De Aprilbeweging van 1853 was een periode van ophef onder conservatieve protestanten uit met name de Nederlandse Hervormde Kerk. Deze protestbeweging ontstond naar aanleiding van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland.
Achtergronden en oorzaken
Tijdens De Opstand (1568-1648), die uiteindelijk leidde tot de onafhankelijkheid van Nederland, waren de katholieken in Nederland behoorlijk in hun rechten beperkt door de gereformeerden. Ze mochten nog slechts schuilkerken gebruiken. En wie in overheidsdienst wilde werken, moest van gereformeerde huize zijn.
Cruciaal voor het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland was de liberale grondwet van Johan Rudolph Thorbecke uit 1848, die de scheiding tussen kerk en staat doorvoerde (dit statement was ook al gemaakt in de grondwet van 1798, tijdens de Franse Tijd). Dit bood ruimte om de hiërarchische structuur van de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland te herstellen, met vijf bisdommen. Utrecht werd de zetel van de aartsbisschop, met als andere bisdommen Haarlem, Breda, Den Bosch en Roermond.
Al in december 1851 besloot paus Pius IX om de bisschoppelijke structuur in Nederland te herstellen. Hij wees hierbij Utrecht aan als het centrum, de plek voor de aartsbisschop. Politiek en religieus lag dit gevoelig, omdat Utrecht een protestants-hervormd centrum was.
De Aprilbeweging
Orthodox-protestanten, met name uit de Nederlandse Hervormde Kerk, waren bang dat Nederland zijn calvinistische karakter zou verliezen. Het protest begon al voor april. Zo zond de hervormde kerkenraad van Utrecht op 13 maart een verzoekschrift naar de koning. Ook andere kerkenraden volgden met protesten.
Halverwege april 1853 accumuleerde de kritiek. Toen zagen tientallen antikatholieke en antipapistische brochures en pamfletten het licht, die het herstel van de ‘katholieke staf’ in Nederland wilden voorkomen. In een land waar slechts 80.000 mensen kiesgerechtigd waren, verzamelden verontruste protestanten liefst 200.000 handtekeningen voor verscheidene petities. Deze boden ze aan koning Willem III aan. Op 15 april kreeg Willem III, via dr. Bernard ter Haar, een verzoekschrift met 51.000 handtekeningen overhandigd. De koning verklaarde geschrokken te zijn van het bericht van het herstel van de Rooms-Katholieke Kerk, maar hier grondwettelijk niets tegen te kunnen doen.
Ook op straat ging het er hard aan toe, zo lezen we in een artikel uit het Historische Nieuwsblad:
Met name in de grote steden werden katholieke geestelijken op straat bespot en katholieke dienstboden ontslagen. Protestanten meden winkels van katholieken. Dominees predikten over de naderende godsdienstoorlog. Een stroom aan brochures, pamfletten, spotprenten en straatliedjes wakkerde de antikatholieke gevoelens aan. Marktventers verkochten harlekijnen met een mijter: ‘Een bisschop voor een cent! Hij kan ook hangen!’
De Aprilbeweging eindigde op 19 april, toen het kabinet viel. Ook wordt, zo lezen we in de periodiek Protestants Nederland, wel eens half september 1853 aangehouden als eindmoment:
Van 14 tot 16 september bezocht de koning Utrecht. Daar hield prof. G.J. Mulder een rede tot de koning, en bood hem een ‘hulde-album’ aan. Het antwoord van de koning daarop zou men kunnen beschouwen als het einde van de Aprilbeweging. Op de laatste dag van het koninklijke bezoek, 16 september 1853, kwam de nieuwbenoemde aartsbisschop Joannes Zwijsen incognito Utrecht binnen.
Gevolgen van de Aprilbeweging
Volgens de koning had de Aprilbeweging van 1853 geleid tot een sterkere band tussen het huis van Oranje en het protestantse volk. Koning Willem III weigerde daarbij het advies van de regering op te volgen om de petities principieel af te wijzen. Hierop diende het kabinet-Thorbecke zijn ontslag in. Het daaropvolgende gematigd-conservatief liberale kabinet Van Hall (I) – dat aantrad op 19 april – koos ervoor de herinvoering van de bisschoppelijk hiërarchie, ondanks de protesten, toe te staan.
Een ander gevolg van de Aprilbeweging was dat de liberalen in de jaren 1853-1856 aan invloed verloren in de Tweede Kamer. Van de in totaal 68 te vergeven zetels, gingen de liberalen terug van 53 naar 34 zetels. De conservatieven boekten flinke winst, van 9 naar 25 zetels, terwijl ook de antirevolutionairen (van 3 naar 5) en de katholieken (van 3 naar 4) profiteerden. Maar deze machtsverhoudingen waren van korte duur, want daarna kwam het liberalisme als politieke macht weer op.
Ook volgde een decennialange periode van (politiek) wantrouwen tussen protestanten en katholieken, die pas in de twintigste eeuw echt doorbroken werd.
Bronnen ▼
Boeken en artikelen
-F. van Holten, ‘Aanloop tot de Aprilbeweging van 1853 en de gevolgen daarvan’, Protestants Nederland (1 maart 2003) 4-9.
-Ronald van Raak, ‘De Aprilbeweging van 1853’, Historische Nieuwsblad 2 (2003).
-Jurjen Vis, ‘Aprilbeweging’, in: George Harinck (red.), Christelijke Encyclopedie Deel I (Kampen: Kok: 2005) 92.
-Jurjen Vis en Wim janse (red.), Staf en storm. Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland (Hilversum: Verloren, 2002).
Internet
-https://www.parlement.com/id/vh8lnhrpfxuk/aprilbeweging_1853
-https://www.digibron.nl/search/detail/573421d6cf59426a1a07b619e9371f34/aanloop-tot-de-aprilbeweging-van-en-de-gevolgen-daarvan