Waarom werden tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederland verhoudingsgewijs zoveel meer Joden gedeporteerd dan in andere West-Europese landen? Die vraag staat centraal in de documentaire 73 procent, die op zondag 4 mei wordt uitgezonden.
Van de circa 140.000 Joden die in 1940 in Nederland woonden, werd 73 procent vermoord in vernietigingskampen. In buurlanden België en Frankrijk lag dat percentage aanzienlijk lager: respectievelijk rond de 40 en 25 procent. Ook in absolute aantallen is Nederland koploper in West-Europa: circa 102.000 Joodse slachtoffers, tegenover 80.000 in Frankrijk en 25.000 in België.
In de documentaire onderzoeken historici en experts hoe dit grote verschil te verklaren is. Lange tijd werd gewezen op een houding van wegkijken of zelfs actieve medewerking aan de Jodenvervolging door de Nederlandse samenleving. Regisseur Van Eyck laat echter zien dat de werkelijkheid complexer is dan die verklaring suggereert.

Max Arian
Centrale figuur in de documentaire is journalist Max Arian. Hij overleefde als kind de oorlog dankzij onderduik bij een Limburgs gezin en publiceerde als een van de eersten over de relatief hoge Nederlandse slachtoffercijfers. In de film komen verder historici als Bart van der Boom en Michal Citroen aan het woord, evenals Emile Schrijver, directeur van het Nationaal Holocaustmuseum, en Alfred Edelstein, voormalig directeur van de Joodse Omroep. Animaties brengen delen van de geschiedenis visueel tot leven.
De documentaire, een productie van de joodse redactie van de EO, is geregisseerd door Jaap van Eyck. Eerder maakte hij al eens een film over concertgebouw-dirigent Willem Mengelberg. Na de oorlog werd deze musicus gestraft voor zijn nazisympathieën. Uit de documentaire bleek echter dat hij ook betrokken was bij het redden van tientallen joden.
De documentaire 73 procent is zondag 4 mei, de dag van Dodenherdenking, om 15.25 uur te zien op NPO 2.
Bureaucratie
In een onderzoek uit 2008 suggereerden historici Pim Griffioen en Ron Zeller dat de relatief milde houding van de Duitse bezetter in Nederland ertoe kan hebben bijgedragen dat Joden minder snel onderdoken dan in andere landen. In 2009 wees historicus Johannes Houwink ten Cate daarnaast op de rol van de Nederlandse bureaucratie, die door haar medewerking en administratieve precisie de uitvoering van de Jodenvervolging vergemakkelijkte.