Bijna lukte het Josef Hartinger (1893-1984) in 1933 om de nationaalsocialistische kampcommandant Hilmar Wäckerle (1899-1941) en het nazisysteem achter deze man voor de rechter te brengen en veroordeeld te krijgen. De aanklacht – vanwege de moord op ‘de vier eerste slachtoffers van de Holocaust’ Rudolf Benario, Ernst Goldmann, Arthur Kahn en Edwin Kahn – was bijna succesvol.
Bazi’s
Aan de hand van een minutieuze reconstructie van zes dramatische weken in het jaar 1933, betoogt Timothy W. Ryback in het boek Hitlers eerste slachtoffers (uitgeverij Hollands Diep, 2015) hoe, eufemistisch gesproken, één man er bijna in slaagde om het nationaalsocialisme een halt toe te roepen. De Engelstalige uitgave van het boek uit 2014, Hitler’s First Victims, werd door de Hitler-biograaf Ian Kershaw terecht geprezen als…
‘meeslepend geschreven, diepgravend onderzocht, fascinerend.’
Ook de Nederlandse vertaling van Rybacks boek is meeslepend en boeiend van de eerste tot de laatste bladzijde. Ryback laat goed het maatschappelijke contrast zien van voor en na de machtsovername van Adolf Hitler op 30 januari 1933 en brengt de nationaalsocialistische repressie na de Rijksdagbrand van 27 februari 1933 gedetailleerd in kaart.
Na de Rijksdagbrand kreeg Hitler de dementerende, hoogbejaarde Reichspräsident Paul von Hindenburg (1847-1934) zover om een noodwet uit te vaardigen waarmee de grondwet in het kader van de ‘staatsveiligheid’ omzeild kon worden. Vanaf dat moment begon de rechtstaat flink te kraken. Ryback hierover:
“Iemand werd veroordeeld omdat hij Hitler had vergeleken met Stalin, een ander omdat hij Hitler een homoseksueel had genoemd en weer een ander voor de opmerking dat Hitler er niet ‘Duits’ genoeg uitzag. ‘Hitler is een buitenlander die zichzelf het land binnengesmokkeld heeft’, zei Julie Kolmeder in een biertuin niet ver van Hartingers kantoor. ‘Kijk maar naar zijn gezicht.’ Een koetsier uit München overtrad de wet met de grove opmerking: ‘Hitler kann mich im Arsch lecken’ (eufemistisch: Hitler kan m’n kont kussen). Een aantal personen werd vervolgd omdat ze een nazi een Bazi (‘oplichter’ of ‘schoft’ in het Beiers dialect) hadden genoemd. Duizenden anderen werden in Schutzhaft (preventieve hechtenis) genomen zonder een duidelijke beschuldiging.” (23,24)
Detentiecentrum Dachau: vier moorden
Op 13 april 1933 – tweeënhalve maand na het aantreden van Hitler als Reichskanzler – kreeg Josef Hartinger, plaatsvervangend hoofdofficier van justitie in het arrondissement München II in Beieren, een alarmerend telefoontje over vier gevallen van een niet-natuurlijke dood:
“In het nieuwe detentiecentrum voor politieke gevangenen in de buurt van Dachau waren, aldus het bericht, vier mannen op de vlucht doodgeschoten.” (11)
Hartinger leidde op dat moment het strafonderzoek in een groot gebied rond München, ook in de regio van Dachau. Als jurist behoorde de 39-jarige Hartinger tot de eerste generatie openbaar aanklagers die vanaf hun opleiding te maken hadden gehad met de rechtsbeginselen en rechtsprocedures van de democratische Weimarrepubliek.
Hij had nationaalsocialisten en communisten met evenveel overtuiging vervolgd, en verwachtte dat Hitlers regeerperiode – mede vanwege de chaos, het geweld en het onrecht dat deze met zich meebracht – niet al te lang zou duren. In de tien maanden vóór Hitlers aanstelling had president Hindenburg namelijk al drie Reichskanzlers ontslagen. Waarom zou Adolf Hitler niet de vierde zijn?
Gecorrumpeerd
In een meeslepend verhaal, dat regelmatig van perspectief wisselt en daarbij ook in de levenswereld van de vier slachtoffers duikt, toont Ryback aan hoe Hartinger erachter komt dat het juridische proces aan alle kanten door de nazi’s gecorrumpeerd wordt. Hartinger kan helaas niet voorkomen dat het recht zijn beloop krijgt. Dachau-kampcommandant Hilmar Wäckerle komt met zijn brute optreden weg. Het is het begin van een periode van twaalf jaar ongekende naziterreur.
Boek: Hitlers eerste slachtoffers – Timothy Ryback