Troonswisseling in tijden van goddelijk gezag
De volle neven Richard van Bordeaux en Hendrik Bolingbroke werden slechts drie maanden na elkaar in 1367 geboren. Ze waren tien jaar oud toen Richard koning van Engeland werd. Ze waren tweeëndertig toen Hendrik hem in 1399 van de troon stootte om zijn plaats als koning in te nemen.

Voordat Richard en Hendrik werden geboren, was die vraag in de driehonderd jaar sinds hun voorouder Willem de Veroveraar zijn kroon op het slagveld van Hastings verdiende slechts één keer bevestigend beantwoord. In de eerste decennia van de veertiende eeuw had hun overgrootvader Edward II de belangen van zijn gunstelingen zo permanent boven de noden van zijn koninkrijk gesteld, en met zulke rampzalige gevolgen, dat hij zijn eigen wettelijk gezag ondermijnde. Zijn vrouw leidde het verzet dat zijn zoon in 1327 in zijn plaats op de troon bracht.
Van tiran naar usurpator
Maar Richards afzetting in 1399 was de eerste waarbij de kroon niet overging naar een onbetwistbaar legitieme erfgenaam. Richard had het geboorterecht aan zijn kant, en had een diepgeworteld geloof in zijn door God geschonken majesteit; maar verder ontbeerde hij alle leiderschapskwaliteiten. Hendrik bezat alles waar het Richard aan ontbrak, alles wat een vorst aan kwaliteiten nodig had, behalve dat ene: het geboorterecht. Een tiran als koning werd vervangen door een usurpator als koning. Bij zijn pogingen om het koningschap te behouden, moest Hendrik het heilige gezag van de kroon afbreken om daarna te proberen het met betrekking tot hemzelf weer op te bouwen.

Richards neef is zijn nemesis, maar Shakespeare biedt geen toegang tot Hendriks gemoed. We zien alleen de loodzware keuzes waar hij voor staat en het harde pragmatisme van een politicus en soldaat die probeert zichzelf en het koninkrijk van de tirannie te redden. Richard is degene die hardop denkt, die deze nieuwe macht de waarheid zegt en moet omgaan met wat het betekent om een afgezette koning te zijn. Deze onbalans – met Richard in het tragische hart van het verhaal, en Hendrik als de veroorzaker van zijn val – werkt in een andere vorm door in de stukken die de naam van Hendrik dragen. Daar heeft een figuur die nauwelijks herkenbaar is als de dynamische Bolingbroke uit Richard II de troon bestegen als grijze man, door opstand en ziekte bijna tot anonimiteit gereduceerd; hij moet zijn centrale rol op het podium overdragen aan zijn zoon prins Hal, de toekomstige koning Hendrik V, en Hals (grotendeels fictieve) vriend Falstaff.
‘Zondeval’
In de tijd dat de stukken werden geschreven, halverwege de jaren negentig van de zestiende eeuw, bijna tweehonderd jaar na het moment waarop Richard II begint, was hun contemporaine betekenis direct en controversieel. In de grote historische cyclus die ze completeerden – samen met de drie delen van Hendrik VI en Richard III die eerder in dat decennium op de planken werden gebracht – wordt de afzetting van Richard en de usurpatie door Hendrik gezien als de zondeval waarvoor Engeland gestraft zou worden met de grimmigheid van een burgeroorlog, het bloedige conflict tussen de huizen Lancaster en York, dat pas met de komst van de Tudors eindigde. In die lezing belichaamde de oudere koningin Elizabeth – op dat moment in de zestig – Engelands wederopstanding en triomfantelijke terugkeer naar vrede en welvaart.
Maar De tragedie van koning Richard II beschrijft ook de rechtvaardiging voor de val van Richard, de noodzaak ervan, gezien de schade die hij toebracht aan zijn koninkrijk, en uiteindelijk de onafwendbaarheid van de val. Het toneelstuk zet een grillige, kinderloze vorst neer, een geïsoleerde figuur omringd door een kliek van egoïstische hovelingen, terwijl de troonsopvolging onduidelijk blijft. De koning ziet of erkent zelfs de verplichtingen van de kroon ten opzichte van zijn onderdanen niet. En in de jaren negentig van de zestiende eeuw leek die beschrijving in de ogen van de misnoegden onder het volk van Elizabeth het Engelse heden en verleden te typeren.

Shakespeares genuanceerde, lyrische behandeling van de crisis van 1399 kreeg brede aandacht en werd goed ontvangen, maar toen het toneelstuk voor het eerst werd gedrukt in 1597 en daarna nog eens tweemaal in 1598 was de provocerende scène van de afzetting zelf uit de tekst verwijderd. In het jaar daarna werd een andere versie van het verhaal van Richard en Hendrik zowel een commerciële sensatie als het mikpunt van intense politieke aandacht. John Haywards The First Part of the Life and Reign of King Henry IV verscheen in februari 1599 en ‘geen enkel boek verkocht ooit beter’, noteerde de uitgever. Hayward droeg zijn verhaal in bewonderende termen op aan de graaf van Essex, ooit Elizabeths begunstigde favoriet maar nu een verbitterde en verongelijkte dwarsligger binnen het regime. De koningin was ‘enorm woedend over dat boek dat opgedragen was aan de heer van Essex’, rapporteerde de advocaat Francis Bacon…
…een verhaal over het eerste jaar van koning Hendrik de Vierde, dat zij als een opruiende aanzet zag om de hoofden van het volk te vullen met stoutmoedigheid en tweedracht.

Ik ben Richard II, weet u dat niet?
…vertelde ze de bewaarder van de archieven in de Tower.
