Detail van de cover van 'Het huis in de Rothschildstraat'
De 82-jarige schrijfster Stefanie Zweig groeide op in een gebied in het oosten van Duitsland dat na de Tweede Wereldoorlog aan Polen werd toegekend. In een tweedelige roman Het huis in de Rothschildstraat – waarvan het eerste deel nu en tweede in het najaar van 2014 verschijnt -, vertelt ze het aangrijpende verhaal van de Joodse textielhandelaar Johann Isidor Sternberg en zijn vrouw Betsy. Het Frankfurtse echtpaar is succesvol in hun vak, totdat in Duitsland de Eerste Wereldoorlog uitbreekt en in de decennia daarop het antisemitisme steeds meer aanwakkert.
Op-en-top Duitsers
De meeslepende historische roman, verschenen bij De Boekerij, is een familiegeschiedenis die loopt van ongeveer 1900 tot 1940 en aan de hand van historische details laat zien hoe Joodse families de opkomst van het nazisme beleefden.
Het verhaal maakt op een indringende manier duidelijk dat de Joden in Duitsland vaak trouwe burgers waren en op-en-top Duitsers die ook dapper meevochten in de loopgraven van 1914-1918. Maar in sociaal opzicht kwamen ze in de jaren 1920 en 1930 in een spagaat terecht: in hun vaderland greep een broeiend antisemitisme om zich heen.
Jodentelling
Een beschouwing van de hoofdpersoon Johann Isidor op de ontwikkeling van Duitsland vanaf 1914, geeft een indruk van de benarde positie waarin Duitse Joden vanaf 1914 steeds verder verzeild raakten. De anti-Joodse hetze komt daarbij naar voren als een doelbewuste campagne om een nationaal slachtoffer te vinden voor het onverteerbare Duitse falen van 1914-1918:
Dan komen in de jaren 1930 de nazi’s aan de macht. De politieke verrijzenis van Adolf Hitler en consorten stelt de familie Sternberg en andere Joden in Frankfurt en in heel Duitsland voor bijzondere problemen:
Het huis in de Rothschildstraat – Stefanie Zweig“‘Rechterarm opsteken en “Heil Hitler” in plaats van “goedemorgen” ‘, legt Erwin in de keuken uit, ‘je moet oefenen Josepha. Mevrouw Winkelried heeft het ook geleerd.’ ‘Ik laat me niet in de luren leggen door iemand die ik zelf drieëndertig jaar geleden in de luiers heb gewikkeld’, zei ze en ze bedreigde de jongeman die ze een kinderleven lang de lekkerste hapjes had toestopt met het vleesmes. Bij de burgerlijke stand kregen de bruidsparen Hitlers ‘Mein Kampf’, de gevel van het Hauptbahnhof ging schuil achter hakenkruisvlaggen. De sociaaldemocratische politiechef Ludwig Steinberg werd afgezet en vervangen door generaal buiten dienst Reinhard von Westrem, een eersteklas ophitser. Hij klaagde dat ‘de oude keizerstad, de stad van Goethe, besmet is door de Joden’, beloofde dat ‘Frankfurt weer Duits’ zou worden, en maakte de Joden zelf duidelijk: ‘Jullie hoeven niet bang te zijn, wij blijven legaal, zo legaal dat jullie het nog benauwd zullen krijgen van zoveel legaliteit.’ Velen die het in Frankfurt tot aanzien en roem hadden gebracht, verdwenen uit de stad. Degenen die doortastend waren en vooruitkeken, naar het buitenland; de weerlozen in preventieve hechtenis.” (337)
Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam