De Eerste Wereldoorlog door de ogen van Nederlandse journalisten en schrijvers

6 minuten leestijd
Typemachine uit begin twintigste eeuw
Typemachine uit begin twintigste eeuw (CC BY-SA 3.0 - Coyau - wiki)

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) bleef Nederland neutraal. Over hoe het de Nederlandse politiek en samenleving in die periode verging, schreef Paul Moeyes het in 2001 voor het eerst verschenen boek Buiten schot. Het recent verschenen Strijdtonelen is een soort vervolg hierop, waarin de auteur onderzoekt hoe deze oorlog in de Nederlandse pers en literatuur werd verslagen en beschreven.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wilde premier Cort van der Linden Nederland “koste wat het kost buiten de oorlog” houden. De pers werd op het hart gedrukt om vooral niets te schrijven dat deze neutraliteit in gevaar kon brengen. Zeker in het begin van de strijd hielden de meeste journalisten zich hier vrijwillig aan. Moeyes beschrijft dat in de eerste dagen van de Duitse inval in België Nederlandse verslaggevers afreisden richting Zuid-Limburg dat zich immers dichtbij het front bevond. Oorlogsverslaggeving ter plaatse was voor de Nederlandse journalistiek een nieuw fenomeen, want tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) had men zich voor een groot deel gebaseerd op verslagen van Britse correspondenten. Weliswaar vormden persberichten van de strijdende mogendheden nog steeds een belangrijke informatiebron, maar doordat Nederlandse journalisten dichtbij het strijdtoneel een kijkje konden nemen, werd de invloed van human interest in de verslaggeving groter.

Onwennige journalisten

Moeyes haalt verschillende artikelen aan uit de Nederlandse pers waarin gedurende de eerste fase van de oorlog verslag werd gedaan van brandende dorpen, vluchtelingenkolonnes en dode paarden en militairen langs de weg. “De Nederlandse journalisten waren geen gepokte en gemazelde oorlogsverslaggevers die vertrouwd waren met de gruwelen van het strijdtoneel”, aldus de auteur.

Voor velen was een bezoek aan het oorlogsgebied een diep schokkende ervaring, die ze maar moeilijk konden verwerken en verwoorden.

Grenswacht bij de Dodendraad
Grenswacht bij de Dodendraad, een elektrische grensversperring tussen Nederland en België tijdens de Eerste Wereldoorlog (CC BY-SA 3.0 – Nationaal Archief – wiki)

Daarom gingen ze steeds vaker hun eigen ervaringen beschrijven, een ‘nieuwe’ vorm van journalistiek die niet iedereen beviel. Moeyes citeert de volgende woorden uit een bijdrage van oud-minister van Oorlog generaal b.d. H.P. Staal in Het Vaderland:

Wat kan het ons heusch schelen of zulk een verslaggever, na tal van moeilijkheden overwonnen en zelfs na gevaar geloopen te hebben, hier een veldwachter spreekt, daar een gemeente-secretaris ontmoet, ginds een braven ontvanger heeft ontdekt, of elders een kop koffie heeft weten machtig te worden. Ik zou zeggen: Heeren, waag daar toch Uw kostbaar leven niet voor!

Sprake van Nederlandse journalisten die zich als waaghalzen in de frontlinie begaven was er echter niet. Het front verplaatste zich steeds verder van de Nederlandse grens en verslaggevers keerden terug op hun redacties. Moeyes toont aan dat de pers hoe dan ook sterk afhankelijker was van berichten uit de tweede hand. Hij schrijft:

De Nederlandse journalisten aan de grens waren als sportverslaggevers die beschrijvingen gaven van de kleedkamer terwijl op het veld de wedstrijd in volle gang was.

Om dichterbij het front te komen, kon men mee met door de strijdende partijen georganiseerde excursies, maar daarbij werden de gruwelen van de oorlog grotendeels buiten beeld gehouden. Het was de legers er veel aan gelegen om de vijand in een kwaad daglicht te plaatsen. Nederlandse journalisten werden speelbal in een propagandaoorlog, want, zo schrijft Moeyes, “het oordeel van de neutrale toeschouwer was van groot gewicht voor de morele beeldvorming rond de oorlog”.

(On)partijdigheid

Terwijl de geallieerde landen de aandacht vestigden op de misdaden van de Duitsers tegen de Belgische burgerbevolking, vormden de ‘franc-tireurs’ het Duitse antwoord hierop. Duitsland beweerde dat zijn troepen overal in België door Belgische burgers onder vuur genomen werden, waarop ze niet anders konden dan hard optreden. Hoewel het bestaan van deze franc-tireurs nooit is bewezen, werd de term ook in de Nederlandse pers en literatuur klakkeloos overgenomen. Met uitzondering van de anti-Duitse De Telegraaf en de pro-Duitse De Toekomst, bleven de Nederlandse kranten echter grotendeels onpartijdig.

Gedurende de hele oorlog ontvingen redacties telegrammen met informatie van de oorlogvoerende mogendheden. Het was onmogelijk om deze allemaal op waarheid te controleren. “Als de tendenz er al te dik op ligt, worden ze besnoeid”, zo citeert de auteur uit een artikel uit september 1914 van De Nieuwe Courant.

…overigens kan de pers niet anders doen dan zonder voorkeur, wat haar langs de bekende kanalen bereikt, openbaar maken met aanduiding daarvan. Het is deze methode, aannemelijk wijl de eenig mogelijke in den chaos, die een hier vertoevend Amerikaansch journalist onlangs ietwat kortaf omschreef in het compliment: ‘I like to take my information from your press, because it is publishing the lies from both sides.’

Tekening van de Nederlandse kunstenaar Piet van der Hem, over de ondergang van het koopvaardijschip SS Tubantia in 1916. Dit neutrale schip werd getorpedeerd door een Duitse U-boot.
Tekening van de Nederlandse kunstenaar Piet van der Hem, over de ondergang van het koopvaardijschip SS Tubantia in 1916. Dit neutrale schip werd getorpedeerd door een Duitse U-boot.
Het waren de krantenredacties die zichzelf censuur oplegden ter bescherming van de Nederlandse neutraliteit. De Telegraaf, die volgens de schrijver de kwalificatie “grootste deugniet” ambieerde, was minder terughoudend. Toen op 22 februari 1917 zeven Nederlandse koopvaardijschepen werden getorpedeerd door een Duitse onderzeeër noemde de krant dit “een slag in het aangezicht der Nederlandsche natie”. Moeyes vertelt dat de krant eerder al uitvoerig had bericht over de smokkelhandel van Nederland naar het door Duitsland bezette deel van België, waartegen de Nederlandse autoriteiten te weinig zouden uitrichtten. Dit had ertoe geleid dat hoofdredacteur J.C. op 4 december 1915 werd gearresteerd. Hij werd beschuldigd van het in gevaar brengen van de neutraliteit, maar zat slecht twee weken in arrest en werd vrijgesproken.

Toen het Eindhovensch Dagblad op 30 juli 1917 het tot zinken brengen van zes Scheveningse vissersboten veroordeelde, kreeg de krant een tijdelijk verschijningsverbod van de militaire autoriteiten. Andere kranten namen het artikel echter over en protesteerden tegen de maatregel. Moeyes concludeert dat de pers “niet meer zo dociel en volgzaam [was] als zij de eerste oorlogsjaren was geweest”.

Na-oorlogse publicaties

Pas na de oorlog kregen Nederlandse lezers, dankzij bijvoorbeeld het boek Van het westelijk front geen nieuws van Erich Maria Remarque een concreet beeld van de gruwelen aan het front. “Te midden van de meedogenloze wildernis van de wereldoorlog was het neutrale Nederland als een bloemenperk,” schrijft Moeyes, “keurig verzorgd en bijgehouden, maar de bloempjes die er bloeiden konden zich geen voorstelling maken van de brute oorlogsrealiteit.”

Britse soldaat in een Duitse loopgraaf
Britse soldaat in een Duitse loopgraaf tijdens de slag aan de Somme, 1916

Nog meer dan op de journalistiek heeft dit oordeel betrekking op de literatuur. Er verschenen tussen 1914 en 1918 opvallend weinig boeken waarin de oorlog een rol speelde en wanneer dat wel zo was, dan hadden de schrijvers een gebrek aan kennis van wat zich aan het front daadwerkelijk afspeelde. Zo wijst de auteur op de oorlogsroman Vaderland (1917) van Lamberts Hurrelbrinck, die hierin bijvoorbeeld schrijft over “kanonnen met paarden bespannen, die als het ware opdoemen uit de onderaardsche holen”. Moeyes constateert dat de auteur “schrijft over de strijd in de loopgraven zonder ook maar iets te weten en dat resulteert in klinkklare onzin”. De kritiek was indertijd ook niet mals, want een recensent oordeelde dat “in dezen tijd van papiernood” het boek beter niet uitgegeven had kunnen worden.

‘Teleurstellend niveau’

Moeyes schreef zelf een behoorlijk dikke pil over Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog. Het land kreeg te maken met onder andere Belgische vluchtelingen, voedseltekorten en diplomatieke dilemma’s, maar toch kwamen deze thema’s, tot verbazing van de schrijver, die hierin wel een “dramatisch potentieel” ziet, niet of nauwelijks terug in de literatuur uit die tijd. De boeken waarin de omstandigheden in Nederland wel een rol speelden, zijn niet heel enerverend. Zo verwijst Moeyes naar enkele titels van veelschrijfster Thérèse Hoven die in haar werk onder andere schreef over het hamsteren van levensmiddelen door Nederlanders en over Nederlandse oorlogswoekeraars, ‘O-Weeërs’ genoemd. Volgens de auteur deed de schrijfster echter “verder geen enkele poging” om haar verwijzingen naar de actualiteit van duiding te voorzien “of haar thema’s en/of personages te relateren aan een bredere ‘condition humaine’”. De conclusie van Moeyes, op basis van het bestuderen van vele romans, die hij vaak met een goed gevoel voor ironie bespreekt, is dat de Nederlandse literatuur uit de periode 1914-1918 “van een teleurstellend niveau” is.

Strijdtonelen - Paul Moeyes
 
In het slot vergelijkt Moeyes de Nederlandse oorlogsliteratuur over de Eerste Wereldoorlog met die van de Tweede Wereldoorlog, waarin Nederland wel partij was en die wel kwalitatief hoogstaande literatuur opleverde. Het opvallende kwaliteitsverschil verklaart hij vooral aan de hand van het feit dat na oorlog van 1940-1945…

…de wonden zo diep waren dat er behoefte bestond aan verklaringen, kennis, rechtvaardiging en troost.

De neutraliteit vormde voor Nederlandse schrijvers nauwelijks een bron van inspiratie en zowel zij als hun collega’s van de pers hadden te maken met enerzijds een gebrek aan informatie uit de eerste hand over de oorlog en anderzijds met een zelfopgelegde censuur. Hun werk blonk niet uit en is tegenwoordig grotendeels vergeten.

Moeyes haalt het geschreven woord uit de periode 1914-1918 in dit doorwrochte boek uit de vergetelheid, niet omdat het genegeerde journalistieke en literaire pareltjes omvat, maar omdat het typeert hoe onverschillig en onwetend Nederland de Eerste Wereldoorlog beleefde.

Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur artikelen van TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over minder bekende verhalen uit de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur, Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz en In de schaduw van Schindler. Zijn laatste boek is Van kinderwieg tot soldatengraf, over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in Hitlers Duitsland. Zie ook website of X-account.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×