De botte koppen van apartheid

5 minuten leestijd
Pieter Willem Botha
Pieter Willem Botha

Poster van de Nationale Partij met vlnr Hertzog, Malan, Strijdom en Verwoerd
Poster van de Nationale Partij met vlnr Hertzog, Malan, Strijdom en Hendrik Verwoerd, de belangrijkste vormgever van het apartheidssysteem in Zuid-Afrika
Zij waren decennialang de gezichten van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime: Verwoerd, Vorster, Botha. Stijve pakken, dikke nekken. Afrikaner mannenbroeders. De geschiedenis heeft met hen afgerekend en veel Zuid-Afrikanen zouden liever vergeten dat zij ooit de scepter zwaaiden in hun land.

Maar er zijn nog tal van vragen te beantwoorden. Wat dreef deze Boereleiers? Waarom hielden zij koppig vast aan een fout systeem dat niet kon slagen? En hoe komt het dat de laatste in de rij, president Frederik Willem de Klerk, plotseling alle machtsposities opgaf? De Zuid-Afrikaanse historicus Hermann Giliomee schreef er een boek over, dat onlangs is verschenen bij de University of Virginia Press: The last Afrikaner leaders. A supreme test of power.

Apartheid
Apartheid


Pieter Willem Botha
Pieter Willem Botha
Giliomee is de uitgelezen persoon om bovenstaande vragen te beantwoorden. De bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Stellenbosch geldt als éminence grise van de Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving. Als zodanig heeft hij tal van hoofdrolspelers te spreken kunnen krijgen, wat een schat aan nieuwe informatie en gezichtspunten oplevert. Nog altijd is de historicus een veelgevraagd commentator en columnist in de Afrikaanstalige media.

In zijn diepgravende boek behandelt Giliomee vijf mannen die vanaf de jaren vijftig tot en met de jaren tachtig de Zuid-Afrikaanse politieke arena hebben gedomineerd. In chronologische volgorde zijn dat: premier Hendrik Verwoerd, diens opvolgers John Vorster en Pieter Willem Botha, de liberale oppositieleider Frederik van Zyl Slabbert, en tot slot president De Klerk.

De auteur geeft veel gewicht aan het persoonlijk leiderschap van deze kopstukken. Hun individuele beleidskeuzes, obsessies en zwakheden hebben volgens Giliomee de loop van de geschiedenis minstens zo sterk beïnvloed als structurele factoren zoals demografische ontwikkelingen en de internationale politiek.

Een goed voorbeeld is de noodlottige beslissing van de regering-Vorster om in 1975 een geheime militaire campagne te beginnen tegen de communistische bevrijdingsbeweging MPLA in Angola. Vorster liet zich hiertoe verleiden door zijn minister van defensie Botha (die hem als premier zou opvolgen), het leger en de veiligheidsdiensten. Zij maakten hem wijs dat de Verenigde Staten achter de operatie stonden, terwijl het Amerikaanse Congres in werkelijkheid tegen was. Als Vorster een sterkere leider was geweest, dan was de beslissing mogelijk anders uitgevallen.

De stijl van de leider was ook van invloed op de binnenlandse apartheidspolitiek. Bij het lezen van dit boek springt in het oog hoe dynamisch en veranderlijk het systeem was. Apartheid was niet van graniet, maar van rubber: taai en elastisch tegelijk. De ene Afrikaner leider na de andere zag zich genoodzaakt zijn positie in het rassendossier te herzien.

Zelfs Verwoerd, de ‘architect’ van apartheid, paste zijn ontwerp op cruciale punten aan. Zo was het oorspronkelijk niet zijn bedoeling dat de zwarte ‘thuislanden’ zich zouden ontwikkelen tot onafhankelijke staten. Dit idee verkondigde hij pas vanaf 1959, onder invloed van de snelle dekolonisatie van veel Afrikaanse landen. Door zwarten onafhankelijkheid te beloven in speciaal voor hen gereserveerde delen van het land, dachten de voormannen van de Nationale Partij zichzelf en anderen te kunnen wijsmaken dat apartheid moreel deugde.

Niet alleen hadden de politiek leiders een slecht geweten, ze merkten bovendien dat volledige apartheid een onbereikbaar ideaal was. De thuislanden waren te klein en onderontwikkeld om de snel groeiende zwarte bevolking te herbergen. Bovendien leefden miljoenen zwarten in townships rond de ‘blanke’ steden, waar ze onmisbaar waren voor de mijnbouw en industrie. De regering degradeerde hen tot ‘tijdelijke’ gastarbeiders zonder rechten, maar deze schijnsituatie kon niet eeuwig blijven voortbestaan. In 1960 gingen zwarten voor het eerst massaal de straat op om te protesteren tegen de vernederende bureaucratie.

Om het systeem te redden deden de Afrikaner leiders concessies. Zij gaven in de loop van de jaren zeventig en tachtig meer rechten aan niet-blanke Zuid-Afrikanen, investeerden in onderwijs en verhoogden de levensstandaard. Maar dit had een averechts effect, schrijft Giliomee. Naarmate zwarten hogere opleidingen genoten, werden zij zich meer bewust van hun achtergestelde positie. Ook de beslissing van Botha om zwarte vakbonden toe te staan gaf een enorme impuls aan de anti-apartheidsstrijd.

Vanaf 1984 braken in verschillende townships opstanden uit. Ondertussen was Zuid-Afrika verstrikt in een slepende en kostbare oorlog in Angola en Zuid-West-Afrika (Namibië). De economie leed steeds meer onder de internationale boycot. Toen buitenlandse geldschieters hun leningen begonnen terug te eisen, drong het tot de botte koppen in Pretoria door dat apartheid geen toekomst had. Veel te laat natuurlijk. Instemmend citeert Giliomee historica Barbara Tuchman:

‘De essentie van dwaasheid is niet dat men fouten maakt, maar dat men in zijn fouten volhardt.’

Het duurde nog tot 1990 voordat de regering onderhandelingen opende met het ANC over een nieuwe democratische constitutie. De directe aanleiding was de val van de Muur. De Klerk meende dat Mandela’s beweging verzwakt was nu zij geen steun meer kreeg vanuit Moskou. Het moest daardoor mogelijk zijn bepaalde garanties af te dwingen voor de eigen blanke bevolking. In plaats van een democratie op basis van de (zwarte) meerderheid stelde hij voor om de macht te verdelen tussen de verschillende bevolkingsgroepen.

Frederik de Klerk en Nelson Mandela, 1992
Frederik de Klerk en Nelson Mandela, 1992

Giliomee laat in zijn boek doorschemeren dat hij dit een aantrekkelijk idee vindt. In een etnisch verdeeld land als Zuid-Afrika bestaat immers het risico dat wanneer één partij de absolute meerderheid heeft, zij die gebruikt om de grondwet te omzeilen en minderheden (lees: de Afrikaners) te onderdrukken. Dit zou voorkomen kunnen worden door in de constitutie groepsrechten op te nemen, zoals het recht op onderwijs in eigen taal, en door te kiezen voor een federatie.

Toen De Klerk in maart 1992 via een referendum onder de blanke Zuid-Afrikanen steun vroeg – en kreeg – om verder te onderhandelen, beloofde hij power sharing. Maar in de onderhandelingen met het ANC kon hij zijn voorstellen niet verzilveren. Giliomee wijt dit aan een gebrekkige onderhandelingstechniek. De Klerk had zijn doelen niet helder voor ogen en dacht niet na over alternatieve opties, mochten de gesprekken spaaklopen. Tegenover de doorgewinterde onderhandelaars van het ANC had de president geen schijn van kans. Slag na slag veegden zij diens stukken van het bord.

Het resultaat is een centralistisch Zuid-Afrika met een evenredig gekozen volksvertegenwoordiging. Daarmee heeft De Klerk zijn belofte aan de achterban gebroken, vindt Giliomee. De Afrikaners zijn erin geluisd.

Bij deze conclusie begint de neutrale buitenstaander echter tegen te sputteren. Had De Klerk niet het morele recht, zo niet de democratische plicht, om buiten de grenzen van zijn mandaat te treden? Hij was immers president van alle Zuid-Afrikanen en niet alleen van de witte minderheid. De nieuwe constitutie moest recht doen aan de wens van zoveel mogelijk landgenoten, van welke kleur dan ook.

De massale en groeiende steun voor het ANC gaf deze beweging een steviger democratische basis dan De Klerks relatief kleine Nationale Partij. Het enige wat de president hiertegenover zou kunnen stellen was een rücksichtslose politionele en militaire repressie. Een havik als Botha zou waarschijnlijk deze kaart hebben uitgespeeld, maar godzijdank heeft De Klerk het risico van een burgeroorlog niet willen nemen. Voor zijn terughoudendheid heeft hij terecht de Nobelprijs voor de Vrede gekregen, zoals Giliomee zelf ook opmerkt.

The Last Afrikaner Leaders - Hermann Giliomee
The Last Afrikaner Leaders – Hermann Giliomee
Kijkt men opnieuw door de ogen van een buitenstaander, dan heeft De Klerk de Afrikaners een dienst van onschatbare waarde bewezen. Iets van de smet die zij door hun decennialange steun aan het apartheidsregime op hun eigen blazoen hadden geworpen, heeft hij weggepoetst. Hij heeft ervoor gezorgd dat Afrikaners weer met opgeheven hoofd de wereld tegemoet kunnen treden. In eigen land maakte hij samen met Nelson Mandela de weg vrij voor verzoening.

Verwoerd, Vorster en Botha wilden het Afrikaanse volk redden door er hoge raciale muren omheen te bouwen. De Klerk redde de Afrikaners door deze muren af te breken. Dat weegt wel op tegen een beetje kiezersbedrog.

~ Bas Kromhout

Bas Kromhout is historicus. Hij werkt momenteel aan een biografie over Hendrik Verwoerd

The Last Afrikaner Leaders – Hermann Giliomee
A Supreme Test of Power

ISBN: 9780813934945
Uitgever: University of Virginia Press
Paperback, 448 pagina’s
Prijs: ca. € 37,50

Bekijk dit boek bij:

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×