Op zaterdag 6 mei wordt Charles in de Londense Westminster Abbey tot koning van het Verenigd Koninkrijk gekroond. Het wordt een gebeurtenis die met veel luisterrijk ceremonieel gepaard zal gaan. Vergeleken met al die pracht en praal zal de kroning van Willem-Alexander tien jaar geleden een kinderpartijtje lijken. De aartsbisschop van Canterbury zal het nieuwe staatshoofd de door alle goud en edelstenen ruim twee kilo zware kroon van Saint Edward op het hoofd zetten en hij zal hem zalven met olie geperst uit olijven die op de Olijfberg van Jeruzalem zijn geoogst.
Ook zal Charles een eed afleggen, waarin hij belooft een goede koning te zijn en zijn rol als staatshoofd van het Britse gemenebest en hoofd van de Anglicaanse Kerk naar beste kunnen te vervullen. Dit zijn zo’n beetje de hoogtepunten van de plechtigheden, maar er gebeurt nog veel meer. Voor wie alles op de televisie wil volgen, belooft het een lange zit te worden.
In een poging het imago van het Britse koningshuis, dat lijdt onder een reputatie van afstandelijkheid en oubolligheid, op te krikken zal de inauguratie van Charles een ‘volkser’ karakter krijgen dan die van zijn moeder Elizabeth zeventig jaar geleden. Onder de genodigden bevinden zich niet alleen vertegenwoordigers van bevriende koningshuizen, hertogen, graven en baronnen, maar ook gewone burgermensen die zich hebben ingezet voor de samenleving. Om te zorgen voor meer diversiteit zullen, naast de bisschoppen van de Anglicaanse kerk, vertegenwoordigers van andere religieuze gezindten een rol spelen tijdens de plechtigheden. Het is, tot slot, de bedoeling dat alle onderdanen van het Britse Gemenebest tegelijkertijd trouw zweren aan Charles.
Frankrijk als voorbeeld
Ondanks deze poging tot modernisering zal het de kijker niet ontgaan dat we te maken hebben met een eeuwenoude traditie die ver teruggaat in de tijd. Wat de kijker vermoedelijk niet weet, is dat al dit ceremonieel, al dit vertoon eigenlijk een slap aftreksel is van wat in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd – alles bij elkaar opgeteld de tijd tussen pakweg 500 en 1800 – werd opgevoerd door de meest prestigieuze en pompeuze monarchie op Europese bodem: de Franse. Tot 1792, toen men tijdens de Franse Revolutie de koning afzette en enige tijd later onthoofdde, kende de Franse monarchie een ceremonieel en een hofleven waaraan geen ander Europees koningshuis kon tippen. Het Britse hofceremonieel en kroningsriten zijn grotendeels imitaties van wat men in Frankrijk had bedacht; Frankrijk, de grote concurrent, maar oppermachtig, in ieder geval als het ging om traditie en rituelen. Het was van Frankrijk dat de Engelsen het grootste deel van hun ceremonies rond koninklijke plechtigheden als inauguraties, huwelijken en begrafenissen overnamen.
De zalving
Bij de inauguratie spelen de kroning en de zalving, zoals gezegd, een grote rol. Het dragen van een kroon, of iets wat daarop lijkt, zoals een diadeem, tiara of een andere indrukwekkende hoofdtooi, is iets wat bij veel volkeren en culturen in gebruik is en wel om de heerser te onderscheiden van zijn onderdanen. Er valt veel over te vertellen, maar waarschijnlijk heeft de zalving meer uitleg nodig. De zalving is een rite die stamt uit de bijbelse, Joodse geschiedenis en in veel middeleeuwse koninkrijken was overgenomen. Tijdens de rite smeerde of smeert een hoge geestelijke, meestal de voornaamste aartsbisschop van het land, gewijde olie op het hoofd en andere lichaamsdelen van de koning. De Fransen maakten daarbij naar eigen zeggen gebruik van een flesje met olie dat rechtstreeks door een duif (de Heilige Geest) vanuit de hemel was aangeleverd en op wonderbaarlijke wijze nooit opraakte – het Britse spul kan daar toch niet tegenop!
Met dit ritueel wilde men laten zien dat de koning door God was uitverkoren en daarom onschendbaar was. Dat was hard nodig, want veel van zijn onderdanen, vooral als ze zelf hooggeboren waren, zagen de koning niet per se als iemand die ver boven hen stond en ze waren in staat korte metten met hem te maken als hij dingen deed die hen niet bevielen. De geschiedenis van vrijwel alle middeleeuwse koninkrijken kent koningen die tijdens opstanden van hun troon werden beroofd, of zelfs van het leven.
De zalving plaatste de koning in een verheven positie en droeg daarom sterk bij aan zijn luister. Het was een teken dat hij op Gods steun kon rekenen in het uitoefenen van de heerschappij. Een gezalfde heerser overwon al zijn vijanden, ten minste dat was de theorie. Koningen gingen daarom onbevreesd op oorlogspad, vooral als de tegenstanders werden gezien als ‘vijanden’ van het ware, christelijke geloof: heidenen, ketters en de ‘ongelovige’ moslims.
Vooral de Franse koningen deden hun best hun reputatie als ‘allerchristelijkste’ koningen waar te maken. Niet alleen door kruistochten tegen de moslims te organiseren om het Heilig Land te bevrijden, maar bijvoorbeeld ook tegen de Zuid-Franse katharen (waarvan ons woord ketter is afgeleid), wat ertoe leidde dat de tot dan praktisch onafhankelijke Languedoc veel hechter werd verbonden aan de Franse kroon. Religie en politiek gingen hand in hand.
Wonderdoende kracht
De goddelijke bijstand en kracht die de koning ontving, vertaalde zich ook in een gewoonte die ons misschien vreemd voorkomt, maar de middeleeuwse mens, voor wie geloof en magie nog dagelijkse kost waren, wel aansprak.
Op vastgestelde dagen van het jaar, kerkelijke feestdagen, hadden de Franse koningen de gewoonte hun handen op de ledematen van zieke onderdanen te leggen, met het doel hen te genezen. Ze waren gespecialiseerd in één ziekte: scrofulose, een tuberculeuze aandoening van de lymfeklieren in de hals. Dit gebruik kwam voort uit het geloof dat de koning als gezalfde des Heren wonderdoende krachten bezat.
Ook deze ceremonie werd, zoals de beroemde Franse historicus Marc Bloch al lang geleden aantoonde, door de Engelse koningen nageaapt. Wel voegden ze er een paar originele elementen aan, zoals het uitdelen van ‘krampringen’, die gedragen om de vinger moesten beschermen tegen epileptische aanvallen. In beide landen is de ceremonie in de vroegmoderne tijd geleidelijk in verval geraakt om in de achttiende eeuw een stille dood te sterven. Volgens de toen overheersende verlichte denkbeelden kon een gebruik dat aan een sterfelijk mens, hoe hooggeplaatst ook, bovennatuurlijke krachten toeschreef de toets der kritiek niet meer doorstaan, omdat het in strijd was met de rede.
We leven nu in een tijd dat veel mensen weer behoefte lijken te hebben aan spiritualiteit, of wat daarvoor moet doorgaan, en mystiek. Wie weet haalt een van Charles’ spindoctors het op een dag in zijn hoofd het gebruik nieuw leven in te blazen om de populariteit van de monarchie, die ook in Groot-Brittannië tanende is, te vergroten.
Om verder te lezen:
De middeleeuwen. Een kleine geschiedenis – Frank Tang
Middeleeuws koningschap – Piet Leupen