Hoe Aboe Bakr de fundamenten legde voor het islamitische kalifaat

Het Vroege Kalifaat
7 minuten leestijd
Kalligrafisch zegel met de naam van Aboe Bakr
Kalligrafisch zegel met de naam van Aboe Bakr, zoals tentoongesteld in de Hagia Sophia in Istanboel. (CC BY-SA 3.0 - Mark Ahsmann - wiki)

De discussie over de opvolging van Mohammed is heftig omdat de Profeet zelf niemand daartoe heeft aangewezen en brengt een scheuring teweeg in de moslimgemeenschap tussen soennieten en sjiieten.1 Het is uiteindelijk Aboe Bakr, schoonvader en vertrouweling van Mohammed, die aan de macht komt en niet de neef en schoonzoon van de Profeet, Ali ibn Aboe Talib – kortweg Ali – die vanwege zijn nauwe verwantschap met Mohammed meent rechten te kunnen doen gelden op het leiderschap.

Aboe Bakr weet het machtige Mekkaanse Koeraisj stamverband voor zich te winnen door hen uit te roepen tot regeerders van alle Arabieren. Politiek gezien een slimme zet, maar deze wordt niet onderbouwd door de Koran. De enige soera die verwijst naar de Koeraisj, soera 106:1-4, luidt:

Vanwege de gewoonte van de Qoeraish. Hun gewoonte te reizen in winter en zomer. Laten zij dus de Heer van dit Huis (de Ka’bah) aanbidden.2

Aboe Bakr
Perzische miniatuur: na Aboe Bakrs verkiezing tot kalief zweren de aanwezigen hem trouw
En daaruit valt niets af te leiden over een eventuele geprivilegieerde positie van de Koeraisj clan. Gesteld wordt dat de heidense Koeraisj, ooit Mohammeds felste tegenstanders die hem van Mekka naar Medina deed uitwijken, zich moeten bekeren tot de islam als dank aan God die hen altijd beschermt heeft en dat is wat anders. In de jonge islamitische samenleving ten tijde van Mohammeds leiderschap genieten de Koeraisj helemaal geen bevoorrechte status, maar zijn het de islamieten van het eerste uur oftewel de Eerste Metgezellen van de Profeet (de sahaba), die het meeste aanzien hebben, zoals ook de Muhajireen, de volgelingen van Mohammed op zijn tocht naar Medina waaronder zich niet alleen bekeerde Koeraisj uit Mekka, maar ook bedoeïenen van elders bevinden die de islam hebben omarmd.

Lager in status dan zij zijn de Ansar, de helpers van Medina die de immigranten hebben opgevangen, alsook latere bekeerlingen. Dit onderscheid, hoe dichter bij de Profeet, des te hoger de status wordt verwoord in soera 8:74-75:

En degenen die geloven en zijn uitgeweken en hebben gestreden voor de Zaak van Allah, en degenen die onderdak hebben gegeven en hulp hebben verleend: dit zijn de oprechte gelovigen. Voor hen is er vergiffenis en een waardige voorziening (in het Paradijs). En degenen die daarna gelovig zijn geworden en zijn uitgeweken en die samen met jullie hebben gestreden; zij behoren tot jullie. Maar bloedverwanten staan nader tot elkaar in het besluit van Allah. Waarlijk, Allah is Alwetend van alle zaken.

Ridda-oorlogen

Eenmaal aan de macht richt Aboe Bakr zijn zijn blik op de tal van tot de islam bekeerde bedoeïenenstammen die na het overlijden van de Profeet weliswaar vasthouden aan het nieuwe geloof, maar zich vrij voelen om in politiek opzicht hun eigen weg te gaan. In 632 worden al deze rebellen gedurende de zogeheten Ridda-oorlogen (de oorlogen van de geloofsverzaking) onder het gezag van Mekka gebracht. Een aantal rebellen die zich hebben voorgedaan als nieuwe profeten worden als vals aangemerkt en op dat moment ontstaat de doctrine van Mohammed als de laatste ware profeet waarmee de eenheid van de islam wordt onderstreept.

Ridda-oorlogen
Kaart met de belangrijkste veldslagen tijdens de Ridda-oorlogen (CC BY-SA 3.0 – Mohammad adil – wiki)

De veldtochten gedurende de Ridda-oorlogen worden aangevoerd door generaal Khalid ibn al-Walid, een late bekeerling uit de Koeraisj. Voor deze Mekkaanse stam is de onderwerping van alle Arabieren profijtelijk, omdat daarmee hun handelsbelangen, die voorheen afhingen van instabiele betrekkingen met autonome bedoeïenen clans, nu beter bewaakt kunnen worden.

Van meet af aan is het de bedoeling van Aboe Bakr om het beleid van Mohammed in alle opzichten te continueren en hij illustreert dat door zich te tooien met de officiële titel khalïfat rasül Alläh oftewel plaatsvervanger van de boodschapper van God, kortweg kalief. Ofschoon het niet zonder risico is om het kersverse kalifaat onbeschermd achter te laten, geeft hij, geheel in overeenstemming met de wensen van Mohammed, opdracht een militaire campagne te starten richting Syrië. Hij legt de leiding van deze veldtocht in handen van een vrijgemaakte slaaf van Mohammed, de jonge Osama ibn Zayd, waarmee hij afstand neemt van de directe familie van de Profeet, de Banu Hashim clan.

De zakat

Een van de vijf pijlers van de islam is de zakat, de verplichting om aalmoezen te geven aan de armen. Het is oorspronkelijk een morele verplichting die rond 630 door de Profeet zelf wordt omgezet in een jaarlijkse aalmoezenbelasting. Aboe Bakr rechtvaardigt zijn besluit om deze belasting wettelijk te verankeren door te verwijzen naar zijn rol als plaatsvervanger van Mohammed waarmee hij zich een instrument verschaft om de tribale autonomie van de bedoeïenenstammen te ondergraven die zich vanaf dat moment het bezoek van belastingontvangers moeten laten welgevallen. Zij hebben het recht op inzage in het privébezit en kunnen tegenstribbelende belastingplichtigen met geweld dwingen tot betalen.

Het geven van zakat kan, ook tegenwoordig, in de vorm van zilveren of gouden munten plaatsvinden.
Het geven van zakat kan, ook tegenwoordig, in de vorm van zilveren of gouden munten plaatsvinden.
In feite komen daarmee de bedoeïenenstammen onder centraal toezicht te staan, iets dat indruist tegen hun eeuwenoude traditie van onafhankelijkheid. Maar het geeft de kalief de mogelijkheid om zijn veroveringen en de verspreiding van de islam te financieren. Sterker nog, het al dan niet betalen van de aalmoezenbelasting wordt gaandeweg een maatstaf voor de loyaliteit aan de islam. Het niet betalen van de belasting staat gelijk aan geloofsverzaking, waarmee Aboe Bakr veel verder gaat dan Mohammed wellicht ooit bedoeld heeft.

En zo brengt Aboe Bakr, onder het mom van uitvoerder te zijn van Mohammeds wensen, een politieke ommekeer teweeg zonder weerga en positioneert hij zich niet slechts als als religieus leider van de moslimgemeenschap, de oemma, maar als leider van alle Arabieren die hem gehoorzaamheid verplicht zijn in naam van de islam. En het is niet voor niets dat latere kaliefen getooid worden met de titel Amir al-Mu’minin oftewel Bevelvoerder der Gelovigen.

Mohammeds erfgenamen

Aboe Bakrs pogingen om nauwgezet de gebruiken en voorbeelden van de Profeet na te volgen, bezorgen hem kopzorgen als het gaat om de behandeling van Mohammeds erfgenamen, want bevoorrechting van hen zou indruisen tegen een eerlijke inrichting van het kalifaat. Toepassing van de koeraisjgebruiken met betrekking tot erfenissen en verdeling van oorlogsbuit valt voor Aboe Bakr niet te rijmen met zijn opvattingen over hoe te regeren over alle Arabieren. Als de erfgenamen van Mohammed zich aandienen om hun aandeel op te eisen lost hij dit probleem op slimme manier op door te verwijzen naar een persoonlijke mededeling van Mohammed:

Ik heb de Boodschapper van God horen zeggen: “Wij, [de profeten] hebben geen erfgenamen. Alles wat wij nalaten zijn aalmoezen. De familie van Mohammed kan daarvan eten.” Zeker, bij God, ik zal niets ongedaan laten wat ik de Boodschapper van God heb zien doen.4

Mohammed heeft volgens Aboe Bakr daarmee niet alleen zijn familie onterfd, maar ook bevestigd dat zij na zijn dood, wanneer zij behoeftig zijn, aalmoezen kunnen ontvangen. En omdat Aboe Bakr de enige is die dit van de Profeet heeft vernomen, is dit het teken dat Mohammed Aboe Bakr ziet als zijn opvolger wiens woorden niet in twijfel kunnen worden getrokken. Daar komt nog iets bij, want Mohammed heeft bij leven zijn familie de religieuze status van reinheid toebedacht die het aannemen van aalmoezen onmogelijk maakt, een status die zij verliezen bij zijn overlijden.

De weduwen van Mohammed komen er iets beter vanaf en mogen van Aboe Bakr hun huizen behouden Geen enkele man is het toegestaan deze vrouwen, die eerbiedig de Moeders der Gelovigen worden genoemd, te huwen. Zij genieten als de ahl al-bayt, als Mensen van het Huis, het hoogste respect en in tegenstelling tot de familie behouden zij hun status van reinheid na de dood van de Profeet. Bij dit alles beroept Aboe Bakr zich op soera 33-33:

En blijf in jullie huizen. En stel je (schoonheid) niet tentoon zoals in de tijden van de onwetendheid werd gedaan. En onderhoudt de gebeden en geef Zakat en gehoorzaam Allah en Zijn Boodschapper. Allah wenst slechts de onreinheid van jullie weg te nemen, o Lieden van het huis, en jullie schoon en zuiver te maken.5

Aboe Bakr en Ali
De stervende Aboe Bakr – miniatuur uit een 19e-eeuws manuscript van Hamla-i Haydari
Maar de uitgebreide landerijen die in bezit waren van Mohammed worden geconfisqueerd door de staat en dat is zeker nodig, want de veroveringstochten kosten veel geld. Ook in dit opzicht doet de door Aboe Bakr geciteerde uitspraak van Mohammed dat de Profeet geen erfenis heeft nagelaten wonderen en ebt het verzet door de Banu Hashim tegen de landonteigening snel weg. Als zij besluiten zich aan het gezag van Aboe Bakr te onderwerpen sluiten de rijen der moslims zich.

Overlijden en opvolging

Aboe Bakr overlijdt in 634 na een tweejarige regeringsperiode en omdat hij het kalifaat geenszins ziet als een verkiezingsbureau, benoemt hij zonder omhaal Omar ibn al-Chattab, kortweg Omar, net als hijzelf een schoonvader van Mohammed en trouwe metgezel van het eerste uur, als zijn opvolger. Dat druist in tegen de soennitische opvatting dat de gemeenschap dergelijke beslissingen neemt, maar Aboe Bakr weet dat Omar bij de Koeraisj niet erg geliefd is en, zonder deze duidelijke beslissing van de kalief, Omar wellicht zullen afwijzen waarna zij mogelijk besluiten de populaire generaal van de Ridda oorlogen, Khalid ibn al-Walid, te benoemen.

Daarbij komt dat Aboe Bakr gedurende zijn korte regeringsperiode veel bereikt heeft, maar het jonge kalifaat nog verre van stabiel is en elke discussie over zijn opvolging dient te worden vermeden, zeker als het gaat om nog altijd sluimerende tegenstand van de sjiieten in de persoon van Ali.

Noten

1 – Zie het eerdere artikel De opvolging van Mohammed in deze serie.
2 – https://koran.nl/soera-106-quraish-de-qoeraisj/.
3 – https://koran.nl/soera-8-al-anfal-de-buit/.
4 – Madelung, W., The succession to Mohammad, A study of the early Caliphate, Cambridge University Press, 1997 p. 50.
5 – https://koran.nl/soera-33-al-ahzab-de-partijen/
0
Reageren?x
×