Prins Bernhard was volgens een bekende uitspraak van de Britse koning George VI ‘de enige die echt van de oorlog genoten heeft’. Die woorden komen ook voor in het boek Bernhards oorlog. Het leven van een prins in ballingschap van Dik van der Meulen. De auteur vermeldt erbij dat het citaat waarschijnlijk apocrief is. Dat mag waar zijn, het benadert de werkelijkheid wel dicht, vervolgt de biograaf.
Zijn levensbeschrijving bevat tevens een andere quote, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Al in september 1940 schreef koningin Wilhelmina vanuit Engeland aan haar in Canada verblijvende dochter Juliana (de vrouw van Bernhard):
‘B is een en al opwinding en jongenspret. Heeft prachtavonturen die hij je zelf maar moet vertellen.’
De oorlog – die de kern vormt van deze biografie – was zonder meer het hoogtepunt uit het leven van prins Bernhard. Hij zat in het relatief veilige London (veilig in vergelijking met Nederland althans) en kreeg er meer bevoegdheden en ruimte dan waar iemand in zijn positie rekening mee had mogen houden. Door de buitengewone omstandigheden en dankzij de bescherming van de eigenmachtig opererende koningin maakte hij vlot carrière. Zijn wettige echtgenote plus kinderen waren ver weg, zodat hij de vrijheid had zich in buitenechtelijke relaties en andere genoegens te storten. Niemand lette erop waar hij heen ging en wanneer hij thuiskwam. Niemand, behalve Wilhelmina dan, maar die wond hij om zijn vinger, zeker in de eerste jaren.
Lager wal
Bernhard (zo staat in enkele inleidende paragrafen van dit boek) was afkomstig uit het oude, maar nogal aan lager wal geraakt Duitse geslacht zur Lippe-Biesterfeld in het tegenwoordige Polen. Een echte uitblinker op school was hij niet, al leerde hij wel vlot zijn talen te spreken. Na een studie rechten wist hij een niet al te belangrijk baantje in Parijs te veroveren. Tijdens zijn studentenjaren was hij (volgens hemzelf uit opportunistische overwegingen) lid geworden van een aantal nationaalsocialistische organisaties, zoals de SS en de nazipartij NSDAP. Dat laatste bleef hij tot zijn dood ontkennen, hoewel het bewijs zeer overtuigend was.
In Oostenrijk maakte Bernhard kennis met kroonprinses Juliana, die intensief op zoek was naar een bruidegom. Al snel traden ze in het huwelijk. Aan zijn taak om voor nageslacht te zorgen voldeed hij binnen korte tijd. Erg veel had de ‘duitschen gigolo’ (zoals de schrijver Edgar du Perron hem noemde) verder niet omhanden. Misschien zou hij een tweede prins Hendrik (de schuinsmarcherende, inmiddels overleden man van Wilhelmina) zijn geworden als niet de oorlog was uitgebroken. Want vanaf dat moment veranderde zijn leven in een opwindend jongensboek.
Het begon er al mee dat hij vanuit de tuin van paleis Huis ten Bosch overvliegende Duitse toestellen met een mitrailleur beschoot. Lang kon hij die heldhaftige, maar vanuit militair oogpunt weinig efficiënte handelwijze niet volhouden. Het koninklijk gezin vluchtte naar Engeland en hij moest mee. Volgens eigen zeggen met grote tegenzin. Een paar dagen later maakte hij de smet die de vlucht op de Oranjes had geworpen weer min of meer goed door tijdelijk terug te keren naar het nog niet bezette Zeeland. Daar verrichtte hij overigens niks opmerkelijks, maar de beeldvorming was zeer positief.
Inlichtingenwerk
Weer in Londen had de prins aanvankelijk niet veel bezigheden. Hij wilde graag actief worden in het inlichtingenwerk, maar stuitte op argwaan bij de Britten en andere geallieerden, die hem als geboren Duitser maar half vertrouwden. Gelukkig was zijn schoonmoeder koningin van Nederland. Dat land was dan weliswaar klein en bovendien bezet, de vorstin gold niet als een gemakkelijk iemand. Ze gedroeg zich bazig en wenste geen tegenspraak. Zelfs op de Britse premier Winston Churchill schijnt ze indruk te hebben gemaakt. Hij zou haar ‘de enige man’ in de Nederlandse regering hebben genoemd.
Wilhelmina was bezield van de gedachte dat het na de oorlog afgelopen zou zijn met het verzuilde, door politiek gebakkelei verscheurde Nederland. Er zou een daadkrachtig regime komen, met een parlement op afstand, onder leiding van het koningshuis. Voor haar schoonzoon Bernhard zag ze daarin een speciale plaats weggelegd. Hij zou als opperbevelhebber van de strijdkrachten een vooraanstaande rol moeten spelen in haar plannen.
Zover is het allemaal niet gekomen, maar Bernhard kreeg wel de leiding over het gewapend verzet in Nederland. Als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), waarin de voornaamste verzetsgroepen samenwerkten, keerde hij in de tweede helft van 1944 terug naar het op dat moment al bevrijde zuiden van Nederland. Volgens het boek bracht hij in die functie weinig voor elkaar. Het ontbrak hem aan ervaring en militaire achtergrond. De bevoegdheden van de BS waren onduidelijk en de ongeremdheid waarmee de prins te werk ging, maakte het er allemaal niet beter op.
‘Impulsiviteit was iets anders dan doortastendheid. Geduld, verantwoordelijkheidsbesef en het vermogen risico’s (…) rationeel tegen elkaar af te wegen, onmisbare eigenschappen voor een legerleider, waren hem vreemd.’
Teleurgesteld
Van de politieke veranderingen die Wilhelmina, en ongetwijfeld ook Bernhard, voor ogen zweefden, kwam niets terecht. Na de oorlog leek Nederland al spoedig weer sprekend op het land dat het voor de oorlog geweest was. Wilhelmina trad na een paar jaar teleurgesteld af. Bernhard niet. Die ging vol goede moed verder, tegenover journalisten en anderen opscheppend over hoe geweldig hij het in de oorlog had gedaan. Het ‘jagerslatijn’ was hem niet vreemd, zoals de auteur (zij het in een ander verband) opmerkt.
Spectaculaire onthullingen bevat het boek van Van der Meulen niet. Wel geeft hij een aangenaam lezende beschrijving van de oorlogsjaren van de prins. In zijn epiloog werpt de schrijver – bekend van biografieën van Multatuli en koning Willem III – de vraag op in hoeverre Bernhard na zijn huwelijk een ‘foute’ Duitser is gebleven. Helemaal vrij pleit Van der Meulen hem niet. De ‘stadhoudersbrief’ (in 1942 zou de prins mede namens kroonprinses Juliana zijn diensten aan Hitler hebben aangeboden) mag dan ‘volstrekt ongeloofwaardig’ zijn, Bernhard blijft verdacht.
‘Niets wijst erop dat hij voorafgaand aan zijn verloving met Juliana aan het nationaalsocialisme heeft getwijfeld.’
En elders in het boek wordt met kennelijke instemming de beroemde Duitse letterkundige Thomas Mann aangehaald. Iemand kan niet verschillende vaderlanden hebben, betoogt Mann.
‘Je hebt er maar één, en als men eenmaal prins zur Lippe-Biesterfeld is geweest, dan is men een Duitser, hoe Nederlands iemand ook getrouwd mag zijn.’