Cornelia Lamme – Nederlandse schilderes

1001 Vrouwen
4 minuten leestijd
Oude man met baard en muts - Cornelia Lamme
Oude man met baard en muts - Cornelia Lamme (Rijksmuseum)

Cornelia Lamme (1769-1839) groeide met haar jongere broer Arnoldus (1771-1856) op in een Dordts kunstenaarsmilieu. Haar vader was landschaps- en behangselschilder en maakte tevens kopieën naar oude meesters als Albert Cuyp. Van hem leerde zij schilderen en kreeg zij een goede, algemene ontwikkeling mee.

Cornelia Lamme (1769-1839)
Zij beheerste het Frans, Duits en Engels, musiceerde en was zeer belezen. In 1787, toen het Pruisische leger de stadhouder te hulp kwam, moest het gezin Lamme de Republiek ontvluchten vanwege vaders patriottische opvattingen. Ze vertrokken naar de Zuidelijke Nederlanden, waar zij twee jaar in ballingschap leefden.

Huwelijk en weduwschap

In 1789 keerde het gezin Lamme terug naar Dordrecht. Daar trouwde Cornelia in 1794 met Johan Bernard Scheffer, een portretschilder die afkomstig was uit Homburg in Hessen-Kassel. Hun eerste kind kwam een kleine vier maanden na hun huwelijk ter wereld. Daarna volgden er snel na elkaar nog vijf. Van deze kinderen zouden drie jongens volwassen worden: Arie (1795-1858), Karel Arnoldus (1796-1853) en Henry (1798-1862). Het gezin verhuisde in 1798 van Dordrecht naar Den Haag, vervolgens in 1801 naar Rotterdam en ten slotte in 1803 naar Amsterdam. Het waren geen gemakkelijke jaren, want Johan Scheffer kwam regelmatig in conflict met zijn opdrachtgevers, waardoor hij opdrachten ook weer kwijtraakte. Juist toen hij in Amsterdam een aanstelling had gekregen als hofschilder van koning Lodewijk Napoleon, overleed hij, 45 jaar oud. Aan Cornelia Lamme als weduwe Scheffer met drie kinderen droeg Willem Bilderdijk een rouwdicht op waarin hij haar zoon Arie een glorieuze toekomst als beeldend kunstenaar voorspelde.

Als kunstenares beheerste Cornelia Scheffer-Lamme verschillende technieken. Zo maakte zij aquarellen, krijttekeningen en olieverfschilderijen. Volgens haar biografen etste zij verdienstelijk, maar etsen van haar hand zijn niet overgeleverd. Op een ‘Expositie van levende meesters’ (1810) in Amsterdam waren enkele werken van haar hand te zien, waaronder twee miniaturen. Ook werkte zij op grotere formaten, doeken tot ongeveer een meter hoog; daarbij gaat het meest om portretten en kopieën van oude meesters.

Na de dood van haar man kon Cornelia Scheffer in Amsterdam kennelijk niet rondkomen van de inkomsten van haar werk, zelfs al droeg de nog jonge Arie zijn steentje bij. Haar broer Arnoldus, kunstenaar en veilingmeester, schoot financieel te hulp en kwam bij haar en de kinderen inwonen. In 1809 stuurde Cornelia de veertienjarige Arie naar kennissen in de Noord-Franse stad Lille (Rijssel) om daar een verdere schildersopleiding aan de academie te volgen en, hoopte zij, opdrachten te krijgen. Vanuit Amsterdam overstelpte ze hem met brieven vol vermaningen, raadgevingen en schilderkunstige adviezen. Toen het haar niet lukte om via koning Lodewijk Napoleon een beurs voor hem te bemachtigen, besloot Cornelia Scheffer in 1811 zich met haar oudste zoon in Parijs te vestigen. Een schilder zou daar meer kansen hebben. Het jaar daarop liet zij ook haar zoons Arnold en Henry naar Parijs komen.

Naar Parijs

Cornelia Scheffer woonde met haar zoons aanvankelijk ergens in de Parijse buurt Saint-Germain. De eerste jaren leed het gezin grote armoede zoals blijkt uit de briefwisseling met haar broer Arnoldus. Niettemin wilde Cornelia niet terug naar Nederland, overtuigd als zij was dat er in Parijs meer kans op werk was voor haar zoons.

Pas in de loop van de jaren twintig keerde het tij. Arnold begon geld te verdienen als publicist, Henry als kunstschilder, en Arie – die zich voortaan Ary liet noemen – werd dankzij zijn contacten met de Franse koninklijke familie een veelgevraagd (portret)schilder. In 1821 begon Cornelia Scheffer zijn werk en dat van Henry te kopiëren, waarschijnlijk om er na verkoop van de originelen nog afbeeldingen van te hebben. Ook poseerde zij soms als Ary’s schildersmodel. Zijn carrière begon een hoge vlucht te nemen en in 1830 huurde hij een villa met twee ateliers in de Rue Chaptal in Nouvelle Athène, een kunstenaarswijk bij Montmartre. Cornelia Scheffer trok bij hem in.

Portret dat Ary Scheffer van de componist Chopin maakte

Cornelia Scheffer heeft haar hele verdere leven bij zoon Ary gewoond. Ongetwijfeld kwam zij daar in contact met de kunstenaars die hem bezochten, zoals de schilders Eugène Delacroix, Théodore Géricault en Jean Baptiste-Dominique Ingres en de schrijfster George Sand. Ook zal zij Frédéric Chopin en Franz Liszt gekend hebben; die kwamen vaak bij Ary musiceren als hij schilderde. Van Cornelia Scheffer zijn geen eigen werken bekend van na 1811, maar alleen haar geschilderde of gelithografeerde kopieën van het werk van Ary en Henry. Of zij in 1819 naar Dordrecht is gereisd waar toen werk van haar op een tentoonstelling hing, is niet bekend. Ook in 1825 is er werk van haar geëxposeerd, ditmaal in Den Haag.

De familiebanden in het gezin Scheffer waren hecht. Cornelia’s andere twee zoons woonden of bij Ary in huis of anders dicht in de buurt. Haar neven, onder wie Arie Johannes Lamme, Rotterdams kunsthandelaar en de eerste directeur van Museum Boijmans, kwamen regelmatig logeren. In 1837 nam zij een tot dan toe geheimgehouden kleindochter Cornelia (kind van Ary bij een onbekende vrouw) op in het huis aan de Rue Chaptal.

Toen Cornelia Scheffer in 1839 overleed, werd zij eindeloos door haar zoons betreurd. Ary maakte zo’n twintig ‘post mortem’-werken, waaronder een triptiek van zijn moeder op haar doodsbed en een marmeren grafbeeld. Beide hield hij zijn leven lang in zijn atelier, samen met het treurmeubel met daarin haar dodenmasker en een afgietsel van haar handen. Cornelia Scheffer-Lamme werd begraven in een – nog altijd bestaande – familiekapel op het kerkhof van Montmartre. Daarin bevindt zich ook een afgietsel van Ary Scheffers levensgrote marmeren beeld van zijn moeder op haar doodsbed.

Reputatie

In kunstenaarsbiografieën wordt Cornelia Scheffer-Lamme beschreven als een getalenteerd miniatuurportrettist en de voortreffelijke moeder van een vermaard kunstenaar. Immerzeel noemt haar een van de aantrekkelijkste en in intellectueel opzicht begaafdste vrouwen van haar tijd. In 1862 werd het gezicht van Cornelia Scheffer vereeuwigd in het standbeeld van Ary, ontworpen door zijn leerling Joseph Mezzara en zijn dochter Cornelia Marjolin-Scheffer. Het beeld staat op het Schefferplein in Dordrecht. En uit de Scheffercollectie in het Dordrechts Museum blijkt duidelijk dat Cornelia Scheffer-Lamme de meest zichtbaar herdachte kunstenaarsmoeder aller tijden is.

Dit lemma is afkomstig uit het boek 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis van Els Kloek. In dit vuistdikke boek worden de levens van letterlijk 1001 vrouwen beschreven en in beeld gebracht. Een overzicht van geplaatste berichten is hier te vinden.
0
Reageren?x
×