Bij uitgeverij Verloren verscheen Fragmenten van de Vlaamse Roman van de Roos – over minnepijn en liefdesgeluk in de middeleeuwen, lessen in liefde voor lieden van toen en nu.
De Vlaamse bewerking is door de Amsterdamse emeritus hoogleraar Johan H. Winkelman in een modern jasje gestoken. Het Franse origineel – zo’n 22.000 verzen – werd voor 1285 geschreven door Guillaume de Lorris en Jean de Meun. Vooral het deel van de Meun gold als ‘bijbelboek der erotische cultuur’, aldus Johan Huizinga in zijn Herfsttij. Deze gedurfde vertelling was twee eeuwen lang het gesprek van de dag, waarvan liefst 300 handschriften nog altijd getuigen. Rond 1300 verscheen de roman in een Brabantse en Vlaamse vertaling. Winkelman heeft nu de onvolledig bewaarde Vlaamse versie vertaald en aangevuld met fragmenten uit de Brabantse versie.
De roman behandelt een prangende zaak: hoe versiert een ‘heetgebakerde lover’ een lieftallig meisje? Die wat populistische toelichting komt van de achterflap, die verder ‘verbloemde seks’ belooft. Ook zegt de uitgever toe dat het boek niet aan voetnoten of verwijzingen doet, het is ‘ter vermaak opgeleukt met plaatjes’. Tja, gelukkig is niet beknibbeld op de vertaler: Winkelman, geboortejaar 1940, schreef de vertaling van deze ‘verboden liefde’ in een ‘nepparadijs’.
Veel marskramersophef dus over dit stokoude boek. Een breed publiek bereiken. Gaat dat ook lukken?
Aan de vormgeving en opmaak zal het niet liggen, want de afbeeldingen zijn in hun eenvoud domweg prachtig, zowel vanwege de heldere kleuren als de soms dramatische voorstellingen. Gek genoeg komen de miniaturen telkens uit Britse bibliotheken. Zouden de Engelse legers die gegapt hebben tijdens de Honderdjarige Oorlog met en in Frankrijk? De tekst is in kolommen opgedeeld: een voor het oud-Vlaamse origineel, zo nodig aangevuld met de oud-Brabantse variant. Daarnaast een kolom met vertaling. Het derde tekstonderdeel bestaat uit toelichting en uitleg.
Hamvraag: is de afstand in tijd en verhaaltraditie overbrugbaar?
Smoor
Het verhaal is eenvoudig. Een door liefdesverdriet geplaagde jongeman ontmoet een verliefd stel, Jolijs en Florentine, dat over hun liefde vertelt. Jolijs steekt van wal: hij ziet in een tuin een prachtige roos waar hij ademloos naar kijkt. Hij wil haar plukken. Dat gaat echter niet van een leien dakje. Jolijs loopt telkens te hard van stapel en loopt een blauwtje. De roos staat natuurlijk voor Florentine. Zeven jaar is hij vazal van de God der liefde, Cupido, op diens kasteel. In het derde en laatste bedrijf zet Jolijs, geholpen door Cupido, andermaal de aanval in en dringt door tot de Roos. Dan breekt de Vlaamse versie af en gaat het verhaal verder met de Brabantse versie waarin de aanbidder aan zijn gerief komt.
Een vertelling dus in drie bedrijven die op zichzelf goed te volgen is, tenminste het eerste en derde deel. In het middenstuk dat bestaat uit de lessen in liefde en lange uitweidingen is de structuur soms onhelder. Illustraties en verhaallijn gaan uit elkaar lopen, soms moeten de afbeeldingen de verhaallijn overnemen. Onduidelijk is wie er aan het woord is en wat de vaak verspringende nummering van de verzen ertoe doet. De toelichtingen zijn soms brave herhalingen van wat de lezer al las, soms mist (deze) lezer de clou: waar verwijzen de toelichtingen naar? De studieuze lezer leest terug, de plezierlezer raakt de draad kwijt.
Overigens: afstand in verteltraditie kan best aantrekkelijk zijn. Zo wordt Jolijs toegelaten in de tuin door een jonge dame die Ledigheid heet en vooral in haar spiegel kijkt. Na zijn eerste onstuimige maar mislukte versierpoging sluit Vrouwe Jaloezie zowel de Roos als Soete Ontfange op in een toren. Dangier betrekt de wacht. Talloze andere emoties en toestanden worden uitvergroot en vermenselijkt, zoals haat, verraad, gierigheid, nijd, blijheid, schoonheid, gevaar, ze hebben een rolletje op dit toneel der liefde.
Goethe
Dat liefde ook gevaarlijk kan zijn blijkt uit de inleiding. Winkelman – mediëvist én germanist – opent met het gedicht Heidenröslein (‘Heideroosje’) van Goethe. De eerste regel van ‘Sah ein Knab’ ein Röslein stehn’ uit 1770 is overbekend, de rest een stuk minder. Wat een teder liefdesliedje lijkt, mondt uit in aanranding zo niet verkrachting. Een Grimmig sprookje dus. Baseerde Goethe dit op de roman van de roos? Dat blijkt onbekend, waardoor de lezer zich afvraagt waarom we dit uitstapje maken. Mogelijk gaat het om de waarschuwing, dat liefde en lust ook gevaar betekenen, zeker voor het meisje. Zij moet haar eer – haar maagdelijkheid – bewaken. Jongens daarentegen wordt aangemoedigd ‘rozen te plukken’.
De middeleeuwse werkelijkheid was onder de schone schijn van de hoofse liefde ‘bijster ruw’, schrijft Huizinga. De realiteit was er een van achterstelling en geweld tegen vrouwen. Rozen plukken is niet makkelijk, geplukt wórden… riskant. Er zijn heel wat valse minnaars op pad, blijkt uit de tekst:
(…) den gone die valscer minnen sijn gewone Ende ommegaen met haren liegene Om die vrouwen te bedriegene Met haren valscen buseloren Ende seggen hem dat si verloren Hebben eten ende drinken Doer hare minne, daer si omme dinken. Nochtan sie ic dat sie sijn Vetter dan gemeste swijn. | (…) lieden die gewend zijn om valse minne te beoefenen en leugenachtig te werk te gaan om de dames te bedriegen met hun valse beuzelpraatjes en hen wijs maken dat ze door de liefde die hun gedachten beheerst, geen trek meer hebben in hun eten en drinken. Maar ik zie niettemin dat ze vetter zijn dan gemeste varkens. (77) |
Liefdeslessen
In het lange middendeel geven Vriend, Natuur en Oude Vrouw liefdeslessen. Ze zeggen veel onaardige dingen over vrouwen. Toch nemen de raadgevers het ook opvallend vaak voor haar op. Wie zijn liefje slaat of mishandelt, vist achter het net! Ze zal het je niet vergeven en van de liefde komt het dan niet meer. De Vlaamse auteur is eigenlijk best mild, zij het telkens in het licht van het doel: het plukken van de roos.
Valse minne
Ja, soe, bi Gode van Nazareeene, Want wie die meester wilsijn gescouden Boven sijn wijf ende here gehuden, Hine sal van here nemmer twint Met goeder herten sijn gemint, | Ja, bij Jezus van Nazareth, Want wie de baas genoemd wil worden over zijn vrouw en voor haar heer wil doorgaan Die zal door haar nooit Van ganser harte worden bemind (91) |
Haar ding
Al met al is dit middendeel wijdlopig en mist het spanning. Wel is er soms een verrassing. Als Jolijs bij zijn tweede ontmoeting denkt dat een romantisch gestemde Florentine hem eindelijk ‘haar ding’ (!) wil aanbieden, tast hij toe. Maar toornig wijst zij hem de deur! Ze had slechts een hoofse frase uitgesproken. Als Jolijs dat niet begrijpt, moet hij – in Monopoly-termen – maar ‘terug naar Start’. Of zoals de Roos/Florentine hem naroept:
‘Ga nu elders uw kippetje plukken’!
Hoe zit het met de ‘verbloemde seks’? In de Franse en Brabantse versie gaat de roos uiteindelijk voor de pijl, want… Cupido’s boog en Venus vuur zijn onverslaanbaar… De veste wankelt, de wachters vluchten, de burcht valt en de roos moet zich gewonnen geven. Dat moment suprême van seksuele overgave volgt weliswaar de bloemmetafoor, maar laat niets aan de verbeelding over. Verbloemd en tegelijk onverbloemd dus.
Dat uitgeverij Verloren een breed publiek wil bereiken met deze hippe vertaling is natuurlijk mooi. Of dat gaat lukken is de vraag. Wie van de Middeleeuwen houdt komt aan zijn trekken, maar wie een herkenbaar, spannend verhaal verwacht… niet. De afstand in eeuwen en verteltraditie blijft erg groot. Tenslotte: misschien leert het succes van Frits van Oostrom, Herman Pleij en Bart van Loo wel dat de lezer juist de diepte in gesleurd wíl worden en daartoe de vele noten en lange literatuurlijsten voor lief neemt. Die benadering is bewezen succesvol. Afrondend: mooie vertaling, soms herkenbare minnepijn, een te complexe verhaalstructuur. Interessant, ja, maar spannend, nee.
Boek: Fragmenten van de Vlaamse Roman van de Roos (ca. 1300)