De Porajmos, zo noemen de Roma de massamoord op hun volk door de nazi’s. Schattingen van hoeveel Roma en Sinti vermoord werden gedurende de naziperiode lopen sterk uiteen, maar vaststaat dat het gaat om honderdduizenden. Het is pas sinds de laatste jaren dat deze zigeunerholocaust bredere aandacht krijgt. Romans over de Jodenvervolging zijn er volop, maar over de tragiek van de zigeuners tijdens de Tweede Wereldoorlog is echter nog nauwelijks geschreven binnen dit genre. Lindsay Hawdon brengt daar met haar historische roman “De jongen die ontsnapte” verandering in.
Het boek is het debuut van de Britse schrijfster, die eerst jarenlang werkte als columniste voor onder meer The Sunday Telegraph. In een interview met collega-schrijfster en blogster Rebecca Mascull verklaarde ze onlangs dat ze van tevoren niet van plan was om haar verhaal zich af te laten spelen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het moest gaan over een kleine jongen (Jakob) op de vlucht. “Ik wist dat de wereld waar Jakob voor wegrende onveilig was en eerst probeerde ik weg te blijven bij de Tweede Wereldoorlog, omdat ik simpelweg niet het vertrouwen, noch het gevoel had dat ik gerechtigd was om hierover te schrijven”, zo verklaarde ze. “Maar toen begon ik erover te denken dat Jakob geen huis had, geen plek had om naartoe te rennen en dat zette me aan tot het onderzoeken van het Roma-verleden wat me terugbracht naar de Tweede Wereldoorlog.”
De onderdrukking en vervolging van zigeuners kent een lange geschiedenis. Geassocieerd met hekserij, diefstal en zedeloosheid werd het reizigersvolk al sinds de 15e eeuw in Europa gestigmatiseerd, verbannen en vervolgd. Eeuwenoude vooroordelen werden door de nazi-autoriteiten omarmd en omgezet in discriminerend beleid. Roma en Sinti werden bestempeld als asociaal en minderwaardig. Evenals de Joden verloren zigeuners in het Derde Rijk hun burgerrechten, werden ze verdreven en vielen ze uiteindelijk ten prooi aan systematische uitroeiing. Maar ook bijvoorbeeld in het Zwitserland van de twintigste eeuw werden zigeuners gecriminaliseerd. Tussen 1926 en 1973 werden door de Zwitserse autoriteiten zigeunerkinderen weggehaald bij hun ouders om in tehuizen heropgevoed te worden. Meer dan 700 “onhandelbare” kinderen kwamen terecht in psychiatrische ziekenhuizen of gevangenissen.
Behandeling psychiatrisch patiënten
In “De jongen die ontsnapte” speelt zowel de vooroorlogse vervolging van zigeuners in Zwitserland als die door de nazi’s een rol. Het verhaal speelt zich af in drie tijdsperioden die door elkaar heenlopen. Al jaren voordat zigeunerjongen Jakob op de vlucht is voor de nazi’s waren zijn ouders eveneens voortvluchtig, maar dan voor de autoriteiten na hun ontsnapping uit een psychiatrische inrichting. Jakobs moeder, een Engelse die niet van zigeunerafkomst is, was hier opgenomen als patiënt. De primitieve, kille behandelmethode van mensen met een psychiatrische ziekte wordt door de schrijfster net zo aangrijpend beschreven als het lot van de zigeuners tijdens de oorlog. Pas gaandeweg vinden de verschillende tijdsperioden en verhaallijnen aansluiting op elkaar, waardoor het verhaal mysterieus en verrassend blijft tot het einde.
Dat het schrijven van een boek over de Tweede Wereldoorlog niet het doel was van Lindsay Hawdon bewijst zich. In haar roman, waarin angst en liefde de belangrijkste thema’s zijn, worden clichés van de oorlog vermeden en ligt de nadruk veel sterker op de levenslust van de personages dan op de oorlogsthematiek. Door de naziterreur onder het oppervlakte te houden en deze niet te versimpelen tot een oppervlakkige strijd tussen goed en kwaad, is dit boek geen Holocaustkitsch zoals sommige andere recente romans over deze tijdsperiode dat wel zijn. De poëtische manier van schrijven, met veel aandacht voor details over bijvoorbeeld landschap, natuur en mensen, geeft dit verhaal een eigen karakter. Weliswaar zal het niet zorgen voor een algehele kennis van de Porajmos, maar het vormt wel een bescheiden en ongeforceerde aanzet daartoe.