Dit spreekwoord wordt gebruikt als iemand zijn verdiende straf krijgt. Er zit een toontje van leedvermaak in deze uitspraak, vergelijkbaar met ‘eigen schuld, dikke bult’. Het spreekwoord ‘boontje komt om zijn loontje’ bestaat al sinds de zeventiende eeuw en is volgens de meeste verklaringen afkomstig uit een sprookje.
Â
In het spreekwoord ‘boontje komt om zijn loontje’ betekent ‘komt om’ letterlijk: ‘krijgt’. Boontje krijgt dus zijn verdiende loon. Bijzonder is dat de Vlamingen het spreekwoord ook in omgekeerde volgorde kennen: ‘loontje komt om zijn boontje.’ Maar wie was die Boontje nu precies?
Boontje krijgt zijn loontje
Het spreekwoord komt voor het eerst voor in de zeventiende eeuw. Onder meer de taalkundige F.A. Stoett verwijst hierbij naar de Klucht van Oene (1662) van de Nederlandse dichter en toneelschrijver Jan Vos (ca.1610-1667). In dit toneelstuk van Vos is het sprookje, met Boontje als een van de hoofdfiguren, voor het eerst volledig opgenomen. De sprookjesschrijvers Jacob Grimm (1785-1863) en Wilhelm Grimm (1786-1859) gebruikten later hetzelfde sprookje, uiteraard vertaald naar het Duits, onder de titel Strohhalm, Kohle und Bohne. Deze tekst is te vinden in een van de delen van hun verzameld werk Kinder- und Hausmärchen (1812-1857).
In de Klucht van Oene vertelt een van de spelers, een zekere ‘Geile Fijtje’ (de vrouw van Oene) een sprookje. Ze begint als volgt:
Ja ik zel jou et sprookje van Erritje / Boontje / Strootje en Kooltjevier zeggen…
Deze Erwtje, Boontje, Strootje en Kooltjevier (een kooltje vuur) gaan samen op pad. Als ze voor een brede sloot staan waar ze niet zomaar overheen kunnen, doet Strootje een aanbod. Hij wil wel even over de sloot gaan liggen, zodat de rest via hem de overkant kan bereiken. Dat lijkt goed te gaan, want Erwtje en Boontje komen veilig aan de overkant. Als Kooltjevier een poging doet, vliegt Strootje in brand – waarbij hij doormidden brandt – en plonst Kooltjevier in het water. Boontje komt niet meer bij van het lachen. Hij lacht zelfs zo hard…
…dat zijn naersje [buikje] scheurde.
Dat is zijn verdiende ‘loon’, omdat Boontje anderen uitlacht. Maar gelukkig blijkt er een kleermaker in de buurt te zijn, die Boontjes buik met een fraaie zwarte draad weer dichtnaait. En bij alle ‘boontjes’ die in de toekomst ook de fout van Boontje maakten, zou de buik op dezelfde manier dichtgenaaid worden:
Seur [sedert] die tijdt hebben al de Boontjes zwarte lapjes veur heur naers ehadt.
Dit sprookje is niet alleen de bron van het spreekwoord ‘Boontje komt om zijn loontje’, maar verklaart tevens waarom bruine bonen een donkere naad hebben.
Boek: De mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders
Bronnen â–¼
– J.W. Muller, ‘Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 13 (1894) 156-157.
-http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0316.php
-Tekst van de Klucht van Oene (1662)
-Biografie van Jan Vos