De rechterlijke macht bestaat inmiddels al meer dan tweehonderd jaar. Maar hoe ging het er voor die tijd eigenlijk aan toe?
Voor de invoering van één uniforme rechterlijke organisatie in 1811 werd er door verschillende mensen en op verschillende manieren gestraft. Het was in feite een grote wirwar van kleine en grote gerechten, schepenbanken, drostambten en baljuwschappen die per regio en per plaats konden verschillen.
Ook de vorm van straffen liep uiteen. Zo had je de schavotstraf. Als straf werd je op een verhoging tentoongesteld. Soms werd je alleen maar uitgescholden, maar als je iets ergers had gedaan, werd je geslagen, gebrandmerkt of zelfs ter dood gebracht.
In een ander geval werd je naar een tuchthuis gestuurd (gevangenissen zoals wij ze kennen, waren er nog niet). Dat betekende niet alleen dat je vast zat, je moest ook de hele dag hard werken. Voor zware misdrijven kon iemand ter dood worden gebracht: onthoofding door het zwaard, verbranding op de brandstapel, verwurging aan de paal, ophanging of radbraken. Of er werd een lijfstraf opgelegd: geseling, brandmerken of het afsnijden van een oor. Straffen als boetes en verbanning uit de stad werden veel vaker opgelegd.
Snaphaan
Voor een praktijkgeval gaan we terug naar Wanroij 1692. Heijliger Heijligers, inwoner van Wanroij en justitiedienaar in het Land van Cuijk, doodde op 30 december 1692 zijn dorpsgenoot Jan Jacob Smit met een schot uit zijn snaphaan (een soort geweer). De aanklager maakte de dagvaarding tegen Heijligers met klokkenluiden en aanplakbiljetten in Wanroij en Mill bekend, maar de dader is dan al het land uit gevlucht. Het proces wordt in zijn afwezigheid gevoerd. Het vonnis luidt:
“Ingeval van arrestatie de dood door het zwaard. Confiscatie van goederen en betaling van kosten en lasten der justitie.”
~ Marilou Nillesen – BHIC