Onderzoekers van het Italiaanse Instituut voor Prehistorie hebben zetmeelkorrels gevonden op ongeveer 30.000 jaar oude slijpstenen. Ze concluderen hieruit dat de mens in de prehistorie meer plantaardig voedsel gebruikte dan tot op heden werd gedacht.
De prehistorische mens wordt vaak gepresenteerd als de typische carnivoor. Mogelijk had hij echter een veel gebalanceerder dieet dat niet hoofdzakelijk steunde op dierenvlees. Op slijpstenen hebben wetenschappers sporen
van onder meer oeverplanten en varens, planten met een relatief hoog percentage zetmeel, aangetroffen.
De sporen werden ontdekt op ongeveer 30.000 jaar oude slijpstenen die eerder gevonden zijn in Rusland, Italië en Tsjechië. Wetenschappers namen meestal aan dat het dieet van de paleolithische Europese mens voornamelijk gebaseerd was op dierenvlees en vet. De vondst van deze zetmeelkorrels op de van verschillende locaties afkomstige slijpstenen, wijst er volgens de onderzoekers echter op dat dit dieet diverser was. De prehistorische mens at volgens hen niet zelden, maar geregeld plantaardig voedsel.
Door de wortels van de planten te vermalen zou de prehistorische mens een soort bloem hebben gecreëerd. Vervolgens zou hier een soort plat brood mee gemaakt zijn. Het bloem kon ook bewaard worden en op een later tijdstip, bijvoorbeeld in een periode van voedselschaarste, gebruikt worden.
De onderzoekers van het Italiaanse Instituut voor Prehistorie hebben hun bevindingen deze week gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS).