Dark
Light

Stadhoudersbrief van prins Bernhard blijft onbewezen

3 minuten leestijd
Prins Bernhard in 1942
Prins Bernhard in 1942

Over prins Bernhard valt veel kwaads te vertellen. De echtgenoot van de vroegere koningin Juliana was voor de Tweede Wereldoorlog lid van Hitlers NSDAP, WA en SS, trouwde uit berekening, hield er diverse buitenechtelijke minnaressen op na, joeg er als ‘zakenprins’ kapitalen aan overheidsgeld doorheen, had weinig op met de democratische regeringsvorm, was (mede) verantwoordelijk voor schandalen die de monarchie maar ternauwernood overleefde en ging uiterst soepel met de waarheid om.

Over zijn leven is zonder meer een boeiende biografie te schrijven. Dat heeft historicus en oud-NIOD-medewerker Gerard Aalders ook gedaan. Zijn boek Bernhard. Alles was anders (eerder verschenen als Prins Bernhard 1911-2004. Niets was wat het leek) leest als een trein. Het heeft niet alleen een zeer interessant personage als onderwerp, maar is ook vlot en hier en daar amusant geschreven.

Jammer genoeg stelt Aalders (zeker geen monarchie-aanhanger) zich niet tevreden met het vervaardigen van een onderhoudende levensbeschrijving. Hij wil een resoluut einde maken aan de vele sprookjesachtige verhalen die er over de toenmalige prins-gemaal de ronde blijven doen. Nog steeds is Bernhard, ruim vijftien jaar na zijn dood, in bepaalde kringen mateloos populair. Hij staat te boek als een hoofdfiguur van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en als een bevlogen bevorderaar van het Nederlandse handelsbelang in de jaren na 1945.

Allemaal niets van waar, vindt Aalders, en hij heeft goede argumenten. Bernhard was dan wel charmant en een eersteklas netwerker, hij was ook een schuinsmarcheerder, een sjoemelaar en een oplichter. Iemand, bovenal, die zijn belevenissen voortdurend veel mooier voorstelde dan ze waren.

Geruchten

Maar Aalders doet wel erg zijn best om het fraaie beeld van de prins omver te halen. Vaak baseert hij zich op feiten en presenteert hij bewijzen. Maar daarmee niet tevreden tovert hij zijn publiek ook geruchten voor zonder dat hij die kan staven. Niet zelden moet hij een beroep doen op woorden en uitdrukkingen als ‘zou’, ‘naar aangenomen mag worden’, ‘lijkt niet uitgesloten’, ‘naar verluidt’, ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’, enzovoort. Dat maakt zijn boek niet altijd overtuigend. Soms denk je als lezer als je weer met een verdachtmaking wordt geconfronteerd: zo erg zal het toch wel niet geweest zijn. Misschien was het wél zo erg, maar Aalders slaagt er niet in het aan te tonen.

Prins Bernhard tijdens een radio-toespraak in Londen, 1942
Prins Bernhard tijdens een radio-toespraak in Londen, 1942
Een voorbeeld van dit alles (maar er zijn er meer) vormt de zogeheten Stadhoudersbrief. Dat was een brief die Bernhard in april 1942 aan Adolf Hitler zou hebben geschreven. Hij bood daarin aan Gauleiter, ofwel ‘stadhouder’, van Nederland te worden als de Duitsers de bezetting van het land zouden staken. Het gerucht hierover dook in de jaren zeventig voor het eerst op in De Telegraaf, waarbij de krant overigens tot de conclusie kwam dat de brief nooit bestaan had. Maar Aalders legt zich daar niet bij neer. In 2004 publiceerde hij een boek over Leonie Brandt-Pütz, een in Duitsland geboren, maar in Nederland actieve schoonheid, die zich met allerlei vormen van spionage bezighield. Via haar is de mare over de Stadhoudersbrief in de wereld gekomen.

Nazi

Aalders geeft toe dat haar geloofwaardigheid niet al te groot was. Dat geldt ook voor de bronnen waarop ze zich baseerde: een na de oorlog ter dood veroordeelde nazi en een foute Nederlandse. Niettemin neemt Aalders haar getuigenis – waarvoor dus geen enkel bewijs bestaat – zeer serieus. Hij wijdt er diverse pagina’s aan in zijn boek. Hoewel hij oud-directeur Hans van der Voet van de Rijksvoorlichtingsdienst – een prins Bernhard-vriend met wie hij verder zeer weinig op heeft – gelijk moet geven:

‘Het moeilijke in deze zaak is dat het ondoenlijk is om bewijs te leveren dat een niet geschreven brief inderdaad niet geschreven is.’

Niettemin probeert Aalders het. Zo zet hij zich af tegen de veelgebruikte verklaring dat Bernhard de brief nooit in april 1942 had kunnen schrijven, omdat de oorlogskansen toen al gekeerd waren. Volgens Aalders heerste in die periode vooral ‘onzekerheid’ over het verdere verloop van de strijd.

‘De Duitse en Japanse opmars in respectievelijk de Sovjet-Unie, Afrika en de Stille Zuidzee waren in volle gang (…) De As-mogendheden stonden op het toppunt van hun macht. Niemand had enig idee hoe lang de oorlog nog ging duren.’

Bernhard. Alles was anders
Bernhard. Alles was anders
Daar kun je ook anders tegenaan kijken. In april 1942 was Amerika betrokken geraakt bij de vijandelijkheden. Duitsland had zich toen al in de nesten gewerkt met zijn inval in de eindeloze Russische vlaktes. Dat het uiteindelijk zou verliezen stond destijds in het Westen wel vast, zij het dat niemand uiteraard wist op welke datum het zich precies zou moeten overgeven. Bernhard zou wel erg onnozel geweest moeten zijn als hij op dat moment Hitler nog een vriendschappelijk aanbod had gedaan.

Anderzijds: helemaal zeker weten doe je het niet. Misschien was Bernhard echt zo onnozel (of verblind door machtsbelustheid). Alles was immers anders en niets was wat het leek? Al zou je van de wetenschapper die Aalders tenslotte is wat meer terughoudendheid mogen verwachten.

Boek: Bernhard. Alles was anders
Ook interessant: Leonie Brandt – De spionne die gevaarlijker was dan Mata Hari

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.323 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×