Een achtergrondartikel over de joodse achtergronden van het Nieuwe Testament. Het tweede deel van de Bijbel is immers, net als het eerste, geschreven door joden, of misschien beter: mensen die niet wisten dat wij hen christenen zouden noemen, een woord dat je zou kunnen vertalen als “volgelingen van de messias”. Beide woorden, messias en christus, betekenen hetzelfde: gezalfde.
Zalving is een oud-oosters ritueel om iets te heiligen. De held van het Mesopotamische Zondvloedepos doopt de ark met een kruikje olie; koningen en religieuze autoriteiten ontleenden hun legitimatie aan hun zalving. Tot zover niets bijzonders. Vanaf de vroege eerste eeuw v.Chr. kenden de Joden echter een heel expliciet verlangen naar een messias, een koning die regeerde met Gods hulp. Dit was een reactie op de regering van de Joodse koning Alexandros Yannai, die zijn land in een burgeroorlog had gestort. Vanaf toen speculeerden Joden over een betere heerser. En wat lag meer voor de hand dan erop te hopen dat deze afkomstig zou zijn uit het Huis van David?
Messias
De messias – het woord is een vernederlandsing van het Aramese mešîhâ’ – begon zijn carrière dus als een vorst. Het was geen loze utopie. In Jeruzalem is een graf bekend dat, getuige het opschrift, in gebruik was bij afstammelingen van de familie van David. Die hoeven niet werkelijk af te stammen van op deze al acht, negen eeuwen eerder overleden vorst, maar het graf bewijst dat er in de eerste eeuw mensen waren die geloof vonden voor de claim. Joodse (en later: Romeinse) bestuurders reageerden dan ook doorgaans als door een adder gebeten als zich een messias aandiende. Een “zoon van David” kwam uit de juiste familie en wanneer zo iemand geloof vond, was hij gevaarlijk.
Als Pilatus Jezus executeert als ὁ βασιλεὺς τῶν Ἰουδαίων, “de koning van de Joden”, is dat in lijn met deze oorspronkelijke betekenis: een politieke, maar al te aardse. Voor liefhebbers van de spellingsdiscussie: het woord messias moet dus met een kleine letter, want het is geen religieuze titel.
Althans niet in dit geval. En dat is wel een belangrijk punt. In de christelijke traditie zijn er allerlei dingen bij gekomen. De christelijke verlosser is immers ook de Mensenzoon uit Daniël 7 en speelt een rol in het kosmische drama van de Eindtijd. De christelijke literatuur verbindt namelijk twee van oorsprong gescheiden tradities: enerzijds messianisme, anderzijds eschatologie ofwel de verwachting van de Eindtijd. Dat de messias iets met de Eindtijd heeft te maken, is in de Joodse literatuur bepaald niet vanzelfsprekend, al is de combinatie wel bekend. Dat de toekomstige ideale koning niet alleen in de Eindtijd regeert maar daarnaast óók de Mensenzoon is die aan het einde der tijden tevens het Laatste Oordeel velt, zo vanzelfsprekend in het christendom, is in het Jodendom (bij mijn weten) uitsluitend bekend uit de tekst die bekendstaat als de Gelijkenissen van Henoch. Dit is overigens ook de enige tekst waarin de Mensenzoon geldt als pre-existent, dat wil zeggen: ontstaan voor de Schepping.
Ideeën
Welke ideeën waren gebruikelijk in het Jodendom? Dat is zo simpel nog niet gezegd. We weten dat de stroming der sadduceeën alleen de Wet van Mozes erkende als geïnspireerd. Hoewel daarin een belangrijke tekst is opgenomen die messiaans zou worden geduid (Numeri 24.17-19; zie hieronder), is het alleszins mogelijk dat de sadduceeën niets van messianisme moesten hebben. Bij alvast één belangrijke groep joden circuleerden de ideeën dus vermoedelijk niet. De vraag waarmee deze alinea opende, is daarom zo makkelijk niet te beantwoorden. We zullen ons maar beperken tot de diverse teksten en ons onthouden van speculaties over de vraag of ze een gebruikelijk standpunt weergaven.
Oude modellen
In elk geval: men greep terug op bestaande modellen. Een handvol psalmen lieten zich lezen als vorstenspiegel, zoals Psalm 45, waarin een bruidegom, vermoedelijk de kroonprins, erop wordt gewezen dat zijn zalving hem verplicht te strijden voor waarheid, deemoed en recht. Of Psalm 2¸ die beschrijft dat vreemde volken vergeefs samenspannen tegen God en zijn gezalfde, die ook nog eens “zoon van God” wordt genoemd. Dit materiaal lag klaar om een ideale vorst te schetsen.
Weer andere teksten zijn Micha’s voorspelling dat Israël zou worden hersteld door een vorst uit Betlehem, Jesaja’s woorden dat een loot zou opschieten uit de stronk van Isaï en Ezechiëls opmerking dat God zijn dienaar David opnieuw koning zou maken van een hersteld rijk. En dan was er het gedichtje uit Numeri dat ik al noemde. Het verhaal is simpel: de koning van Moab heeft de profeet Bileam ingehuurd om de twaalf stammen van Israël te vervloeken maar kan op het moment suprême alleen de zegeningen uitspreken die God hem in de mond legt.
Een ster komt op uit Juda, een scepter uit Israël.
Hij verbrijzelt Moab de slapen, de kinderen van Set slaat hij neer.
Het land van zijn vijanden verovert hij, het land van Edom en Seïr.
Israël wordt machtig en sterk, uit Jakob staat een heerser op.
De ster
In de eerste eeuw v.Chr., ruim een half millennium nadat deze regels zijn opgeschreven, begonnen Joden deze passsage uit te leggen als aankondiging van de messias. De ster werd dus hét symbool van Israëls verlosser. Vandaar dat de evangelist Mattheüs vermeldt dat een ster de geboorte van Jezus van Nazaret aankondigde, terwijl kometen de Joden aanmoedigden om in 66 tegen Rome in opstand te komen. De messias Simon ben Kosiba, die in 132-136 een opstand leidde, kreeg de bijnaam Bar Kochba, “sterrenkind”.
Uit deze teksten groeide het nieuwe, messiaanse genre, met als thema’s de komst van een vorst uit het huis van David en het herstel van Israël. Belangrijke motieven waren zalving, de loot, de ster en nog zo het een en ander. De teksten veronderstellen een aanzienlijke vertrouwdheid met oudere literatuur en moeten daarom zijn samengesteld door ervaren schriftgeleerden. Ze volgden de literaire mode van hun tijd: ook in het Grieks bestond in deze tijd een geleerdenpoëzie vol allusies en verwijzingen naar oudere gedichten.
Geweld
Ik beperkte me hierboven tot Bijbelteksten, maar de Dode-Zee-rollen documenteren hoe de ontwikkeling verder ging. Een sektarisch Commentaar op Jesaja (4QpJesa) meldt dat de “loot van David” zijn vijanden zou doden, zou heersen over de volken en recht zou spreken. Kortom, wat elke antieke heerser behoorde te doen. Andere teksten benutten een meer specifiek-Joodse beeldentaal, maar zeggen ruwweg hetzelfde. Zo roept een andere sektarische tekst, de Zegenspreuken (1QSb), de messias op de vijanden te doden “met de adem van zijn lippen” en “de volken te slaan met zijn woorden en met zijn scepter”. Weer een andere tekst, aangeduid als 4Q285, vertelt hoe de koninklijke messias de leider doodt van “de Kittim”, de eschatologische vijanden bij uitstek.
Expliciet gewelddadig is de inhoud van de Aramese vertalingen van oude Hebreeuwse teksten. De woorden waarmee de aartsvader Jakob in Genesis zijn zoon Juda zegent, “in zijn handen zal de scepter blijven totdat degene verschijnt die er recht op heeft”, was voor antieke lezers onbegrijpelijk. Ook de daaropvolgende beschrijving van de manier waarop Juda, met ogen fonkelend door de wijn, zijn gewaad wast in die drank, werd niet goed begrepen. De Aramese vertaler van de Neofiti-targum legde de eerste regel messiaans uit en gaf vervolgens een eigen draai aan de woorden:
Hoe mooi is koning messias, die zich verheft tegen iedereen die zich verzet tegen het huis van Juda. Hij omgordt zich en trekt ten strijde tegen degenen die hem haten: hij verslaat koningen en heersers, maakt de bergen rood van het bloed der gevallenen en de valleien wit van het vet van hun krijgers. Zijn kleren zullen in bloed gedrenkt worden zoals bij iemand die druiven uitperst.
Psalm van Salomo 17
Psalmen van Salomo 17, een andere niet-Bijbelse tekst, biedt een beschrijving van de messias met wat meer variatie. De messias is een dappere krijger uit het huis van David die niet alleen de vijanden onderwerpt, maar ook een oordeel velt over zowel de stammen van Israël als de niet-Joodse volken en daarbij genegen is genade te betonen. Vrij van zonden als hij is, zal hij Jeruzalem zuiveren van zondaars, die hij zal slaan zoals iemand met een ijzeren staf aardewerk kapotbreekt. De heilige stad, voortaan bewoond door een heilig volk, zal worden bezocht door alle volken, die luisteren naar het woord van de messias, die kan heersen zonder geweld, omdat Gods geest op hem rust.
Kortom en zoals gezegd: een messias was in principe een wereldlijke vorst met maar al te wereldlijke ambities. Wellicht regeerde hij in de Eindtijd, maar dat is niet in alle messiaanse speculaties het geval. En er circuleerden nogal wat speculaties. Vaak gewelddadig van aard. Jezus zou beweren – althans volgens de evangeliën – dat zijn koninkrijk niet van deze wereld was, maar we moeten Kajafas en Pilatus niet al te kwalijk nemen dat ze de nuance niet meteen herkenden.
Twee messiassen
Er schuilt echter een tegenstrijdigheid in het takenpakket van de ideale vorst uit de zeventiende Psalm van Salomo. Enerzijds is de messias een krijger, maar anderzijds verricht hij taken die rituele reinheid vereisen. Misschien is dit de reden waarom er ook teksten zijn waarin naast de koninklijke messias een tweede messias voorkomt met een minder krijgszuchtig karakter. Het is ook mogelijk dat het idee van een dubbele messias een reactie is geweest op de Hasmonese leiders, die én hogepriester waren én de wereldlijke macht uitoefenden. De dubbele messianologie kan een uiting zijn van correct constitutioneel gedrag: de functies van krijger-koning en hogepriester dienden gescheiden te blijven.
Wat de herkomst van het idee ook zij, het bestond. De samensteller van een bloemlezing van messiaanse schriftpassages, de hiernaast afgebeelde 4QTestimonia, weet bijvoorbeeld dat de loot van David zal verschijnen met de “onderzoeker van de Wet”. Het Damascusgeschrift, zeg maar de grondwet van de sekte van de Dode-Zee-rollen, spreekt enkele keren de verwachting uit dat in de Eindtijd naast de messias van Israël ook een messias van Aäron zal verschijnen.
Een ander voorbeeld is de beschrijving van de eschatologische maaltijd, waarin de priesterlijke messias gaat aanzitten op een betere plek dan zijn koninklijke collega. “Zoals de hemel boven de aarde is,” observeerde de auteur van de Testamenten van de twaalf aartsvaders, “zo is Gods priesterschap verheven boven de aardse heerschappij”. Het is denkbaar het idee van de dubbele messias ook in de praktijk is toegepast. In 132 n.Chr. kwamen de Joden tegen Rome in opstand onder leiding van de messias Bar Kochba, het “sterrenkind”. Een rabbijnse bron, Klaagzangen Rabbah, vermeldt naast Bar Kochba nog een priester, Eleazar, en we weten dat in diens naam munten zijn geslagen. Het is een aantrekkelijke gedachte dat hij Bar Kochba’s priesterlijke messias was.
De priesterlijke messias
Er zijn enkele teksten waarin de priesterlijke messias alleen optreedt, zonder collega, wat niet zo vreemd is omdat hogepriesters vanouds werden gezalfd en dus als het ware een eigen mandaat hadden. Het Dode-Zee-rolfragment dat bekendstaat als Aäronidische tekst A vertelt hoe de toekomstige hogepriester zijn tijdgenoten zal laten delen in zijn wijsheid en dat hij…
…verzoening zal doen ten behoeve van de kinderen van zijn generatie en gezonden zal worden naar alle kinderen van zijn volk.
Helaas, zo vervolgt de tekst, het onderricht mag dan zijn zoals God het wil en mag de duisternis dan verdrijven tot aan de einden de aarde, uiteindelijk zullen tegenstanders de priesterlijke messias belasteren, zodat zijn tijdgenoten zullen dwalen en verstrikt raken. In de tekst die bekendstaat als 11Q13 draait het om Melchisedek, de hogepriester die ooit Abraham had gezegend en die zou terugkeren om een einde te maken aan de heerschappij van Belial.
Hoe invloedrijk het idee van een priesterlijke messias was, is moeilijk uit te maken. De Aäronidische tekst was vermoedelijk niet sektarisch en kan in bredere kring bekend zijn geweest, zodat ze een model kan zijn geweest dat de volgelingen van Jezus van Nazaret gebruikten om de dood van hun meester een plaats te geven. Zij kenden zeker de ideeën over Melchisedek, want ze worden aangehaald in de Brief aan de Hebreeën, waarin Jezus geldt als de perfecte hogepriester.
Overigens: deze priesterlijke messias is onmiskenbaar eschatologisch van aard, maar hij is dus niet dezelfde als de Mensenzoon die het Laatste Oordeel zal vellen. De priesterlijke messias is een menselijk figuur.
Profeet zoals Mozes
Er zijn nog meer messianologieën gedocumenteerd, zoals de “profeet zoals Mozes”. Deuteronomium kondigt aan dat God profeten zou doen opstaan als Mozes, die men moest gehoorzamen. Deze regel was niet zonder weerklank gebleven. Hosea en Jesaja hadden al gespeeld met de gedachte van een nieuwe Uittocht en de Joodse historicus Josephus noemt verschillende mannen die zich in de eerste eeuw aandienden als nieuwe Mozes.
- In 36 kondigde een profeet aan dat hij op de berg Gerizim, waar volgens de samaritanen de tempel diende te staan, vaatwerk zou tonen dat Mozes daar had begraven. Toen de aanhangers van de samaritaanse profeet bewapend bleken te arriveren, stuurde prefect Pontius Pilatus de cavalerie eropaf.
- In de jaren vijftig nodigde een anonieme profeet zijn volgelingen uit met hem de woestijn in te trekken.
- Niet veel later kwam een Egyptenaar, ongetwijfeld met aanhang, de andere kant op en rukte op naar Jeruzalem.
- Theudas modelleerde zijn optreden niet op dat van Mozes, maar op dat van diens opvolger Jozua: hij voorspelde dat de Jordaan in tweeën zou splijten om hem en zijn aanhangers doortocht te verlenen naar het Beloofde Land.
Al deze profeten werden om het leven gebracht, maar dat was niet voldoende om het idee te doen verdwijnen: nog in 448 n.Chr. volgden de Joden van Kreta een nieuwe Mozes, die hun beloofde dat hij de zee zou splijten om een weg naar Jeruzalem te openen. Sommigen betaalden voor hun geloof met de verdrinkingsdood.
De profeet als Elia
Een ander figuur lijkt als taak te hebben gehad de koninklijke messias aan te kondigen en wordt wel vergeleken met de profeet Elia. Van deze profeet werd verteld dat hij zijn leerling Elisa tot profeet zalfde en dat hij met zijn gebed God had kunnen overreden een overleden kind te laten herleven. Het eerste maakte associaties mogelijk met de messias en het tweede maakte Elia bij uitstek geschikt om het aanbreken van de Eindtijd aan te kondigen: dan zouden, althans volgens sommige joodse groepen, de doden immers opstaan.
Een fragment uit de Dode Zee-rollen, 4Q521, vermeldt dat een Elia-achtig personage de gevangenen zal bevrijden, blinden zal doen zien, gebogenen zal oprichten, gewonden zal genezen, “de doden zal doen herleven en de ootmoedigen de blijde boodschap zal brengen”. Het is denkbaar dat Jezus van Nazaret zijn optreden naar Elia modelleerde en dat zijn leerlingen deze rol toekenden aan Johannes de Doper.
Middelaarfiguren
Hier betreden we het terrein van de “middelaarfiguren”. Er zijn teksten waarin verlosser-achtige figuren voorkomen met een bovenmenselijke, hemelse status, alleen ondergeschikt aan God zelf. In de Oorlogsrol treden bijvoorbeeld de engel Michaël en de Lichtvorst op als eschatologische redders.
De Gelijkenissen van Henoch melden dat de Mensenzoon, die “zal zijn als een staf voor de rechtvaardigen en als een licht voor de heidenen”, al bestond vóór de Schepping. De Uitverkorene, zoals degene die het Laatste Oordeel zal vellen ook heet, is dus, om een jargonterm te gebruiken, pre-existent. De hemelse herkomst van zulke figuren blijkt soms uit natuurwonderen: de messias kan bijvoorbeeld mensen doden met zijn vurige adem. (Bar Kochba werd er door zijn vijanden van beschuldigd een kunstje te doen als vuurvreter.)
Zoon van God
Soms worden messiaanse figuren aangeduid met de titel “zoon van God”, zoals in een beroemd fragment van de Dode Zee-rollen (4Q246) en in het apocrieve boek 4 Ezra. Dit was een op zich gewone oosterse manier om antieke vorsten aan te duiden. De uitdrukking kon synoniem zijn voor “rechtvaardig”.
De evangelist Marcus gebruikt de woorden voor Jezus van Nazaret en lijkt daarbij eerder te hebben gedacht aan een koninklijke titel of een typering van ’s mans rechtvaardigheid dan aan een werkelijke familieband. Hij vertelt althans geen geboorteverhaal waarin Jezus’ herkomst uit het Huis van David wordt gedocumenteerd, laat staan een goddelijke afkomst.
Mattheüs en Lukas, die wel met die gedachte spelen, kunnen zijn beïnvloed door de Grieks-Romeinse wereld, waarin van vooraanstaande filosofen en belangrijke vorsten werd beweerd dat ze waren verwekt door een godheid: Pythagoras, Plato, Alexander de Grote en Apollonios van Tyana zijn voorbeelden.
Alles bij elkaar
Eén ding is in dit alles duidelijk: er was geen systeem. Dat de messias afstamde van David, valt bijvoorbeeld lastig te harmoniseren met het idee dat hij pre-existent was.
De joden vonden het zelf ook verwarrend en begonnen messianologieën te combineren. Michael, Melchisedek en de Lichtvorst werden drie namen voor dezelfde persoon. De rechter die het Laatste Oordeel zou vellen, kon worden aangeduid als Mensenzoon, maar ook als de Uitverkorene. In de Gelijkenissen van Henoch is deze bovendien de Messias. (Dit keer met een hoofdletter.) Tot slot ontdekt Henoch, de mysticus die het allemaal opschrijft, dat hij zélf de Uitverkorene, de Mensenzoon en de Messias is.
Kleine Jahweh
Het was onvermijdelijk dat alle figuren zouden worden samengevoegd tot één engel, die gold als Gods vizier, die de wereld bestuurde. Voor dit denkbeeld zijn diverse oorsprongen aan te wijzen, zoals het Griekse logos-idee, maar er is ook een “intern-Joodse” ontwikkeling in dezelfde richting geweest. Die vinden we in de tekst die bekendstaat als Sefer Hechalot (“Het boek der hemelse paleizen”) of 3 Henoch.
In deze wonderlijke tekst, die gelukkig wél in het Nederlands is vertaald, wordt de wereldbesturende engel door God in koninklijke gewaden gestoken en krijgt hij de naam “de kleine Jahweh”, hoewel hij al Henoch en Metatron heette. Die laatste naam, die zoiets als “troongenoot” betekent, verwijst naar de passage in Daniël waarin tronen – meervoud – worden neergezet voor God en even later de Mensenzoon het Laatste Oordeel komt vellen. Er werd in de Oudheid gedebatteerd over degene die op de tweede troon zat en in Sefer Hechalot is dat dus de kleine Jahweh.
De messias als God
Onnodig te zeggen dat hier een vacature viel te vervullen. Dat Jezus, volgens een door Paulus geciteerde (en dus: pre-Paulinische en dus joodse) hymne in de Filippenzenbrief, “de naam boven alle namen” krijgt, bewijst dat de allereerste volgelingen van Jezus hem al beschouwden als de tweede persoon van wat minimaal een twee-eenheid is geweest.
Voor ik afrond nog even een punt waar aarzeling mogelijk is. Over de vraag wanneer Sefer Hechalot is geschreven, zijn de meningen namelijk verdeeld. Eén ding is daarbij echter duidelijk: het visioen over de kleine Jahweh moet heel oud zijn. Het kan niet meer zijn bedacht nadat de christenen hun messias, de Mensenzoon en Gods Woord waren gaan gelijkstellen en een hemelse troon hadden toegedacht. Daarom moet het idee van een bovennatuurlijke Messias dateren van vóór het midden van de eerste eeuw n.Chr.
Het denkbeeld van een pre-existente tweede persoon van een goddelijke twee-eenheid, gelijk te stellen aan de messias, behoorde zeker niet tot dat deel van het religieuze erfgoed waar alle joden het over eens waren. Maar het is wel degelijk joods erfgoed.