Vertrekpunten
De Koude Oorlog had zijn oorsprong in twee processen die zich rond het begin van de twintigste eeuw voltrokken. Het eerste was de transformatie van de Verenigde Staten en Rusland tot twee hyperenergieke rijken die een toenemende internationale zendingsdrang aan de dag legden. Het tweede proces was de aanscherping van de ideologische kloof tussen het kapitalisme en zijn critici. De twee ontwikkelingen ontmoetten elkaar toen de Amerikanen zich in de Eerste Wereldoorlog mengden, de Russische Revolutie zich in 1917 voltrok, en er als alternatief voor het kapitalisme een Sovjetstaat werd gesticht. Onder invloed van de wereldoorlog en een economische crisis kreeg het Sovjet‑alternatief over de hele wereld veel steun, maar werd het tegelijkertijd een mikpunt voor zijn vijanden en rivalen. In 1941, het jaar waarin de USSR en de Verenigde Staten actief betrokken raakten bij de Tweede Wereldoorlog, was de Sovjet-Unie intern sterker dan ooit, maar internationaal gezien ook geïsoleerder. De interactie tijdens de oorlog tussen de Sovjets, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, dat vanaf de negentiende eeuw de grootste mogendheid was geweest, had een beslissende invloed op het kader waarbinnen internationale betrekkingen zich later afspeelden.
Terwijl de Sovjet-Unie het wereldkapitalisme bestreed, werden de Verenigde Staten er de aanvoerder van, zij het onder omstandigheden waarvan geen Europeaan zich een generatie eerder een voorstelling had kunnen maken. De geschiedenis van de wereld aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw is vooral een geschiedenis van toenemende Amerikaanse economische, technologische en militaire macht. In de vijftig jaar die verstreken tussen de Amerikaanse Burgeroorlog en de Eerste Wereldoorlog, werd het Amerikaanse bruto binnenlands product (BBP) meer dan verzevenvoudigd. De staalproductie, in 1870 nog slechts een schamele 5 procent van die van de Britten, was tegen 1913 het viervoudige van wat er in Groot-Brittannië werd geproduceerd. In datzelfde jaar konden de Verenigde Staten zich beroemen op het grootste aantal industriële patenten ter wereld. De combinatie van technologische verandering en overvloedige natuurlijke hulpbronnen creëerde een niet te stuiten monster van kapitalistische ontwikkeling dat, in nog geen generatie tijd, alle concurrenten in de schaduw zou stellen.
Een deel van de verklaring voor het Amerikaanse succes was de manier waarop de enorme economische macht van het land en het dagelijks leven van Amerikaanse burgers elkaar kruisten. Bij andere opkomende machten uit het verleden was het vooral de elite geweest die van de vooruitgang had geprofiteerd, en had het gewone volk zich tevreden moeten stellen met de kruimels die overbleven. De Verenigde Staten brachten daar radicaal verandering in. De economische opkomst van het land creëerde een binnenlandse consumentenmaatschappij waarin iedereen zich deelnemer kon wanen, zelfs pas binnengekomen immigranten en Afro-Amerikanen, die voor het overige werden gediscrimineerd en weinig politieke invloed hadden. Nieuwe producten boden status en gemak, terwijl de beleving van moderniteit die met de met nieuwe technologie geproduceerde goederen gepaard ging duidelijk maakte wat het betekende om Amerikaan te zijn: het had te maken met transformatie, met een nieuw begin in een land waar zich een vruchtbare kruisbestuiving voltrok tussen hulpbronnen en ideeën.
Aan het eind van de negentiende eeuw ontmoetten de concepten van uitzonderlijkheid, zending en overvloed elkaar in een buitengewoon krachtige en samenhangende ideologie voor het Amerikaanse buitenlands beleid. In hun eigen ogen waren de Verenigde Staten anders dan anderen: moderner, ontwikkelder en rationeler. Amerikanen voelden zich tegenover de rest van de door Europeanen gedomineerde wereld verplicht hem naar Amerikaans model te helpen hervormen. Hoewel maar weinig Amerikanen er aan twijfelden dat de Verenigde Staten een geavanceerdere vorm van Europese beschaving vertegenwoordigden, waren ze verdeeld als het ging om het soort macht waar dit voordeel hun recht op gaf. Sommigen geloofden nog altijd in het door de Amerikaanse Revolutie neergelegde stramien: dat het door het Amerikaanse republicanisme, voorspoed en ondernemingszin gegeven voorbeeld de rest van de wereld zou beïnvloeden en bij andere volkeren het verlangen zou wekken om de Europese ervaring nieuw leven in te blazen, op de manier waarop de Amerikanen dat zelf hadden gedaan. Anderen meenden dat, in een wereld van zich uitbreidende imperia, de Amerikanen het voortouw moesten nemen. In plaats van slechts als passief voorbeeld te fungeren, moest het actief ingrijpen om de wereld te verbeteren; de wereld had niet alleen behoefte aan Amerikaanse ideeën, maar ook aan Amerikaanse macht.
Ideeën en macht ontmoetten elkaar rond de eeuwwisseling toen de Amerikanen als overwinnaars uit de Spaans Amerikaanse oorlog men. Hoewel de oorlog nog geen vier maanden had geduurd, speelde hij de Verenigde Staten een koloniaal rijk in handen dat de Filipijnen, Guam, Puerto Rico en Cuba omvatte, die tot dan toe Spaans bezit waren geweest. De eerste Amerikaanse gouverneur van de Filipijnen, William Howard Taft, maakte de eilanden tot een proeftuin voor wat hij als ontwikkeling naar Amerikaans model beschouwde: kapitalisme, onderwijs, moderniteit en orde. Toen hij in 1908 tot president van de VS werd gekozen, benadrukte Taft de heilzame werking die Amerikaans kapitaal in het buitenland, in het Caribisch gebied, Midden-Amerika en rond de Grote Oceaan gelegen delen van Azië kon hebben. Tegelijkertijd onderstreepte hij ook de overvloedige mogelijkheden voor Amerikaanse bedrijven om in het buitenland geld te verdienen, en de plicht van de regering om die mogelijkheden te beschermen. Tafts ‘dollardiplomatie’ was een teken van het mondiale overwicht van zijn land.
Aan het begin van 1914 waren de Verenigde Staten een wereldmacht. De leiders van het land wisten zich echter nog altijd niet goed raad met hun rol op het wereldtoneel. Moesten ze zich op doeltreffende interventie richten of op doeltreffende afscherming? Was het hoofddoel van de Amerikaanse macht de bescherming van het eigen volk of de redding van de wereld? De debatten hierover kwamen samen toen president Woodrow Wilson in 1917 tot Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog besloot. Wilson was ervan overtuigd dat bijdragen aan een betere wereld onderdeel was van de Amerikaanse missie. Zijn beleid ten aanzien van Mexico, waar hij twee keer een interventie pleegde, was gebaseerd op het principe dat het in het belang van de Verenigde Staten was om hun zuiderbuur de richting van constitutionalisme en een Amerikaanse vorm van democratie op te sturen. Wilsons sympathieën lagen volledig bij de geallieerden die, onder aanvoering van de Britten, Fransen en Russen, streden tegen de door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije aangevoerde centrale mogendheden. Wat hem tot interventie deed besluiten, was de tegen het internationale scheepvaartverkeer tussen de Verenigde Staten en de geallieerde landen gerichte Duitse onderzeebootoorlog. In zijn oorlogsverklaring beloofde Wilson dat hij ‘de principes van vrede en rechtvaardigheid in het leven van de wereld zou veiligstellen tegenover op eigenbelang gerichte en autocratische macht’ en de wereld tot een ‘veilig oord voor democratie’ zou maken. De retoriek waarvan hij zich tijdens Amerika’s korte betrokkenheid bij de oorlog in Europa bediende, richtte zich op de noodzaak om chaos en onrust te bestrijden en de vrijheid voor zowel mensen als het bedrijfsleven en de handel te beschermen.
Wilson, de eerste zuiderling sinds het begin van de Amerikaanse Burgeroorlog die het tot president had geschopt, gaf blijk van standpunten die een afspiegeling waren van die van zijn blanke tijdgenoten. In de ogen van de president behoorde het tot Amerika’s opdracht in de wereld dat het land anderen landen zou bijstaan die hun mogelijkheden om democratie en kapitalisme in de praktijk te brengen wilden verbeteren. Voor deze missie dacht Wilson in termen van een duidelijke raciale hiërarchie. Blanke Amerikanen en West-Europeanen waren al opgewassen tegen deze taak. Midden-, Oost- en Zuid-Europeanen moesten er nog op worden voorbereid. Latijns-Amerikanen, Aziaten en Afrikanen moesten via hulp of mandaten worden verlicht en geschoold tot ze klaar waren om hun lot in eigen hand te nemen. In de ogen van Wilson, die in feite een liberaal internationalist was, ging het vermogen om rationele politieke beslissingen te nemen hand in hand met het vermogen om economische beslissingen te nemen. Alleen wie economisch gezien beslissingsbekwaam was, zou dat ook in politiek opzicht kunnen worden. Wat Amerika te doen stond, was de wereld voorbereiden op een tijd waarin zulke beslissingen door iedereen zouden worden genomen en handel en vrije economische interactie een vreedzaam evenwicht zouden bevorderen.
Terwijl de Verenigde Staten er, althans in de ogen van de meeste leden van de eigen bevolking, in slaagden om de belofte van het kapitalisme en de markt waar te maken, was Rusland aan het eind van de negentiende eeuw in de ogen van velen bezig om deze waarden te ontkrachten. Hoewel de bedrijvigheid en industriële productie onder het regime van tsaar Nicolaas de Tweede (1894–1917) toenamen, probeerde zowel de regering als een groot deel van de oppositie alternatieven te vinden die Rusland zouden behoeden voor de vuurproef van een markttransformatie. In de loop van de negentiende eeuw breidde het Russische rijk zich vanuit Oost-Europa gestaag uit naar Centraal-Azië en Mantsjoerije en Korea. Net zoals veel Amerikanen al lang geloofden in een land dat samenviel met het continent waarop het lag, hadden veel Russen het idee dat ze voorbestemd waren om een rijk tot stand te brengen dat zich van kust tot kust uitstrekte, van de Baltische Golf en de Zwarte Zee tot aan de Kaspische Zee en de Grote Oceaan. Waar grote mogendheden als Groot-Brittannië en Frankrijk de uitbreiding van hun rijk door maritiem overwicht hadden gerealiseerd, had Rusland een aaneengesloten rijk op het vasteland voor ogen, bevolkt door eigen mensen, in een gebied dat bijna twee keer zo groot was als het oppervlak van de continentale Verenigde Staten.
Binnen dit nieuwe Rusland streden oude en nieuwe ideeën om voorrang. Soms regen ze zich tot verrassende combinaties aaneen. De adviseurs van de tsaar deden de markt vaak laatdunkend af als een bezoedeling van de waarden waar het Russisch-zijn en het Russische rijk op berustten: hiërarchie, authenticiteit, empathie en religie, en ook onderwijs en cultuur dreigden verloren te raken in een koortsachtige jacht op materieel gewin.
Zelfs degenen die de tsaar niet steunden hadden het gevoel dat natuurlijke, directe en authentieke vormen van persoonlijke interactie ondergesneeuwd dreigden te raken, en misschien wel vervangen zouden worden door niet-authentieke en buitenlandse leefwijzen. Dit alles wakkerde in de jaren die aan de Eerste Wereldoorlog voorafgingen zowel op rechts als op links de weerstand tegen het kapitalisme aan. De kleine minderheid die in de ideeën van het liberale kapitalisme geloofde, ging in veel gevallen verloren in de menigte.