In 1932 liep Prinsjesdag uit op een drama nadat demonstrerende communisten slaags raakten met agenten. Verkeersagent H. Baas kwam hierbij om het leven.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was de opening van het politieke seizoen niet alleen een feestelijke bijeenkomst, maar tegelijk een ideologisch strijdpunt. Prinsjesdag werd door socialisten en communisten steevast Roode Dinsdag genoemd. Dat gebeurde al in 1911 toen de stad Den Haag toestemming gaf voor een demonstratie voor algemeen kiesrecht.
In 1932 woedde op deze derde dinsdag van september de politieke strijd in volle hevigheid op straat. Om vier uur in de middag besloten enkele honderden communistische demonstranten naar het Binnenhof te trekken. Ze hadden net een vergadering bezocht, maar stuitten meteen op agenten. In het Nieuwsblad van het Noorden stond hierover:
‘Aanvankelijk verliep de demonstratie van communisten, op touw gezet door de C. P [Communistische Partij, redactie] Holland en enkele andere communistische organisaties, de zoogenaamde Roode Dinsdag, in de Residentie rustig. In den namiddag is het in de binnenstad echter tot ongeregeldheden gekomen, welke een ernstig karakter droegen. In de Korte Poten ontstond een opstootje, dat door de politie met de blanke sabel uiteen werd gejaagd. Op het Spui moest een aantal demonstranten uiteen worden gejaagd. De politie wilde een hunner arresteeren, de anderen verzetten zich hiertegen; waarop de politie de revolvers trok.’
Comité ter bestrijding van communistische invloeden
Het Vaderland had een ooggetuigeverslag:
‘Over het Spui trokken groepen communisten, die telkens opgejaagd werden door politie, waaronder rechercheurs. Een rechercheur, gewapend met een gummistok, was omgeven door een groep communisten. Plotseling klonk er een schot. Onmiddellijk kwamen de politierevolvers voor den dag en werd er verscheidene malen in de lucht geschoten.
Alles stoof uiteen. Een man liep naar een boom en zeeg daar neer. Hij werd binnengedragen in een lamsslagerij en bleek in den buik getroffen te zijn. De Geneeskundige Dienst heeft hem naar het Ziekenhuis gebracht, waar hij onmiddellijk is geopereerd. Zijn toestand is niet ongevaarlijk. Aangehouden is een communist, die met een emmer naar de politie had gegooid, en voorts een colporteur van communistische lectuur, die reeds in het politieblad gesignaleerd stond.’
Door de gevechten werd weer veel nieuwsgierig publiek aangetrokken, waaronder een groep marcherende fascisten in uniform. Uiteindelijk werd iedereen die de politie voor de voeten liep weggejaagd. Tijdens deze gevechten werd verkeersagent H. Baas aangevallen, die niets te maken had met de rellen. Hij werd gestoken met een scherp voorwerp en zou aan de opgelopen verwondingen overlijden. Vlak voor zijn dood bleek hij echter nog wel in staat zijn belager te herkennen.
In de kranten werd veel geschreven over de rellen, zoals een uitgebreide reconstructie van Het Vaderland. In de filmbeelden van Polygoon zien we echter niets terug van enig gevecht. Twee dagen later werd er nog wel een Comité ter bestrijding van communistische invloeden opgericht. Een jaar later werd het grafmonument van Baas door de burgemeester van Den Haag officieel overgedragen aan zijn familie.
Eerder gepubliceerd op NPO Geschiedenis