In de Nederlandse natuur is de menselijke hand voor de leek meestal niet direct zichtbaar, maar wel overal aanwezig. Alles wat groeit en leeft in onze bossen, heiden, duinen, graslanden en moerassen is sterk beïnvloed door menselijke activiteit, soms van recente datum en soms van eeuwen geleden.
Heidegebieden en zandverstuivingen ontstonden al in de Middeleeuwen door het plaggen van de bodem en overbegrazing door vee. Bossen werden in de negentiende eeuw aangeplant met grove dennen voor de houtkap en om verzanding tegen te gaan. Edelherten en wilde zwijnen werden uit het buitenland geïmporteerd toen ze in de negentiende eeuw in eigen land door overbejaging (vrijwel) uitgestorven waren. En dan zijn er bijvoorbeeld ook nog de moeflons, een exotisch schapenras dat in de twintigste eeuw op de Veluwe werd uitgezet, en de met grote grazers gevulde en in onze eigen tijd gecreëerde ‘nieuwe natuur’. Niets is zo natuurlijk als het lijkt.

In Het bedwongen bos beschrijft neerlandicus en schrijver Dik van der Meulen (1963) hoe de Nederlandse natuur van de prehistorie tot nu beïnvloed is door menselijk handelen. De eerste druk verscheen in 2009. De herziene editie uit 2022 is aangevuld met een geactualiseerde inleiding en een laatste hoofdstuk over de afgelopen tien jaar. Het is de voormalige CDA-politicus Henk Bleeker die in het slothoofdstuk een prominente rol speelt. Als staatssecretaris voor landbouw, visserij, natuur en buitenlandse handel in het kabinet-Rutte I bezuinigde hij fors op natuurbeheer en -ontwikkeling. Hij zette een streep door de Ecologische Hoofdstructuur, het slechts ten dele uitgevoerde plan om natuurgebieden in Nederland met elkaar te verbinden zodat wilde dieren zich door het hele land kunnen verplaatsen om voedsel te vinden en zich voort te planten. Volgens de schrijver zijn de negatieve gevolgen van Bleekers beleid nog altijd merkbaar.
Klimaatverandering en het stikstofoverschot werken tegenwoordig nog veel minder in het voordeel van de natuur. Eikenbomen sterven af door droogte en stikstofneerslag. Jonge vogeltjes breken hun pootjes als gevolg van een kalktekort in de door stikstof verzuurde bodem. De natuurliefhebber zou er depressief van worden.

Beekbergerwoud
Dat menselijke activiteiten al eeuwenlang de veroorzaker zijn van de teloorgang van natuur, bewijst Van der Meulen aan de hand van de ondergang van het Beekbergerwoud nabij Beekbergen in Gelderland. Dit laatste stukje oerbos in Nederland werd in de eerste helft van de negentiende eeuw ontgonnen. Omwonenden hadden de plantengroei in het moerasachtige woud weliswaar beïnvloed door bomen te kappen voor haardhout, maar de natuur was hier ontstaan zonder toedoen van de mens. Er stonden elzenbomen van 30 tot 40 meter hoog en je kwam er in grote aantallen planten tegen die je elders in het land niet of nauwelijks zag, zoals de slanke sleutelbloem en knikkend nagelkruid. Toen het besluit viel om de woestenij in cultuur te brengen, kwam niemand daartegen in verzet. Arbeiders zwoegden drie jaar in het zompige en moeilijk toegankelijke gebied totdat op 10 juni 1871 de laatste boom werd geveld. De ontginning werd door velen beschouwd als vooruitgang. De auteur haalt de rentmeester aan die belast was met de uitvoering en die in 1874 vaststelde dat de ontoegankelijke wildernis was veranderd…
“…in eene der schoonste boerderijen in Nederland”.

‘Der naturen bloeme’ lijkt een waarschuwing te zijn voor de reisluchtige middeleeuwer. Die kon, als hij zich te ver van huis waagde, op een draak stuiten, een griffioen, een mantichora, een pegasus of een andere exoot die zich bij voorkeur met mensenvlees voedde.
Jac. P. Thijsse
Na naar nog meer relevante middeleeuwse en latere publicaties over de natuur verwezen te hebben, brengt de auteur de onderwijzer en natuurbeschermer Jac. P. Thijsse (1865-1945) ter sprake. In de eerste helft van de twintigste eeuw speelde hij een onuitwisbare rol bij het vergroten van de publieke belangstelling voor de natuur in Nederland. Van der Meulen schreef over hem een in 2018 verschenen portret en ook in Het bedwongen bos komt de natuurpropagandist telkens weer aan bod.

“…kleine vinnige diertjes, als ze krijgen wat ze verdienen, dan hebben ze zeker een onuitsprekelijken, langen, Latijnschen naam en ik denk wel, dat hun larven leven in koemest of anders in veenmodder”.
Van der Meulen concludeert over het werk van Thijsse: “Waar zijn voorgangers zich verloren in dweperigheid, eindeloze opsommingen van dieren en planten en lofzangen op God, die het allemaal toch maar bij elkaar had geschapen, viel Thijsse telkens weer op door dit soort relativerende passages.” Het waren de door Thijsse samengestelde albums met natuurplaatjes, die zaten verpakt bij de producten van Verkade, waarmee hij het grootste publiek bereikte. Van der Meulen noemt de albums “de rijkste natuurzang uit de Nederlandse geschiedenis”. “Met de ontbijtkoek”, zo concludeert hij, “drong de natuur woningen binnen waar voorheen nooit iemand had stilgestaan bij het zingen van de lijster of het uitlopen van de hazelaar.”
Boskabouter
Van der Meulen is vol lof over het werk van Thijsse, maar noemt ook verschillende andere schrijvers en anderen die bijdroegen aan het vergroten van de liefde voor de Nederlandse natuur. Een verrassende pleitbezorger voor de natuur is Jean Dulieu, de geestelijk vader van Paulus de Boskabouter. Het fictieve personage woont in een idyllisch woud met sprekende wilde dieren. Van der Meulen licht toe:
“In een interview in de jaren zeventig vertelde Dulieu dat hij op Terschelling zag ‘hoe alles grondig wordt vernield door ruilverkaveling. Hekjes weg, slootjes weg, houtwal weg. […] Paulus protesteert doorlopend tegen dit soort zaken.’ In de ogen van de auteur was de kabouter dan ook meer dan een vriendelijke kinderboekenheld. ‘Paulus is een natuurbeschermer van het eerste uur. Dat speelt onopvallend door al die verhaaltjes heen.’”
Ruilverkaveling
De ruilverkaveling van na de Tweede Wereldoorlog was goed voor de agrarische productiviteit maar funest voor de natuur en het cultuurlandschap in Nederland. “Tussen 1924 en 1985 werd een gezamenlijke oppervlakte van 1.490.520 hectare verkaveld”, aldus Van der Meulen.
“Overal in Noord-Brabant, de Achterhoek en Twente zijn hagen vervangen door eindeloze rechte asfaltstroken, zodat je je vaak in de Noordoostpolder waant, in plaats van in een eeuwenoud cultuurlandschap.”

Natuurwaardering
De somber stemmende aantasting van de natuur in heden en verleden loopt als een rode draad door het boek heen, maar gelukkig is niet elke bladzijde gevuld met droefenis. De schrijver concludeert dat aangevoerd door onder andere Thijsse en de door hem opgerichte Verenging Natuurmonumenten de waardering voor de natuur in Nederland in de twintigste eeuw enorm is gegroeid. Natuurbescherming staat tegenwoordig, in tegenstelling tot in de tijd toen het Beekbergerwoud werd gekapt, wel op de politieke agenda.

Boek: Het bedwongen bos – Dik van der Meulen