Vlak na het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog werd in augustus 1936 de stad Badajoz veroverd door de troepen van generaal Francisco Franco die onder bevel stonden van luitenant-kolonel Juan Yagüe. Beweerd werd dat deze duizenden medestanders van links in de arena van Badajoz liet executeren.
Heeft de massamoord in de arena werkelijk plaatsgevonden of vormen de beweringen daarover een onderdeel van de propagandastrijd tussen links en rechts?
Het feest van Yagüe
Op 27 oktober 1936 verscheen er in het Madrileense dagblad La Voz een artikel over de executies door de nationalistische opstandelingen onder leiding van luitenant-kolonel Juan Yagüe in de arena van Badajoz waarvan hier een deel in vertaling wordt weergegeven.
‘Nadat Yagüe Badajoz veroverd had (…) liet hij alle gevangen militieleden bijeendrijven in de arena en ook iedereen die geen wapen had gebruikt, maar als aanhanger van links werd beschouwd. En hij organiseerde een feest voor de reactionairen uit de stad wier levens gespaard waren door het volk en het wettelijk gezag. Op de eerste rijen tribunes namen voorname heren plaats, vrome dames, elegante meisjes, jonge falangisten, (…) eerbiedwaardige geestelijken, deugdzame monniken en nonnen met deemoedige blik onder hun witte kap. Te midden van dit luisterrijke gebeuren stonden mitrailleurs opgesteld. Toen het sein was gegeven – we veronderstellen door bazuingeschal – werden de stierenhokken geopend en verschenen in de arena, die lag te blakeren in de augustus-zon, de menselijke horden liberalen, republikeinen, socialisten, communisten en syndicalisten van Badajoz. (…). Vol ontzetting en lijkbleek drongen ze dicht opeen, de dood voor ogen… Yagüe zat op de eretribune in gezelschap van Castejón, zijn secondant. Hij werd omringd door hoffelijke, hem welgezinde landeigenaren, presidenten van broederschappen en provinciaals elegant geklede dametjes. Yagüe hief zijn hand en zwaaide met zijn halsdoek. En de mitrailleurs openden het vuur.’
Verdediging
Aan de vooravond van de opstand van de militairen die plaatsvond onder leiding van generaal Emilio Mola waren de spanningen in Spanje hoog opgelopen. Op tal van plaatsen werden volksmilities gevormd die huis hielden onder geestelijken, grondbezitters en de rechtse elite waarbij kerken en kloosters in brand werden gestoken en mensen gemarteld of geëxecuteerd. De op 19 februari 1936 aangetreden linkse regering was niet bij machte om dat geweld te stuiten. De volksmilities werden gezien als de kern van het te formeren volksleger naar Russische snit. Ze konden vrijelijk hun gang gaan. Deze situatie verergerde toen op 19 juli de militairen revolteerden en de toenmalige premier José Giral begon om wapens uit te delen aan het volk.
Op de dag dat de opstand begon, marcheerden de volksmilities door de straten van Badajoz en werden enkele honderden personen die verdacht werden van antipathie jegens het linkse volksfront gevangengenomen. De politie (Guardia Civil) stond machteloos en het scheelde maar weinig of zij had zich direct aangesloten bij de rebellen van Mola. De in Badajoz gelegerde militairen sloten zich evenmin aan bij de opstandelingen. Op 21 juli kwam het bevel vanuit Madrid aan de plaatselijke legerleiding om het merendeel van de troepen over te brengen naar de hoofdstad waar men zoveel mogelijk militaire eenheden begon samen te trekken om de stad te verdedigen tegen de verwachte aanval van de nationalistische legers. Eén onderdeel daarvan, onder leiding van luitenant-kolonel Yagüe, was op bevel van generaal Franco begonnen aan een opmars vanuit Marokko en koerste richting Badajoz om deze stad op de republikeinen te veroveren.
Op 25 juli arriveerde in Badajoz de nieuwe militaire commandant van de provincie, kolonel Ildefonso Puigdengolas Ponce de Léon, die zich ervan bewust was dat de verdediging van de stad zwak was. Niet meer dan enkele honderden milicianos (leden van de volksmilities) die slecht bewapend waren, overgebleven militairen en de leden van de politie-eenheden. Hij eiste onmiddellijk onvoorwaardelijke loyaliteit van allen aan de centrale regering, maar omdat hij de Guardia Civil niet vertrouwde, besloot hij tot ontwapening en deelde in navolging van Giral deze wapens uit onder de milicianos. Hiermee nam hij een enorm risico, want op 5 augustus meldden zich goed bewapende milicianos bij de gevangenis van Badajoz waar driehonderd sympathisanten van rechts zaten opgesloten met de kennelijke bedoeling hen te executeren. Het was te danken aan een plaatselijke industrieel, die niet alleen linkse sympathieën had, maar ook over connecties beschikte binnen het republikeinse volksfront, dat deze aanval van milicianos op de gevangenis werd voorkomen.
Aanval
Vanaf 9 augustus werd Badajoz gebombardeerd door de nationalistische luchtmacht die gebruik maakte van door Hitler-Duitsland ter beschikking gestelde vliegtuigen. Talloze burgers ontvluchtten de stad richting Portugese grens waar zij de inmiddels gearriveerde buitenlandse journalisten vertelden over de verschrikkingen aangericht door bombardementen van de militaire opstandelingen en ook over de terroristische acties van de volksmilities. Intussen was in de hele regio een spiraal van geweld ontstaan. Het gewelddadige gedrag van de milicianos dat tussen 7 en 13 augustus aan honderden mensen het leven kostte, bracht een even moorddadige reactie teweeg van de kant van de opstandelingen. Overal waar het oprukkende leger van Yagüe plaatsen veroverde, werden gevangenen zonder pardon gefusilleerd.
Op 13 en 14 augustus vond de definitieve aanval plaats op Badajoz, dat door zijn stevige ommuring en ondanks het geringe aantal verdedigers, niet gemakkelijk viel te veroveren. Om de uiteindelijke inname van de stad een extra heroïsche glans te geven, beweerde de rechtse propaganda dat er enkele duizenden goed gewapende milicianos de stad verdedigden, maar dat is één van de fabels van rechts waarvan er tijdens en na de Burgeroorlog talloze zijn opgedist. Na hevige bombardementen en gevechten wisten de militairen van de uit Marokko afkomstige legereenheden van Franco’s leger uiteindelijk de stad binnen te komen die door man-tot-man gevechten werd veroverd. Elke inwoner, militair of burger, die een wapen droeg, werd meedogenloos geëxecuteerd. Journalisten die op 15 augustus werden toegelaten tot de stad meldden dat overal lijken lagen en dat zelfs in de kathedraal, waar milicianos en linkse burgers zich hadden verschanst, mensen waren geëxecuteerd.
De arena: bloedbad of niet?
Dat er in Badajoz op flinke schaal mensen van links zijn omgebracht lijdt geen twijfel. Net als elders werd iedereen die verdacht werd van wapengebruik zonder enige vorm van proces door de nationalisten doodgeschoten. Maar hoeveel zijn het er geweest? En is het waar dat de arena gebruikt werd als plaats voor massale executies? Er bestaan tal van interpretaties, waarvan een van de meest vergaande die van de Amerikaanse journalist Jay Allen is. Op 30 augustus 1936 publiceerde hij in de Chicago Tribune een beschrijving van het bloedbad in de arena van Badajoz waarvan de titel luidde:
‘Slachting van 4.000 mensen in Badajos, stad der verschrikkingen.’
Van belang is te constateren dat door de meeste journalisten die als eersten de stad na de verovering bezochten, melding gemaakt werd van de vele lijken die overal te vinden waren, van massatransporten ervan en van verbrandingen op het kerkhof (de rookpluimen waren zichtbaar vanaf de grens met Portugal), maar vrijwel geen enkele journalist spreekt van tekenen die wijzen op een massa-executie in de arena zoals in het verhaal over het feest van Yagüe wordt gesuggereerd.
Toch heeft het verhaal over de massa-executie in de arena van Badajoz de wereld veroverd. Niet in het minst door toedoen van Jay Allen, maar ook door anderen zoals de Amerikaanse journalist John Withaker die in 1942 in het artikel ‘A witness from Spain’ beweert Yagüe te hebben geïnterviewd vlak voor hij uit Badajoz richting Madrid vertrok, waarbij deze antwoordde op de vraag waarom er 4.000 ‘rooien’ waren doodgeschoten:
“Of course we have killed them. What did you suppose? Will I take 4.000 red prisoners with my column, having to advance against the clock? Or will I leave them in my rearguard so that Badajoz will be red another time?”
Deze vermeende uitspraak van Yagüe is misschien wel de meest geciteerde in de propagandaoorlog die tijdens en na de Spaanse Burgeroorlog heeft gewoed, maar is in tegenspraak met wat Mario Neves, journalist van de Diario de Lisboa, een dag eerder optekende uit de mond van Yagüe. Op de vraag of het gerucht waar was dat er 2.000 mensen waren geëxecuteerd, antwoordde de bevelvoerder: ‘No deben ser tantos….’ ofwel ‘Zoveel waarschijnlijk niet…..’. Dat geeft aan dat Yagüe de verschrikkingen van Badajoz niet heeft ontkend. Maar het lijkt niet erg waarschijnlijk dat Yagüe te koop zou hebben gelopen met het feit 4.000 tegenstanders te hebben geëxecuteerd één dag na zijn bewering tegenover Mario Neves dat het aantal gefusilleerden minder zou zijn geweest dan 2.000. Bovendien zou, wanneer de weergave van Whitaker klopt, deze zeker in 1936 al zijn gepubliceerd en niet pas in 1942. Whitaker is wellicht nooit in Badajoz geweest.
De verovering van Badajoz is gepaard gegaan met veel bloedvergieten, daar zijn genoeg aanwijzingen voor. Maar aan het waarheidsgehalte van de bewering dat Yagüe een ‘feestelijke’ moordpartij organiseerde waarbij 4.000 doden vielen, moet ernstig worden getwijfeld. Aangenomen mag worden dat het een onderdeel is van de propagandastrijd waarin beide partijen in de Burgeroorlog zich niet onbetuigd lieten.
In 2002 werd besloten de oude arena te slopen en op die plek een congrescentrum te bouwen. Maar de herinnering – vertekend of niet – aan wat er in Badajoz heeft plaatsgevonden, blijft.
Boek: De strijd om Spanje (Spaanse burgeroorlog 1936-1939)
Meer artikelen over de geschiedenis van Spanje
– Pilo, F. e.a., La Matanza de Badajoz, Libroslibres, Madrid 2010