Negentig jaar. Een tweeluik over het Badhuis in Nijmegen-Oost

Een duik in de sociale geschiedenis
15 minuten leestijd
Voorzijde Theater Het Badhuis in Nijmegen (CC BY-SA 3.0 - Havang)
Voorzijde Theater Het Badhuis in Nijmegen (CC BY-SA 3.0 - Havang)

Iedereen in Nederland heeft thuis een douche of een bad. De openbare badhuizen die in de eerste helft van de vorige eeuw in veel steden werden geopend, zijn getransformeerd tot kerk of kroeg, theater of woningencomplex. Wie inzoomt op zo’n gebouw, neemt een verfrissende duik in de sociale geschiedenis. Neem het markante Badhuis aan de Daalseweg in Nijmegen. Op 9 juli 2018 was het negentig jaar geleden dat de deuren van het gebouw voor het eerst opengingen.

Het Badhuis in Nijmegen (CC BY-SA 3.0 - Havang)
Het Badhuis in Nijmegen (CC BY-SA 3.0 – Havang)
Het Badhuis is een stoer, symmetrisch gebouw op een vijfsprong, met de hoofdingang aan de Daalseweg en de ingang van de bovenwoning aan de Koolemans Beijnenstraat, in de wijk Nijmegen-Oost. Het exterieur van het rijksmonument, opgetrokken in een stijl met trekjes van de Amsterdamse School, is in negentig jaar geruststellend gelijk gebleven. Boven de brede ingangsdeur staat nog altijd Badhuis in smeedijzeren krulletters.

Dat vandaag de dag op het dak ook THEATER staat, in no-nonsense kapitalen, wijst erop dat het gebouw achter de gevel een flinke gedaanteverandering heeft ondergaan. Het badhuis is theater geworden. Van 1988 tot 2001 is het de standplaats van Tejater Teneeter, dat door een misgelopen subsidie onverwacht gedwongen is zich op te heffen. Na de laatste voorstelling van dit oudste jeugdtheatergezelschap van Nederland op 21 februari 2001 wordt het Badhuis dichtgespijkerd. Gelukkig is het gebouw in 2002 weer opengegaan en sindsdien huist jeugdtheater Kwatta hier.

Een paar jaar geleden plaatste de toen zeventigjarige Paula van Wordragen een zwart-wit foto op de Facebookgroep van noviomagus.nl, ‘de geschiedeniswebsite over Nijmegen, de oudste stad van Nijmegen’. Paula is de dochter van Hendrik van Wordragen, die ruim vijfendertig jaar lang beheerder van het Badhuis was. De foto uit de jaren vijftig krijgt honderden likes en enthousiaste reacties en wordt vierendertig keer gedeeld. Voor alle mensen die reageren is het lang geleden dat ze het Badhuis hebben bezocht. ‘Nostalgie’, schrijven sommigen.

‘Tot mijn twaalfde ongeveer ging ik in een teil. Daarna ging ik eens per week met mijn grote zus mee naar het badhuis, tot we eindelijk thuis een douche kregen.’

Een ander:

‘We woonden bij mijn oma in, maar die had geen badkamer, dus gingen we naar het badhuis. Ik herinner me nog het bonken op de deur als je te lang douchte.’

Na de pensionering van Hendrik van Wordragen ‘woont er geen badmeester meer op de bovenverdieping’, meent Pierre Hopman in Nijmeegs Katern. ‘Het woonhuis wordt verhuurd aan studenten.’ Dat laatste is waar. Maar er woont in die tijd nog wel degelijk een badmeester op de bovenverdieping. En het badhuis functioneert nog. Toegegeven, slechts één ochtend in de week, maar toch. Ik ben een van de studenten en heb er van 1980 tot 1986 gewoond. Het negentigjarig jubileum van dit bijzondere gebouw wil ik memoreren met een kleine geschiedschrijving in twee delen.

Heeft u eigen foto’s van het oude Badhuis die u graag bij dit artikel ziet? Mail ze naar [email protected]

1. Baken van rust, reinheid en regelmaat

Gewapend met handdoek en zeepje stappen de allereerste gasten het gloednieuwe Badhuis in de wijk Hengstdal in Nijmegen-Oost binnen. Het is 9 juli 1928, een maandagochtend, dus het is nog niet druk. Badmeester Bregonje ziet erop toe dat de bezoekers zich naar de juiste kant van de scheidingsmuur begeven. ‘Mannen naar rechts, vrouwen linksaf.’ Eindelijk hoeven de buurtbewoners zich niet meer te behelpen met een washandje bij de keukenkraan of zich op te vouwen in een zinken teil. Gretig laten ze zich door Bregonje een hokje met ‘stortbad’ wijzen. Voor de kuipbaden meldt zich vandaag nog niemand. Een bad kost dan ook 30 cent, tegen 15 cent voor een douche.

In de raadsvergadering van 18 juli klaagt de sociaaldemocratische wethouder Corduwener (SDAP) dat hij de toegangsprijs te hoog vindt, zeker op zaterdag als een toeslag wordt geheven om het baden op weekdagen te stimuleren. De arbeiders zijn gewend om zich op zaterdag te verschonen, zegt Corduwener. Het mag toch niet zo zijn dat gezinnen met kinderen eerst moeten sparen om regelmatig naar het badhuis te kunnen! Of de kaartjes inderdaad goedkoper zijn gemaakt, is niet bekend.

Foto van het Badhuis die enkele jaren geleden op Facebook werd geplaatst:

Het is het derde openbare badhuis dat in Nijmegen wordt geopend, na de (kleinere) badhuizen aan de Tulpstraat in de wijk Wolfskuil, in 1921, en aan het Maasplein in het Waterkwartier, in 1922. In deze badhuizen baden ook iedere week vijfentwintig kinderen uit de twee Nijmeegse weeshuizen tegen een vergoeding van tweehonderd gulden per jaar. Tot dan hebben de Nijmegenaren slechts een in 1878 ingericht drijvend zwembad met enkele badkuipen en stortbaden aan de Waalkade. Het rivierwater is steeds vuiler geworden, terwijl er juist steeds meer aandacht voor de hygiëne en gezondheid van de stadsbevolking is gekomen. Opdrachtgever van het nieuwe, grote badhuis is de gemeente Nijmegen. De bouwkosten worden begroot op 63 duizend gulden. Woningbouwvereniging Nijmegen (opgegaan in woningcorporatie Portaal) gaat voor beheer en onderhoud zorgen. Wie is de architect van het robuuste gebouw? Het ontwerp is van Gemeentewerken Nijmegen, maar wie daarachter schuilgaat is niet bekend. Anno 1928 is het blijkbaar nog geen probleem de architect van een publiek gebouw in de anonimiteit te laten verdwijnen.

Badmeester Hendrik van Wordragen

Badmeester Bregonje vertrekt en daarom plaatst woningbouwvereniging Nijmegen in augustus 1938 een oproep in dagblad De Gelderlander:

‘Badmeester gevraagd. Een echtpaar geniet onze voorkeur, zodat de echtgenote haar man bij zijn werkzaamheden kan assisteren.’

Het is een tijd van grote economische recessie en het bestuur ontvangt maar liefst 181 brieven. Een van de sollicitanten schrijft wanhopig:

‘Gaarne kwam ik in aanmerking, daar ik snak naar werk en geruimen tijd werkloos ben. Ik zal al mijn krachten inspannen om het de geachte Heeren naar de zin te maken.’

Op donderdagavond 8 september mogen twaalf kandidaten met hun echtgenotes op gesprek komen. Het gaat daarbij om een slager, een werkmeester van een timmerfabriek, een vroegere winkelier, een ex-badmeester van het Gemeentebad, een handelsreiziger, een drukker, twee timmerlieden, een militair politiebeambte, een fabrieksarbeider, een oud-matroos en een schilder. Volgens een stipt schema is iedere kandidaat tien minuten toebedeeld, om tien over half 8 verschijnt het eerste koppel, om half 10 het laatste. De 32-jarige Hendrik van Wordragen, een slanke kerel met een bos donker haar, wordt als badmeester uitverkozen. Hij werkt als arbeider bij Smit Draadfabriek. Zijn echtgenote is een goede bekende van het bestuur, want zij is dienstbode bij Willem van der Wagt, de voorzitter van de woningvereniging. Hendrik gaat dertig gulden per week verdienen.

Badhuis in oorlogstijd

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het Badhuis nog steeds druk bezocht, maar in september 1944 gaat het dicht voor burgers en wordt het alleen opengesteld voor geallieerde militairen. De bevrijding van Nijmegen begint vanuit het zuiden op 17 september met de landing van parachutisten bij Groesbeek en Grave. Drie dagen later zijn de Duitsers weggejaagd uit de stad, die bijna alles wat nog overeind stond van de binnenstad uit wraak hebben platgebrand. Nijmegen wordt frontstad en het duurt tot 17 maart 1945 voor sprake is van een echte bevrijding. De stad wordt voortdurend bestookt door bommen en granaten en ook Nijmegen-Oost, de wijk van het Badhuis, heeft het kwaad te verduren. De franciscaan Sybrand Galama O.F.M. hield van 17 september 1944 tot 6 maart 1945 een dagboek bij. In de kelders van hun studiehuis Sint Bonaventura in de Vermeerstraat vangen de franciscanen talloze buurtbewoners op. ‘Soms zijn er wel honderd “kerkratten”.’ Op 20 oktober 1944 schrijft pater Galama:

‘Onrust vannacht (…). Van kwart over vier tot half zes vlogen wel een twintig granaten vlakbij en over ons. De ontploffingen waren als naast de deur. Een kind huilde maar, de richting was niet te bepalen… en de nacht ondoordringbaar. Het zal wel een hond geweest zijn. Tegelijk met Knip ben ik opgestaan en naar beneden in de gang gegaan. In de kelder was alles wakker. Om kwart voor zes heb ik me geschoren, brevier gebeden, uitgelegd, rustig gelezen. Onder de mis hoorde ik het derde Angelusklokje: Mater Dei of Christus Koning? Bon [Bonfilius Knipping, mede-franciscaan] gediend. Toen suisden de granaten over van “our guns”. Toen het gat in het dak bij Spierenburg gezien. Dat verklaart hoe die glasscherfjes over de vloer van onze kapelletjes kwam[en]. Er hingen wel veel stukken los en in het voorste tochtte het van te voren al flink. Op de Koolemans Beynenstraat gaan kijken: drie inslagen, op nr. 96. De school, vol Engelsen en achter het Badhuis.’

Ondanks de inslagen in de directe omgeving doorstaat het Badhuis de oorlogsstormen onbeschadigd. Hendrik van Wordragen en de zijnen moeten niettemin angstige tijden hebben beleefd. ‘Tijdens het laatste jaar van de oorlog,’ vertelt Hendriks dochter Paula op noviomagus.nl,

‘heeft ons gezin in de kelder van het Badhuis gewoond. Ik ben daar ook geboren in januari 1945.’

Na de oorlog

Twaalfduizend mensen zijn dakloos geworden door de oorlog en daarom trekken familieleden en kennissen op grote schaal bij elkaar in. Door dit gedwongen samenwonen neemt het aantal besmettelijke ziekten toe. De Nijmegenaren verzoeken het gemeentebestuur dringend het Badhuis in ieder geval voor enkele dagen per week weer te openen. Gebrek aan brandstof bedreigt de openstelling van de openbare badhuizen, reden waarom het college van B en W op 21 juni 1946 aan het Rijkskolenbureau te Den Haag een dringend verzoek doet om extra kolentoewijzing. In de Limburgse mijnen werken de kompels zich in het zweet om de Nederlandse economie weer te helpen opbouwen.

Al sinds 1937 heeft het Badhuis concurrentie van het Sportfondsenbad met zijn douches, een paar straten verderop in Oost. Dit zwembad opent ook weer na de oorlog. Verder wordt in de meeste nieuwe, naoorlogse woningen een douche of bad aangelegd, terwijl de vooroorlogse huizen stelselmatig worden voorzien van een douchecabine. In 1961 krijgen de woningen aan de Koolemans Beijnenstraat een douche, de keukengeiser levert warm water. Tegen de tijd dat badmeester Van Wordragen, op 67-jarige leeftijd, eindelijk officieel gaat genieten van zijn pensioen, is het erg rustig geworden in het Badhuis. Hendrik zit nu al vaker boven, koffie te drinken bij zijn vrouw, dan beneden in het glazen receptiehok. Ditmaal zet de woningbouwvereniging geen advertentie voor een opvolger in De Gelderlander.

2. De nadagen van het Badhuis als badhuis

Geen kraakpand

Als ik het trapje opga en aanbel bij de blauwe deur van het gebouw aan de Koolemans Beijnenstraat, moet ik even slikken. Een kraakpand. Heb ik daar wel zin in? In 1980 ben ik vierdejaarsstudent theologie en op zoek naar een nieuwe kamer. Nijmegen staat stikvol kraakpanden in deze tijd, ook de voormalige St. Josephschool tegenover het gebouw is er een. Maar niet ieder schijnbaar leegstaand openbaar gebouw is gekraakt. Kerst, de vriendelijke geneeskundestudent die me binnenlaat, legt uit dat het Badhuis nog steeds van de gemeente is. Na het vertrek van Van Wordragen en zijn vrouw hebben er af en toe studenten in de bovenwoning gewoond. Sinds een half jaar huren Kerst en drie vrienden het huis. De woningbouwvereniging, die het gebouw beheert, is doende ook een van de wachtkamers beneden in orde te maken voor bewoning. Hij laat me deze kamer zien: een hoge, vijfhoekige ruimte van minstens zes bij zes meter met vier gigantische ramen met ruitjes. De muren zijn van een soort grijsbruin graniet, ‘terrazzo’ weet ik nu, met bovenaan een bies van zwart-witte tegeltjes. Onder de ramen is een lange houten bank bevestigd. De tegelvloer wordt binnenkort bedekt met koudewerende platen. Het is prachtig en de huur is verrassend laag: ongeveer honderd gulden, ook in die tijd een schijntje. We sjouwen door de rest van het gebouw: langs de glazen receptie met de kassa en de twee lange hallen met douches en baden – overal terrazzo en tegeltjes. Hij doet de eerste deur rechts open, een diep, granieten ligbad: ‘Dit is de badkamer die we zelf gebruiken. Maar je mag gerust een andere nemen als ie bezet is, hoor.’ Achter in het gebouw wijst hij op de deur naar de stookkelder zonder hem te openen – ik krijg een Blauwbaardgevoel – en neemt me mee naar het woonhuis boven. Behalve de studentenkamers en een woonkeuken is er op dezelfde verdieping een droogzolder met een glazen vloer (het plafond van de lange hal eronder). Ten slotte is er een kolossale zolder met hanenbalken over de breedte van het voorhuis.

O ja, besluit Kerst de rondleiding, op zaterdagochtend is het badhuis open vanaf negen uur. Niet iedereen heeft thuis een douche of bad tot zijn beschikking, wat er ook beweerd wordt. Hij en huisgenoot Vincent, een geschiedenisstudent, verdienen een leuk zakcentje door voor badmeester te spelen. ‘Zeg, ik laat van me horen,’ zegt hij,

‘Ik bel jou wel, het duurt nog een paar maanden voor de telefoon is aangesloten hier.’

Na twee dagen vertelt hij vanuit de telefooncel op het pleintje dat de andere bewoners nieuwsgierig naar me zijn, en een maand later breng ik mijn spullen binnen in de voormalige wachtkamer van het Badhuis.

Neergang en bloei

In de zes jaar dat ik in de oude wachtkamer woon, ben ik getuige van de onvermijdelijke neergang van het badhuis-in-functie. Haaks daarop staat de bloei van het sociale leven in het Badhuis. Mijn huisgenoten en ik studeren, stoppen met studies, pakken andere studies op; we hebben relaties (niet onderling), beëindigen die en krijgen nieuwe liefdes. Een paar bewoners van het eerste uur vertrekken om te gaan samenwonen, nieuwe huisgenoten komen binnen. Op de grote zolder vieren we verjaardagen en organiseren grote afstudeerfeesten, waaronder het mijne in 1984. De lange hallen beneden met hun badhokjes en tegeltjesvloeren vormen een perfect decor voor locatietheater, zoals de voorstelling Batman/badman, die ondanks professionele begeleiding een uitvoering voor publiek nooit heeft gehaald. Ook is de ruimte een stijlvolle feestzaal. Op vrijdag 29 april 1983 vieren zo’n twintig vrouwen het eerste lustrum van de vrouwengroep van de theologische faculteit in de overdadig met zilverpapier versierde hal. Onder hen is de illustere professor Catharina Halkes (1920-2011), de sigaren rokende pionier op het gebied van feministische theologie.

Badmeesters nieuwe type

Op zaterdag vervullen Kerst en Vincent om de beurt hun badmeesterplicht. Om negen uur doen ze de voordeur open, waarna ze in het glazen receptiehok gaan zitten met een studieboek of een bijlage van de Volkskrant. De weinige bezoekers die er zijn, studenten, krakers, een paar Turkse gastarbeiders, een enkele oude Nijmegenaar, vinden hun weg wel. Alleen het rechterdeel functioneert nog. De badhokjes in de linkerhal, waarheen ooit de badmeesters Bregonje en Van Wordragen de vrouwen dirigeerden, zijn buiten gebruik. Er zijn geen föhns en maar een paar spiegels. De blauwe Berkel personenweegschaal in de hal slikt de dubbeltjes nog steeds in, maar de wijzer blijft voor altijd op 63 kilo staan. Als een klant vertrokken is, halen Kerst en Vincent loom een trekker over de vloer van het gebruikte hokje. Om vijf voor half een kloppen ze op deuren om trage douchers aan te sporen, zodat ze om half een de boel weer kunnen afsluiten. Daarna stommelen ze altijd verrassend snel weer naar boven. Soms hoor ik ze eerst nog in de weer met een waterslang, zelden zie ik ze echt schoonmaken.

In de olie

Ieder kwartaal stopt een grote tankwagen naast het Badhuis aan de kant van de Koolemans Beijnenstraat. De mijnen in Zuid-Limburg zijn definitief gesloten. Olie heeft kolen vervangen als stookmateriaal. De olieman springt uit de auto en leidt een grote slang naar de put in het grasveldje naast het gebouw. Minstens een half uur laat hij de motor van de wagen stationair draaien, terwijl de olie door de slang naar de enorme ketel in de stookkelder verdwijnt. Samen met het geraas van het verkeer en de stadsbus die bij de halte voor mijn raam stopt, zorgt de operatie voor een oorverdovend lawaai. De installatie slurpt olie, zowel het badhuis als de verwarming van het woonhuis draait erop.

Iedere week moet iemand van ons de kelder in om het waterpeil in de gaten te houden. We draaien een bakelieten lichtschakelaar om en dalen de steile trap af. De kelder is groot, met verschillende compartimenten, maar het is een beklemmend idee dat de familie Van Wordragen en hun buren hier tijdens de oorlog hebben moeten wegkruipen. Nu is het een broeierig warme ruimte, waarin het gromt en bonkt als in de machinekamer van een olietanker. Helemaal achterin, waar het schemerig en heet is, staat de ketel. We draaien aan een groot ijzeren wiel en brengen daarmee allerlei metertjes in beweging. Wat het betekent, weet niemand, maar de ketel is weer van ontploffing gered.

Kelderkat

Omdat ik beneden woon, heb ik het op me genomen ̕ s avonds de pomp uit te zetten, zodat de stookinstallatie ’s nachts op een lager pitje draait. De pomp staat niet in de kelder maar bovengronds, achter in een onverlicht gangetje van de rechter badhuiszaal. Op een avond heb ik net de hengel van de pomp overgehaald als ik een kat klaaglijk hoor miauwen. Het komt van buiten, denk ik, er zitten wel vaker katten op het grasveldje. De volgende avond hoor ik het dier weer en ik moet erkennen dat het geluid eigenlijk niet van de tuinkant komt, maar meer van links. En van dieper weg. Van binnen. Ik doe er verder niets mee, al zit het me niet helemaal lekker. Negeren helpt blijkbaar – de volgende avond is het stil. Na nog een paar dagen dringt zich iets nieuws op: een ondraaglijke stank en ik weet precies waar die vandaan komt. Nu kan ik er niet meer onderuit. Mijn geweten knaagt en daarom wil ik er ook niemand anders van mijn huisgenoten mee opzadelen. Met knikkende knieën loop ik de keldertrap af. Kokhalzend volg ik het geurspoor naar de bron achter in de kelder: de dode lapjeskat onder de warme olietank. Vastgekleefd aan de betonnen vloer. Ik draai me meteen om, ren naar boven en bel de dierenambulance. Binnen het uur verschijnt een aardige jongen met een vuilniszak en een schep om het karkas van de vloer te schrapen. Over de plek die achterblijft gooi ik een fles bleekwater.

De stekker eruit

In 1984 besluit de gemeente dat het welletjes is geweest met ons hypergoedkope wonen. Die olie kost een fortuin en daarom moeten we meer gaan bijdragen aan de stookkosten, die opgenomen zijn in de huurprijs. Omgerekend betekent het een huurverhoging van zestig procent en dat is ons te gortig. Via de gesubsidieerde rechtsbijstand trekken we een pro-Deoadvocaat aan, die wel zin heeft om hier zijn tanden in te zetten. We belanden zelfs in de rechtszaal, waar de rechter verbaasd kijkt. Hebben we al een gesprek gehad met elkaar, bewoners en gemeente? Goed idee! De advocaten van beide partijen trekken zich terug, babbelen wat en na een kwartier stellen ze een compromis voor waar we goed mee kunnen leven.

Een jaar later trekt de gemeente alsnog de stekker eruit: het badhuis gaat definitief dicht en de gemeente gaat op zoek naar een koper voor het Badhuis. Gelukkig mogen we er voorlopig blijven wonen, maar de olie-installatie wordt afgesloten. De stortbaden en kuipbaden beneden zijn niet meer bruikbaar en blijven verweesd achter. In een kast in de woning leggen loodgieters een douche aan, net zoals in de andere woningen van de Koolemans Beijenstraat ruim twintig jaar eerder… In de keuken hangt nu een elektrische boiler waar ook de verwarming van het woonhuis op draait – vooral beneden in mijn kamer blijft de radiator soms akelig lauw.

Het gebouw verloedert nu snel. In de grote entreehal aan de Daalseweg komen de reclamefolders en huis-aan-huiskrantjes enkelhoog te liggen. Het oude badhuistoilet, waarvan ik eerst nog wel eens gebruik maakte als ik geen zin had naar boven te lopen, wordt door niemand meer schoongemaakt. Op een dag lukt het me niet meer om door te trekken, de roestige stortbak heeft het begeven. Ik werk de ergste schade weg en keer de wc beneden voorgoed mijn rug toe. Het onkruid in het zijtuintje overwoekert het gras. Alleen de katten zitten er nog met plezier.

Badhuis wordt theater, ‘verbijzondering van het alledaagse’

Aanvankelijk zoekt de gemeente het voor een nieuwe bestemming opnieuw in de natte sfeer – een sauna, een hamam misschien. Maar het pakt anders uit. Af en toe lopen er onder leiding van een gemeenteambtenaar groepjes nieuwsgierige mensen door het Badhuis. Meestal vrouwen in vlotte kleding die uitroepen: ‘O, wat een enig gebouw!’ Daarna blijft het weer maanden stil. Op een ochtend zie ik de ambtenaar met twee jonge mannen die ik, volgens an educated guess, herken als architect. Ze maken aantekeningen op grote blocnotes, tikken tegen de terrazzomuren en knikken ja, ja, ja. Het zijn Paul van Hontem en Eric van Hulstein, die de opdracht hebben gekregen om het Badhuis tot theater te verbouwen. Het zal een van hun vroege klussen zijn geweest. In een videoportret van Paul van Hontem, gemaakt ter gelegenheid van de toekenning van de Karel de Grote Oeuvreprijs 2013, zegt hij dat het hem niet gaat om het opknappen van monumenten maar ‘het revitaliseren van gebouwen’. Wat hem gelukkig maakt, is ‘het verbijzonderen van het alledaagse’.

Dat is in het Badhuis zeker gelukt, vind ik. In juli 1986 verhuizen we naar onze nieuwe woning in de Benedenstad. Een paar jaren later bezoek ik de wonderschone voorstelling Ifigeneia Koningskind van Teneeter, geschreven door Pauline Mol en geregisseerd door Liesbeth Coltof. Nieuwgierig kijk ik rond in de theaterzaal, op de plek waar eerst de badhokjes en de droogzolder waren. Onherkenbaar… Na afloop ga ik naar de foyer – en ja, hierin vind ik mijn kamer met de terrazzo muren en de zwart-witte tegeltjesrand terug. Op de lange houten bank onder de hoge ramen drink ik tevreden mijn koffie.

~ Inez van der Spek
Arnhem, juli 2018

Boek: Nieuwe historische atlas van Nijmegen

Heeft u eigen foto’s van het oude Badhuis die u graag bij dit artikel ziet? Mail ze naar [email protected]

Bronnen

– mijn herinneringen
-Paula van Wordragen e.a. op de Facebookpagina van noviomagus.nl
-Henny Fransen op website noviomagus.nl
-Pierre Hopman in NK 18(2004), nr. 3, p. 59-62)

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×