In een regelmatig enigszins achterover hellend handschrift, alsof het tegen de storm in is geschreven, legde de Amsterdamse agent Gerlof Vermeulen zijn herinneringen vast aan de Februaristaking en aan wat daaraan vooraf ging, zoals de provocaties en gruwelijke afranselingen door de W.A. in de Amsterdamse jodenbuurt.
‘Het begrip onrecht mocht in vredestijd voor vele Amsterdammers rekbaar zijn; in de oorlog hebben zij hun houding in velerlei opzichten heel juist weten te bepalen. […] Vele feiten zou ik kunnen noemen, om aan te tonen, dat de Amsterdammers de Duitsers en hun meelopers steeds en overal de voet hebben dwarsgezet; en dat zij bereid waren om in de bres te springen voor de Joodse landgenoten’.
Zo begint Gerlof Vermeulen zijn verhaal over de Februaristaking. Dat klinkt wat ronkend. Net als overal in Nederland hebben ook in Amsterdam veel mensen de andere kant opgekeken als de joden werden weggevoerd. Maar in de kringen waarin Vermeulen verkeerde, was dat kennelijk niet zo. Hij beschrijft in het begin van zijn epistel een propaganda-optocht van de W.A., de geüniformeerde weerbaarheidsafdeling van de NSB. De optocht vindt plaats op een zaterdagmiddag om half twee, in de omgeving van het Muiderpoort-station. W.A.-leden uit verschillende plaatsen in het land zijn met de trein gekomen om hun Amsterdamse bloedbroeders te vergezellen.
‘Veel Amsterdammers hebben zich in de nabijheid van het Muiderpoort-station opgesteld om met woorden en gebaren hun misnoegen kenbaar te maken’, schrijft Vermeulen.
Rake klappen
Aan de kop van de stoet liep de Jeugdstorm. De meeuwen en meeuwkes zongen tijdens het marcheren een liedje uit de Boerenoorlog. Dat moest het publiek eraan herinneren hoe die ‘verdammte’ Engelsen de Boeren in Zuid-Afrika hadden behandeld. ‘De stoet was nog maar net vertrokken toen er een aanrijding plaatsvond tussen de Wehrmachtsauto, die achteraan reed, en een ander voertuig’, zo schrijft Vermeulen. De Grüne Polizei kon de stoet voorlopig niet volgen en de achterste W.A.-betogers werden daardoor niet beschermd.Er kwam op dat moment net een trein binnen waarmee een groot aantal Amsterdammers, die in Amersfoort bij de werkverschaffing waren ingedeeld, werden aangevoerd. Vermeulen:
‘Nauwelijks waren de mannen uitgestapt en zagen de W.A. in de straat, of zij sprongen over de rails naar de spoordijk en lieten zich hier vanaf glijden en daar stonden ze op de straat. Onverhoeds gingen zij tot de aanval over, deelden enige rake klappen en trappen uit aan de W.A.-mannen en daarop verdwenen zij even vlug als ze gekomen waren. De Duitse politie kwam aanrijden en ook het achterste gedeelte van de stoet liep weer en ogenschijnlijk was er niets gebeurd, alleen dan een paar hinkende W.A.-lieden.’
Een mooie ontvangst viel de betogers ten deel in de Dapperstraat. Een groepje vrouwen had onderling afgesproken om, tijdens het voorbijtrekken van de W.A., het trottoir te schrobben. Emmers vol met water stonden klaar en werden leeggeworpen op straat. Sommige W.A.-mannen moesten verder met soppende schoenen. Ze werden uitgescholden voor flapdrol.
Jodenbuurt geterroriseerd
De Amsterdamse straten, zo schrijft Vermeulen, zouden het toneel van heftige strijd worden. De Duitsers laten toe dat de W.A. op een vreselijke manier huis houdt in de jodenbuurt. De W.A.-mannen mishandelen de mensen die er wonen, sleuren ze uit huis, maken hun meubilair stuk en ruiten worden ingegooid. Ongeveer zoals er in de Kristallnacht tekeer is gegaan door de bruinhemden. De Duitsers laten dit soort antisemitische exercities toe. De politie mag van de Duitsers de geweldplegers niet arresteren.
Er vindt een grote vechtpartij plaats op het Rembrandtsplein. Vermeulen:
‘De koppelriemen werden losgemaakt en hiermede werd op het niets kwaads vermoedende publiek losgeranseld. De ruiten van een café werden ingegooid. Vooral het daar aanwezige joodse publiek moest het ontgelden. Tot bloedens toe werden ze van het plein geranseld, vrouwen werden niet ontzien, de beulen kenden geen erbarmen!’
Arbeiders uit de Jordaan en de eilanden Kattenburg en Wittenburg nemen het niet meer. Ze verschuilen zich in allerlei hoeken en gaten van de joodse wijk en slaan er op los als de W.A. weer eens rel komt schoppen. Daarbij wordt de W.A.-man Koot gedood. Dan is de beer los. Door de Grüne Polizei wordt de jodenbuurt omsingeld en ook de SS komt op motoren langs. Koot zou, zo schrijft Vermeulen, volgens de nieuwe orde op gruwelijke wijze zijn vermoord door een paar joden. De W.A. had een martelaar.
‘Op 22 februari zaterdagmiddag, dus op sabbatdag, werd de stilte in de jodenbuurt verbroken door de Duitsers’, schrijft Vermeulen.
‘Bij het Jonas Daniel Meijerplein hielden de auto’s stil, als bezetenen sprongen de Duitsers eruit en liepen ze met de geweren in de hand op de van angst schreeuwende burgers in. Ze trapten, schopten en sloegen met de geweerkolven op de weerloze joodse bevolking in. De Duitsers schreeuwden alsof ze waanzinnig waren geworden. Honderden joodse mannen werden met schoppen en slagen met geweerkolven naar de auto’s gebracht. Ze eindigden in Mauthausen.’
Staking in Amsterdam
Vermeulen stond zich aan te kleden toen manke Arie, een buurjongen van hem, op de deur bonkte: “Meheir”, zo zei hij, “je mot dadelijk water tappe want de arrebeiers van de waterleiding goane stake.” Vermeulen tapte emmers, kannen en ketels vol met water. ‘Onder het motto: beter mee verlegen als om verlegen.’ Aan de staking geloofde hij maar half.
Maar tegen drie uur was de staking in Amsterdam algemeen. Uitgezonderd de NSB-zaken. De tram reed niet meer en ook naar andere steden was de staking overgeslagen. Er werd door de stakers op de Noordermarkt een protestbetoging gehouden tegen het oppakken van de joden.
‘Toen de betoging was begonnen, verschenen de Duitsers met veel auto’s en manschappen en sloegen ze de stakende betogers uit elkaar. Met een auto waarop een mitrailleur was geplaatst reden ze door de stad. Er vielen zeven slachtoffers en tijdens de begrafenis was het ten strengste verboden kransen te leggen op de lijkwagen. Op de eerste stakingsdag werden er uitzonderingsbepalingen afgekondigd. Om half acht moest het publiek van de straat zijn.’
Op de derde dag werd het werk weer hervat. Vermeulen: ‘Aan de werkgevers werd gezegd dat aan hen die hadden gestaakt geen loon mocht worden uitbetaald. Voor zover mij bekend is, werd dit door de werkgevers niet opgevolgd.’ In februari 1946 is Gerlof Vermeulen getuige van de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking in de jodenbuurt. Hij schrijft:
‘Het deed mij goed te mogen staan temidden van hen die zich niet hebben geschaamd om in de bres te springen voor een gehoond en vertrapt volk. Zelden had ik zoiets machtigs gezien dan toen op het Waterlooplein…op dat plein waar eens in de nood der tijden, de strijd gezamenlijk gevoerd werd tegen ‘De macht der Duisternis’.
Lees ook: Wie maakten de Februaristaking mogelijk? Ze zijn verzwegen en vergeten
…of: De Dokwerker – Monument in Amsterdam