In de tweede helft van de jaren zestig beraadslaagden de NAVO-landen over een nieuwe koers. In 1966 had Charles de Gaulle Frankrijk teruggetrokken uit het militaire deel van de NAVO, in vredestijd volstond volgens hem politiek lidmaatschap. Verder eiste hij dat alle Amerikaanse troepen vertrokken uit Frankrijk. Hierdoor moest ook het hoofdkwartier van de NAVO verplaatst worden.
Het hoofdkwartier werd verplaatst naar Brussel. Echter, slecht twee derde van de Belgische parlementsleden stemde hier mee in. De Belgische Socialistische Partij (BSP) stemde tegen en dat was voor Paul-Henri Spaak, die vĆ³Ć³r stemde, reden om zijn fractie en het parlement te verlaten. De NAVO zou te weinig doen om de spanningen tussen Oost en West te verminderen. Ironisch genoeg zat de BSP hiermee op Ć©Ć©n lijn met de rechts-conservatieve De Gaulle.
Het was deels een kwestie van tijdgeest. Na de schrik van de Cuba-crisis van 1962 was er dooi gekomen in de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en begon een periode van ontspanning (detente). Vanaf 1963 gingen de West-Duitse socialisten pleiten voor een andere koers. Door het bestaan van de DDR te erkennen en diplomatieke betrekkingen aan te gaan met Oostbloklanden, zou de kans op Duitse hereniging op termijn groter worden. Met het aantreden van Willy Brandt als buitenlandminister in 1966 en in 1969 als premier werd dit beleid: de Neue Ostpolitik. Daarnaast had Amerika in het westen aan moreel gezag ingeboet door Vietnam.1
December 1966 besloot de politieke leiding van de NAVO een onderzoek in te stellen. Een jaar later diende de christen-democratische buitenlandminister van Belgiƫ, Pierre Harmel (1911-2009), het naar hem vernoemde Harmel-rapport in. Hierin werd gepleit voor een tweesporenbeleid: de NAVO moest naast defensie (bewapening) ook streven naar diplomatie (ontspanning). Binnen de NAVO zou een Europese tak komen en lidstaten mochten zelfstandig bilaterale betrekkingen aanknopen met Warschaupactlanden. In theorie konden hierdoor de spanningen zelfs geheel verdwijnen, wat de opdeling van Europa overbodig zou maken.
Diplomatieke omwenteling
De NAVO nam het advies over en de Harmel-oefening werd beleid, de Harme-doctrine. Dit betekende een diplomatieke omwenteling. Na de Tweede Wereldoorlog hadden West-Europese landen hun eigen nationale buitenlandbeleid ingeruild voor supranationale diplomatie binnen NAVO en de EEG. Feitelijk hadden de landen geen onafhankelijk beleid meer; ze volgden de Amerikaanse buitenlandse koers. Voor buitenlandminister Spaak was dat zelfs doel van zijn beleid. Nu konden West-Europese landen weer een eigen koers varen.
Met nationale diplomatie en toenadering tot Oost-Europa nam de NAVO twee kenmerken van het gaullistische buitenlandbeleid over. De koerswijziging was dan ook deels bedoeld om te voorkomen dat naast Frankrijk andere landen uit de NAVO zouden stappen.
Waarom kon een Belgische minister zoveel verantwoordelijkheid krijgen? In Russische ogen was Belgiƫ een aanvaardbare bemiddelaar, omdat het militair geen grote rol speelde in de Koude Oorlog. Als boegbeeld van de Europese integratie genoot het land een onkreukbare reputatie in het Westen. Van oudsher had Belgiƫ goede betrekkingen met Oost-Europa2, zelfs korte tijd onder Spaak.
Koningin
Spaak was echter niet de eerste geweest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Belgische koningin Elisabeth onder de indruk geraak van de militaire prestaties van het Rode Leger. Vervolgens verdiepte ze zich in Russische muziek en literatuur. In de jaren vijftig en zestig bezocht ze culturele evenementen in Oost-Europa en ontmoette ze ā op eigen houtje en niet naar de zin van de Belgische regering ā Oostblokleiders. Zo hoopte ze vrede te bevorderen.
In tegenstelling tot Elisabeth, hanteerde Harmel de officiƫle diplomatieke kanalen. En in tegenstelling tot De Gaulle opereerde hij binnen NAVO-verband. In 1967 bezocht hij Oost-Europese landen. Hier hield hij tijdelijk mee op na de onderdrukking van de Praagse Lente in 1968. Een jaar later was Belgiƫ het eerste westerse land dat weer contact opname met de Sovjet-Unie en het erkende als eerste westers land de DDR. De toenadering was niet louter idealisme, er werden ook handelsbetrekkingen aangeknoopt.
Helsinki-akkoorden
Op wens van de Sovjet-Unie wees Europa Pierre Harmel officieus aan als organisator van een conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa. Deze begon in 1973 en werd in 1975 afgesloten met de Helsinki-akkoorden.
Hoewel ook katholiek en lid van een confessionele partij, hield Harmels Nederlandse collega Joseph Luns juist vast aan de harde lijn (net als de Duitse CDU, tot 1980). Het vertrek van Luns in 1971 lijkt niet geleid te hebben tot Nederlandse adoptie van de Harmel-doctrine. In de jaren zestig en zeventig was de Nederlandse binnenlandse politiek sterk gepolariseerd tussen links en rechts. Wellicht hadden Nederlandse politici en commentatoren geen oog voor een verzoenende koers?
Na Harmels aftreden als minister in 1973 kregen Belgen geen diplomatieke sleutelfuncties meer. De generatie politici die de naoorlogse wederopbouw en het ontstaan van de Koude Oorlog had meegemaakt was met pensioen gegaan. Voor de nieuwe lichting politici, ongeacht partij, was detente vanzelfsprekend. Belgiƫ richtte zich nu op binnenlandse politiek.
Helsinki bleek zowel hoogtepunt als zwanenzang van het Harmelbeleid. De twee grootmachten vonden de resultaten te mager en zo onafhankelijk bleek Europa ook weer niet. De Russische inval van Afghanistan, december 1979, deed de Koude Oorlog weer oplaaien. Een wezenlijk element van de Harmel-doctrine bleef echter gehandhaafd. Het NAVO-Dubbelbesluit van 1979 koppelde plaatsing van kruisraketten namelijk aan onderhandelingen met de Sovjet-Unie over wederzijdse wapenvermindering. De NAVO hield vast aan het tweesporenbeleid.
– Rik Coolsaet, BelgiĆ« en zijn buitenlandse politiek 1830-1990 (Leuven, 1998), 416-421.
– Mark Van den Wijngaert en Lieve Beullens (red), Oost West West Best. BelgiĆ« onder de Koude Oorlog 1947-1989 (Tielt, 1997), 59.