Haagje van het oosten
Al in de achttiende eeuw trok de fraaie ligging van Arnhem mensen aan die het in ‘de Oost’, Indonesië of ‘de West’, Suriname en de Antillen, financieel hadden gemaakt. Zo bouwde de laatste commissaris-generaal van de VOC, Sebastiaan Nederburgh, een buitenverblijf bij de stad. De woning groeide later uit tot de theeschenkerij Sonsbeekpaviljoen. Het waren rijke handelaren, oud-officieren en suiker- en tabaksplanters die in Arnhem van hun geld en oude dag wilden genieten. De burgemeesters Pels Rijcken en Sweerts de Landas vervulden eerder in Indonesië bestuurlijke topfuncties.
Afschaffing slavernij
Niet alle notabele Arnhemmers steunden direct of indirect het koloniale beleid. Willem Bosch, oud-kolonel en hoofd van de geneeskundige dienst van het leger in Indonesië, richtte hier de Maatschappij tot nut van den Javaan op. Advocaat en latere minister Jan Nedermeijer van Rosenthal pleitte in 1816 al voor de afschaffing van de slavernij. Hij was ook landelijk hoofdbestuurslid van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij, waarvan in Arnhem maar weinigen lid waren. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 kregen zestien inwoners van de stad samen bijna achttienduizend gulden. Een fortuin in die tijd. Als deeleigenaren van vijf Surinaamse plantages ontvingen zij dit als compensatie voor de vrijmaking van de tot slaafgemaakten.
Villa’s en Bronbeek
De oud-Indiëgangers lieten villa’s bouwen langs de Velper-, Utrechtse- en Amsterdamseweg. Veel Arnhemmers vonden bij hen werk als huis- en tuinpersoneel. Ook de middenstand en het culturele leven floreerden door hun komst. Arnhem stak ’s-Gravenhage naar de kroon en dat leverde de titel ‘Haagje van het oosten’ op.
De in Batavia geboren Jan van Braam kocht in 1849 een villa op het landgoed Bronbeek. Vier jaar later kwam dat in bezit van koning Willem III. Hij besloot er een Koloniaal Militair Invalidenhuis te vestigen. Achter de bestaande villa, die als commandantswoning diende, opende in 1863 het nieuwe rusthuis zijn deuren.
Suikercrisis en repatrianten
Mede door de suikercrisis van 1884/85 kwamen steeds minder oud-Indiëgangers naar Arnhem en verloor de stad haar Indische sluier. Na de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd in 1949 werden Molukse oud-soldaten van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger met hun gezinnen gehuisvest in barakken bij de Rosendaelsche Golfcub. Ook Nederlanders, die voor de overheid of bedrijven hadden gewerkt, keerden met hun familie terug naar Arnhem. De, veelal door de oorlog en onafhankelijkheidsstrijd getraumatiseerde, repatrianten ontmoetten bij het bestuur en de inwoners van de stad, die aan de eigen wederopbouw werkten, maar weinig echte steun.
Van koloniaal tehuis naar historische herinneringsplek
Op een stralende zonnige dag ligt een klein stukje Indonesië in Arnhem. De witte gebouwen van Bronbeek steken scherp af tegen de groene graspartijen en de blauwe lucht. Het voormalige invalidentehuis voor oud-soldaten gaf vanaf 1863 onderdak aan Indië-veteranen. Na de Indonesische onafhankelijkheid en de komst van nieuwe denkbeelden kreeg het huis een ander karakter. Uit de naam verdween het woord ‘koloniaal’, de trofeeëngalerij werd definitief een informatief museum en sinds 1970 kunnen alle soldaten van de krijgsmacht in het tehuis terecht.
Bronbeek werd steeds meer een herinnerings- en herdenkingsplek. De vele monumenten en activiteiten op het Arnhemse landgoed tonen de glorie en het verdriet van belangrijke episodes uit de Nederlandse en Indonesische geschiedenis.
Exotisch Arnhem
In 1883 werd tegenover Bronbeek de Planten- en Vogeltuin geopend. In het vijverrijke wandelpark met exotische vogels en planten verrees een indrukwekkend hotel met een concertzaal voor 1500 bezoekers. De bezoekers bleven echter weg en na tien jaar sloot het complex de deuren. In 1912 kwam het terrein in handen van de zusters van Sacré Coeur. Het voormalige hotel werd in 1973 gesloopt om plaats te maken voor het verpleeghuis Regina Pacis.
Boek: De nieuwe Canon van Arnhem
Elegante Indische vrouwen
De in zijn tijd bekende Portugese schrijver-journalist Ortigão was één van de velen die de Oost- en West-Indische invloed op Arnhem beschreef.
“De open rijtuigen van de rijke Arnhemmers rijden stapvoets voorbij: landauers met open parasols, waaronder bleke Friese schonen die een gezondheids-ritje maken. Of elegante Indische vrouwen, creoolsen uit Sumatra, afstammelingen van inheemse vorsten, bloedverwanten van Javaanse regenten, en nu gehuwd met schatrijke Hollandse kooplieden, die zich uit de zaken hebben teruggetrokken. In de Arnhemse clubs vindt men evenals in de Haagse het meest volmaakte comfort.
Ramalho Ortigão, Holland 1883 / A Holanda, 1883
Arnhemse Multatuli
Multatuli vond met zijn kritiek op het Nederlandse beleid in Indonesië weinig gehoor. De in Arnhem wonende dr. Willem Bosch, oud-kolonel en chef van de militairgeneeskundige dienst in Indonesië, onderging eenzelfde lot. Hij nam het tevergeefs op voor de Indonesiërs in de door hem opgerichte Maatschappij tot nut van den Javaan.
“Aan anderen doen, wat wij wenschen dat ons gedaan worde, zonder onderscheid van ras, landaard, huidkleur of godsdienstige meening dát is het beginsel der Maatschappij. In ‘t bijzonder wil zij dit toepassen op Java en zijne aanzienlijke bevolking, die door ons verdrukt en in haar regt verkort wordt. Eene verdrukking, waarvan ons eerlijk volk zich geheel niets of naauwelijks bewust is. Dien sluijer op te heffen, die laakbare handelingen in helder licht te stellen, was en blijft het streven der Maatschappij.
Willem Bosch, Beginselverklaring van de Maatschappij tot nut van den Javaan, 1866