Ik heb al vaker geblogd over de Lachmannmethode: de methode waarmee de vervaardigers van een tekstuitgave door middel van schrijffouten of afwijkende spellingen een stamboom (“stemma”) opstellen om een tekst te reconstrueren die zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst komt. Die gereconstrueerde tekst heet het archetype. Daarnaast heb ik al geblogd over de bestudering van heel oude Korans, waarvan sommige onwaarschijnlijk vroeg zijn gedateerd. Twee onderwerpen die me boeien dus. Daarom was ik blij afgelopen zondag in Leiden een lezing te kunnen bijwonen van taalkundige Marijn van Putten, die allebei de onderwerpen behandelde.
Vier oer-Korans?
Van Putten legde het traditionele verhaal uit. In 632 overleed Mohammed, waarna kalief Abu Bakr de openbaringen liet opschrijven. Zestien jaar later, rond 650, liet kalief Othman een standaard-Koran maken: vier exemplaren voor de vroeg-islamitische steden Medina, Basra, Koefa en Damascus. Alle Korans gaan, volgens de traditie, terug op dit viertal.
Op dit verhaal is kritiek gekomen. Ik blogde al eens over Patricia Crone, maar zij was niet de enige die vraagtekens plaatste. De Amerikaanse historicus John Wansbrough meende dat de Koran pas anderhalve eeuw later de ons bekende vorm zou hebben gekregen. Je wil natuurlijk weten wat klopt: de traditie of de scepsis? Of ligt het misschien nog anders? Lange tijd was dat onmogelijk om te weten, maar tegenwoordig zijn zo veel manuscripten gedigitaliseerd, dat een antwoord mogelijk is. Maar eerst: wat is de methode?
Stap 1: dictaat of kopie?
Er lijken maar twee manieren te zijn geweest waarop mensen in de tijd vóór de boekdrukkunst teksten vermenigvuldigden. Óf iemand dicteerde en anderen schreven het op, óf een kopiist schreef zo precies mogelijk over wat voor hem op de lessenaar lag. Een tekst is dus een dictaat of een kopie.
Van Putten legde uit dat aan handschriften is te zien welke van de twee methoden is gebruikt. De truc, zo leerde ik, is te kijken naar woorden die hetzelfde gespeld kunnen worden, zoals de uitdrukking “gratie Gods”, die in het Arabisch op twee manieren is te spellen. In de Koran vinden we ze allebei, dwars door elkaar heen. In Soera 16 staat bijvoorbeeld twee keer de ene en drie keer de andere spelling. Het aardige is nu dat dit in alle manuscripten voorkomt. Steeds is in Soera 16 “gratie Gods” tweemaal op de ene en driemaal op de andere manier gespeld. Zo zijn er nog meer voorbeelden.
Als de tekst zou zijn vermenigvuldigd door dictaat, zou je hebben verwacht dat in het ene manuscript consequent de ene spelling en in het andere manuscript consequent de andere spelling zou zijn gebruikt, afhankelijk van hoe de klerk meende dat het hoorde. Maar zo is het niet. De Koran is verspreid door kopiisten die heel precies overschreven wat ze zagen, inclusief spellingvariaties.
Stap 2: ouderdom
Dit zegt natuurlijk nog niets over het gelijk van de traditie of het gelijk van Wansbrough. Inmiddels zijn er echter voldoende koolstofdateringen van oude Koranmanuscripten om te weten dat er al teksten circuleerden in de zevende eeuw. Door deze dateringen is nu duidelijk dat Wansbroughs idee onmogelijk correct kan zijn: de Koran circuleerde eerder dan de Amerikaanse geleerde aannam. Dat deze theorie niet correct is, wil natuurlijk niet zeggen dat dus de andere correct is. Bij het beoordelen van de traditie komt Lachmann ons echter te hulp. Van Putten vertelde dat we een stemma kunnen bouwen.
Stap 3: de vier families
Ook al is de Koran heel zorgvuldig overgeschreven, er zijn piepkleine variaties, meestal zonder veel betekenis. Het schijnt dat de ernstigste inhoudelijke variatie is dat God de ene keer de eigenaar en de andere keer de koning is van de dag des oordeels. De varianten zijn altijd bekend geweest en door middeleeuwse geleerden becommentarieerd. Je kunt zulke verschillen inventariseren en dan blijken er – en dat vond ik verrassend – vier families te zijn. We hebben dus vier archetypen, precies zoals de traditie beweert.
We kunnen deze vier families zelfs identificeren met de steden waar de eerste Korans naartoe zouden zijn gestuurd. Als de middeleeuwse commentatoren bijvoorbeeld zeggen dat deze of gene variant is te vinden in de Korans uit Syrië, blijken de manuscripten die die variant hebben, inderdaad te zijn vervaardigd in Syrië. We kunnen dus identificeren welk archetype lag in Medina, Basra, Koefa of Damascus.
Er zijn maar vier manieren waarop deze vier archetypen van elkaar kunnen zijn overgeschreven, en Van Putten had er een voorkeur voor aan te nemen dat het exemplaar uit Medina het oudste was, dat de Korans uit Damascus en Basra van dat oer-archetype zijn overgeschreven, en dat tot slot het exemplaar uit Koefa is gekopieerd van het exemplaar uit Basra. Zo kunnen we dus op manuscriptniveau zien hoe rond 650 de Koran van kalief Othman is vervaardigd. Het gereconstrueerde archetype komt dichter bij de auteurstekst dan enig andere mij bekende overgeleverde tekst.