Zwartgalligheid betekent depressiviteit, somberheid of zwaarmoedigheid. Het woord is een equivalent van melancholie, een samenstelling van de Griekse woorden μέλας (melas: zwart) en χολή (cholè: gal). Dit zijn twee ‘lichaamssappen’ (humores) die volgens de klassieke leer van de humoren iemands gemoedstoestand bepaalden. Bekende uitspraken rond ‘gal’ zijn: je gal spuwen, ergens Gallisch van worden en iets op je lever – die maakt gal aan – hebben. Maar waar komt ‘zwartgalligheid’ precies vandaan?
Hippocrates van Kos: humorenleer

Hippocrates had een eigen praktijk en een artsenschool op het eiland Kos. Daar onderwees hij zijn leerlingen en bracht hen een krachtige beroepsmoraal bij. Zo formuleerde Hippocrates een artseneed die zijn studenten verplicht moesten afleggen. Deze ‘Eed van Hippocrates’ leggen artsen in Nederland en Duitsland nog steeds af als zij afstuderen. Hippocrates was verre van dom. Zo legde hij de basis voor het medicijn aspirine. Hippocrates gebruikte de extracten uit de wilgenbast als pijnstiller en koortsverdrijver. Isolatie van de werkzame stof uit het wilgenbast-sap leidde in de negentiende eeuw tot de ontdekking van acetylsalicylzuur. In 1899 bracht het Duitse farmaceutische bedrijf Bayer dit middel onder de merknaam Aspirine op de markt.
Zwartgalligheid: te veel zwarte gal
Volgens Hippocrates en zijn navolgers bezaten melancholici te veel zwarte gal. Daardoor leden ze aan zwartgalligheid. Het evenwicht tussen de vier lichaamssappen (bloed, slijm, gele gal en zwarte gal) was dan verstoord. De melancholicus viel ten prooi aan een hevige neerslachtigheid. In zijn denken en doen leek hij op wat wij vandaag een depressief persoon zouden noemen, hoewel melancholie en depressie niet volledig dezelfde lading dekken.

“Zo is iedereen bij wie de zwarte gal in grote hoeveelheid en in koude toestand aanwezig is, traag van begrip en verdwaasd, maar degenen bij wie ze aan de warme kant is en in grote hoeveelheid aanwezig is, raken snel buiten zichzelf, krijgen geniale trekjes, worden snel verliefd en laten zich snel meevoeren door hun hartstochten en begeerten, terwijl sommigen ook praatziek worden.”
Aristoteles’ theorie bloeide weer op tijdens de Renaissance. Zo bouwde de Florentijn Marsilio Ficino (1433-1499) voort op de ideeën van Aristoteles. Ficino schreef genialiteit eveneens toe aan een overschot ‘natuurlijke’ zwarte gal, als tegenhanger van de ‘verworven of vuile’ zwarte gal, die het beoordelingsvermogen en het verstand aantastte. Pas halverwege de negentiende eeuw weerlegde de medische wetenschap de humorenleer definitief.
Lees ook: Claudius Galenus en zijn humorenleer
…en: Van melancholie naar depressie
Lijst van historische uitdrukkingen en gezegden
Boek: Canon van de geneeskunde in Nederland
Bronnen ▼
Philip van der Eijk, Aristoteles. Over Melancholie. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Philip van der Eijk (Groningen: Historische Uitgeverij, 2001) citaat op p.34.