“Ik deel, dus ik ben” is een veelvoorkomende blogtitel. Een leuke woordspeling op het elementaire “cogito ergo sum” van René Descartes (1596-1650) uit de Prinicpia Philosophiae (1644). De artikelen die onder deze titel verschijnen onderstrepen de menselijke behoefte om te delen.
Of het nu belangrijke levensgebeurtenissen zijn, foto’s van de kinderen of het dagelijkse boodschappenlijstje, alles moet het internet op om bestaansrecht te hebben: ik deel, dus ik ben. Het artikel onder de quasifilosofische titel is meestal maatschappijkritiek die wordt opgehangen aan alledaagse voorbeelden. We vergeten te leven door altijd alles vast te willen leggen en te delen. Een dag op het strand is goed voor 4 tweets en 18 foto’s, een concert misschien zelfs wel voor 10 tweets, 25 foto’s en 5 filmpjes. De kritiek is dat het online leven het offline leven verarmt. We zijn altijd online en loggen nooit meer uit. We nemen wat we online doen dus niet meer mee naar het fysieke leven. Een slechte ontwikkeling.
Altijd online
De zorg dat het online leven het offline leven verarmt is een klacht die zijn weerklank zal vinden in grote delen van de bevolking, op tienermeisjes na misschien. Ook ik betrap mezelf meer dan eens op de gedachte dat soms offline zijn zo gek nog niet is. Maar toch, het eerste wat ik doe als ik terugkom van twee weken kamperen in Frankrijk is mijn internet aangooien en de appjes, mailtjes, en tweetjes zien binnenstromen. Wij zijn altijd online en zonder als een fatalist te willen klinken: internet is here to stay. Internet is niet meer weg te denken uit onze maatschappij en is een alomvattend medium. Daarbovenop zal de verschuiving naar online alleen maar groter worden, niet kleiner. Generaties groeien online op, leren online, leven online. Of je daar nou voorstander van bent of niet: delen is bestaan.
Sum
Nou klinkt die allemaal wel heel erg als een doemscenario waarin mensen hun eerste date beleven met hun social feed op standby, of gesprekken alleen nog maar via een Google Glass gaan. Dit zou natuurlijk waarheid kúnnen worden, maar het is minder waarschijnlijk dan tegenstanders van de online generatie doen vermoeden. Hoewel “ik deel, dus ik ben” vaak grappend bedoeld wordt is het toch de moeite waard om kritisch te bekijken wat er staat. Met ‘cogito ergo sum’ wordt namelijk niet bedoeld dat achteroverleunen en denken een zinvol bestaan oplevert. Het betekent dat alles ontkend kan worden behalve fundamentele twijfel. Er zou een kwaadwillende demon kunnen zijn die onze hele wereld voorspiegelt: alles zou een illusie of droom kunnen zijn. Het enige dat vaststaat is dat je twijfelt. Het ‘zijn’ waar Descartes op doelde is dus een interpretatie van zijn in de smalste zin. Het zijn van Descartes is twijfelen, en hij die twijfelt moet een denkend wezen zijn.
Verbreding van je horizon
Ik deel dus ik ben zou dus betekenen dat het enige wat vaststaat is dat wij delende wezens zijn. Ik deel dus ik ben verruimt het zijn van Descartes. In onze maatschappij staat vast dat alles gedeeld wordt en daardoor mede bestaat. Delen wekt interactie op met anderen. Of het nou babyfoto’s zijn of staatsgeheimen, alles wordt (al dan niet vrijwillig) gedeeld. Ook vast lijkt te staan dat deze ontwikkeling onomkeerbaar is. Het internet wordt niet minder omvattend, maar met de introductie van bijvoorbeeld de Google Glass alleen maar meeromvattend. Het enige wat je als eenzame strijder kan doen is zorgen dat je zelf de touwtjes in handen hebt over je online zijn. Weet jij waar alle informatie blijft die je het internet op slingert? Komt dat in een grote database van een semi-commercieel bedrijf? Wordt er gebruik van gemaakt om reclame nog persoonlijker te maken? Als delen een essentieel onderdeel wordt van ons bestaan en die ontwikkeling onomkeerbaar lijkt, is het minste wat wij als burgers kunnen doen zorgen dat we ons bewust zijn waar de data blijft die we delen en dat we weten hoe die data beschermd wordt. Wees dus door te delen, maar wees je ook bewust wat je met wie deelt en waar het blijft.
Openingsafbeelding: Share (stck.xchng)