In het noordoosten van Brazilië ontvouwde zich in de eerste helft van de twintigste eeuw een fascinerend epos. De hoofdrolspelers waren de cangaceiros, legendarische struikrovers die rondzwierven in het dorre binnenland, de sertão. Pakweg een eeuw later zijn ze uitgegroeid tot een mythe die een plek veroverd heeft in het collectieve geheugen van de Brazilianen.
De outlaws van de sertão blijven tot op vandaag tot de verbeelding spreken. Boeken worden over hen geschreven, films gedraaid en studies uitgevoerd. Voor volksdichters op dorpsmarkten blijven ze een inspiratiebron voor hun literatura de cordel of waslijnliteratuur. Pottenbakkers creëren kleurrijke beeldjes van de struikrovers terwijl gerenommeerde schrijvers en kunstenaars zoals Jorge Amado, João Guimarães Rosa of Aldemir Martins het thema in hun oeuvre verwerkten.
De uitstraling van de cangaceiros overstijgt zelfs de Latijns-Amerikaanse grenzen. In de jaren vijftig viel de Braziliaanse filmklassieker O cangaceiro in de prijzen op het filmfestival van Cannes en tekenaars zoals Hugo Pratt en Hermann lieten zich inspireren voor hun stripverhalen over de cangaceiros, met als bekendste personages Lampião en Maria Bonita, zeg maar de Bonnie en Clyde van Brazilië.
Maar waar komt die fascinatie vandaan? Daarvoor moeten we pakweg negentig jaar terug in de tijd.
Lampião en Maria Bonita
Toen, op 28 juli 1938, vielen de legendarische roverhoofdman Lampião (1897-1938) en zijn vrouw Maria Bonita (1911-1938) in een politiehinderlaag. De plaats van het gebeuren was Piranhas, een afgelegen stadje in het binnenland van de Braziliaanse deelstaat Alagoas. Het roverskoppel verloor er samen met negen kompanen het leven.
Het was het trieste slotakkoord van de outlaws die tussen 1870 en 1940 het dorre binnenland van Noordoost Brazilië in hun greep hielden. In tot de tanden gewapende bendes zwierven de vogelvrije nomaden door het gebied. Nu eens gedroegen ze zich als wrekers van aangedaan onrecht, dan weer als Braziliaanse Robin Hoods maar doorgaans als ordinaire rovers en bandieten.
In de loop der jaren ontwikkelden ze hun eigen subcultuur met erecodes, normen en gedragsregels. Ze droegen kleurrijke pseudoniemen zoals Lampião, Zeppelin, Ponta Fina, Volta Seca, Electrico of Quinta Feira en hun eigenheid kwam nog het treffendst tot uiting in kledij en wapenuitrusting. De brede lederen hoeden met omgeslagen randen versierd met Salomonssterren en goudstukken, de indrukwekkend lange ponjaarden, de geborduurde patroongordels, de Winchester geweren en Mauser pistolen. De cangaceiros zagen er vervaarlijk uit en waren dat ook. Door de arme bevolking werden ze tezelfdertijd gevreesd en gerespecteerd.
Robin Hood
De historicus E.J. Hobsbawm haalde in zijn standaardwerk Primitive rebels (1969) de cangaceiros aan als voorbeeld van sociaal banditisme. Hiermee doelde hij op bandieten uit plattelandsgemeenschappen die door de overheid als misdadigers worden beschouwd maar door de eigen omgeving als helden of strijders tegen onrecht worden gezien. Zijn onderzoek bracht hem tot de conclusie dat er drie hoofdvormen van sociaalbanditisme bestaan: de ridderlijke rover of Robin Hood, de dood en verderf zaaiende wreker en tenslotte de primitieve guerillastrijder. Bij de cangaceiros versmolten deze drie types tot een geheel.
Rovers en wrekers
Het binnenland van Noordoost-Brazilië was in de periode 1870-1938 een verpauperd gebied, geteisterd door droogte en armoede. Met een rijke elite van grootgrondbezitters en vooral veel arme keuterboeren. Willekeur en rechteloosheid waren schering en inslag. Veel cangaceiros begonnen hun ‘loopbaan’ nadat hun onrecht was aangedaan. In de binnenlanden was van ‘law and order’ weinig sprake en werd het recht wel vaker in eigen hand genomen.
In het geval van de beroemdste cangaceiro, Lampião, ging het om de moord op zijn vader. Een gebeurtenis die in de samenleving van de sertão om bloedwraak schreeuwde. Sommige cangaceiros ontpopten zich dan ook tot gewelddadige wrekers. Wie hen niks in de weg legde, hoefde weinig te vrezen en kon zelfs op royale hulp rekenen. Wie hun vriendschap weigerde of niet inging op vragen om al dan niet financiële steun werd meedogenloos behandeld. Conflicten met politie of burgermilities werden zoveel mogelijk vermeden maar indien onvermijdelijk konden de cangaceiros bijzonder wreedaardig uithalen.
Onder de cangaceiros zijn er echter een aantal die herinnerd worden door hun ‘goede’ daden zoals Antonio Silvino (1875-1944). Een struikrover die nog het meest het ideaalbeeld van Robin Hood benaderde en actief was als bendeleider van 1886 tot 1914. Hij bracht het ‘stelen van de rijken om aan de armen te schenken’ occasioneel in praktijk. Over het algemeen was dit echter niet meer dan een tactische zet om sympathie te verwerven bij de bevolking.
Dat de cangaceiros bijna een eeuw lang de binnenlanden domineerden was onder meer te danken aan het uitgebreide netwerk van sertanejos (plattelandsbewoners) van alle rangen en standen, van eenvoudige boer tot steenrijke grootgrondbezitter, die hun schatplichtig waren.
Wraakengel en Robin Hood, in het beeld van de cangaceiro zijn uiteindelijk beide facetten aanwezig. Zo wordt Lampião, de ‘koning van de cangaço’, nu eens afgeschilderd als een bijzonder wreedaardige en meedogenloze bandiet, dan weer als een volksheld en een nobele Robin Hood en soms als beide tegelijk.
Revolutionair
Soms duikt ook het beeld op van revolutionaire volksheld, een soort Che Guevara avant la lettre. Het vrijgevochten, anarchistisch bestaan van de cangaceiros sprak tot de verbeelding, hoewel ze in de eerste plaats struikrovers waren voor wie vooral het eigenbelang telde. Een sociale agenda hadden ze niet. Als er al een politieke ideologie was dan situeerde die zich eerder in de conservatieve hoek.
Zo werden ze wel eens ingehuurd door lokale potentaten of grootgrondbezitters. Een treffend voorbeeld daarvan speelde zich af in de jaren twintig van vorige eeuw. Brazilië kende toen revolutionaire tijden. De opstandige militair Luis Carlos Prestes trok toen met enkele duizenden gewapende medestanders door het land om de revolutie te prediken. Zijn zwervend leger werd de Coluna Prestes genoemd en zaaide paniek bij de oligarchie van het noordoosten.
Padre Cicero, een politieke en religieuze leider in het binnenland van de deelstaat Ceara nodigde Lampião uit op zijn hoofdkwartier in Juazeiro do Norte, benoemde de roverhoofdman prompt tot kapitein en belastte hem met de opdracht de revolutionairen een halt toe te roepen. Tot een militair treffen kwam het niet maar het illustreert dat de cangaceiros eerder traditionalisten dan revolutionairen waren. Toch bleef de mythe van hun revolutionaire geest verder leven, zelfs tot ver in de twintigste eeuw. In de jaren tachtig dook er in Frankrijk zelfs een anarchistische verzetsgroep op die zich Os cangaceiros noemde en enkele spraakmakende acties uitvoerde in Franse gevangenissen.
Robin Hood, wreker en revolutionair, het zijn drie componenten die de aantrekkingskracht van de cangaceiro verklaren. In dat mythische beeld kan iedereen wel zijn rebelse wensdromen kwijt. De kracht van de mythe wordt nog versterkt door het feit dat het tijdperk van de cangaceiros niet zo ver achter ons ligt. Pas in 1938 werd een punt gezet achter dit Braziliaanse epos. Bovendien bestaat er ook een bijzonder rijke iconografie van de struikrovers.
Iconografie
Er bestaat heel wat beeldmateriaal, zowel foto’s als filmbeelden van de Braziliaanse outlaws. Een van hun eerste activiteiten bij een inval in een dorp was trouwens de plaatselijke fotograaf optrommelen voor een fotosessie. De oude zwart-wit foto’s tonen krijgshaftige mannen en vrouwen trots poserend voor de camera. Tot de tanden bewapend met dolken, pistolen en geweren. Getooid in katoenen tunieken, rijkelijk versierd met goudstukken, edelstenen en religieuze symbolen. Ook de kenmerkende brede lederen hoed met omgeslagen rand behoorde tot de klassieke outfit. Het was een uitrusting die las als een soort code en zoveel betekende als…
‘…deze man of vrouw is niet getemd’.
Lampião, o Rei do Cangaço (Benjamin Abrahão, 1936-1937)
Bijzonder zijn ook de schaarse filmbeelden van de cangaceiros. Die hebben we te danken aan een jonge avonturier-cineast. Benjamin Abrahão trok in de jaren dertig een tijdlang op met de cangaceiro-bende van Lampião. Hij wist het vertrouwen te winnen van de hoofdman, filmde en fotografeerde hun dagelijks leven en draaide allerlei actiescénes. Helaas ging de film grotendeels verloren maar wat rest zijn fascinerende beelden. Maria Bonita die ‘s ochtends liefdevol het haar kamt van haar man Lampião, feestvierende en dansende cangaceiros, een hinderlaag die voorbereid wordt… Het zijn merkwaardige beelden die van de cangaceiros een intrigerend symbool maken van een verloren wereld uit de binnenlanden van Noordoost-BrazilIë.
Macaber slotakkoord
Toen Lampião, Maria Bonita en negen van hun kompanen sneuvelden in een politiehinderlaag, werden hun hoofden afgehakt om als macabere trofeeën te dienen in een zegetocht door de sertão. Toen de hoofden uiteindelijk in Bahia aanbelandden waren ze reeds in verregaande staat van ontbinding. Ze werden gebalsemd en kwamen terecht in de handen van de wetsdokter Estaçio de Lima die ze bestempelde als nationaal erfgoed. Vervolgens kregen ze een plek als lugubere attractie in het Museu Antropológico van het Instituto Médico Legal, een medisch instituut in Salvador da Bahia. Pas eind jaren zestig slaagden de nabestaanden van de gedode outlaws er in een begrafenis af te dwingen. De cangaceiros vonden zo alsnog een laatste rustplaats.
De naam cangaceiro
De benaming cangaceiro is afgeleid van het Portugese woord ‘canga’ waarmee het juk van een traditionele ossenkar wordt bedoeld. Met de term wordt ook een toespeling gemaakt op de zware wapenuitrusting die de struikrovers op hun schouders droegen.