaus die het voor het zeggen kreeg op het ministerie van Justitie. Deze ministers waren echter wel lid van een politieke partij.
Voor- en tegenstanders
In de recente parlementaire geschiedenis pleitten onder meer Pim Fortuyn, Thierry Baudet (FvD), Caroline van der Plas (BBB) en Pieter Omtzigt (NSC) voor de vorming van zakenkabinetten. Laatstgenoemde schreef in het verkiezingsprogramma van 2023 bijvoorbeeld:
Het moet normaal zijn voor een regering om ook vakministers te hebben die niet lid zijn van een politieke partij.
Tegenstanders zijn er ook. Zo liet Frans Timmermans van GroenLinks-PvdA in het Radio 1 Journaal bijvoorbeeld weten een zakenkabinet een ‘raar idee’ te vinden.
Daarmee depolitiseer je het kabinet en Nederland heeft juist politieke richting nodig.
Ook CDA-leider Henri Bontenbal heeft zijn bedenkingen. Een goed econoom is volgens hem bijvoorbeeld niet automatisch ook een goed minister. In een artikel uit 2020 van politiek wetenschapper Justin Spruit en bestuurskundige Rebecca Plas worden enkele veelgehoorde bezwaren tegen het zakenkabinet aangehaald:
Extraparlementair
Een zakenkabinet is altijd een zogeheten extraparlementair kabinet. Wat dat precies is lees je hier.
Bronnen â–¼
-https://www.ad.nl/politiek/het-zakenkabinet-dat-omtzigt-wil-was-ook-de-droom-van-pim-fortuyn~afb58c97/
-https://www.parlement.com/id/vh8lnhrp8wrx/kabinet_de_geer_i_1926_1929
-Het zakenkabinet: bestuurlijke vernieuwing of dystopie? – Spruit, J.; Plas, R. (2020) https://hdl.handle.net/1887/3212619