De Duitse neuropsychiater Edmund Forster dankt zijn bekendheid aan het feit dat hij Adolf Hitler tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog behandelde voor mentale stoornissen. Een beklijvend relaas:
Forsters jeugd en carrière
De jonge Edmund werd op 3 september 1878 in een welgesteld gezin geboren te München. Na zijn middelbare studies besloot hij net als zijn vader arts te worden. Hij specialiseerde zich na het behalen van zijn diploma als neuropsychiater. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 werd hij opgeroepen om dienst te nemen bij de marine. Enige tijd later kreeg hij echter, vanwege zijn medische opleiding, een nieuwe betrekking toegewezen aan het militair ziekenhuis te Pasewalk, een stadje in de huidige Duitse deelstaat Mecklenburg-Pommeren.
Een ontmoeting met gevolgen
De soldaat 1ste klas en latere ‘Gefreiter’ Adolf Hitler had zich rond het begin van de oorlog als vrijwilliger aangemeld bij het 16de Beierse infanterieregiment, dat algauw werd ingezet aan het Westelijk front. Nauwelijks enkele maanden later raakte Hitler te Hollebeke, een gehucht nabij Ieper, door een schampschot aan het hoofd voor het eerst gewond. Hij werd ter verzorging overgebracht naar een geïmproviseerd veldhospitaal te Mesen. In oktober 1916 raakte Hitler bij de gevechten tijdens de Slag aan de Somme door een kogel in het been voor de tweede keer gewond en tegen het einde van de oorlog raakte Hitler tijdelijk blind ten gevolge van een Britse aanval met yperiet. De door de gifgasaanval getraumatiseerde Hitler werd ter verpleging opgenomen in het militair hospitaal te Pasewalk waar hij door Forster wordt behandeld. Deze was met zijn diagnose niet mals. Forster zou Hitler later omschrijven als een paranoïde hysterische hypochonder met een labiele persoonlijkheid.
Drie maanden later, de oorlog was in tussentijd beëindigd, werd Hitler gedemobiliseerd en stapte hij verbitterd en gefrustreerd het burgerleven in. Forster kon toen niet bevroeden dat de man die hij in Pasewalk verzorgde zijn ondergang zou betekenen…
Een verdacht overlijden
Na de oorlog ging Forster als professor les geven aan de ‘Ernst-Moritz-Arndt Universität’ te Greifswald. Toen eind januari 1933 Hitler door de half seniele Hindenburg tot Rijkskanselier van Duitsland werd benoemd, begonnen voor Forster de eerste moeilijkheden. Beschuldigd van Joodse sympathieën kreeg hij het aan de stok met het naziregime en in augustus van hetzelfde jaar werd het hem verboden nog langer te doceren aan de universiteit. Een paar dagen later, de elfde september, beroofde Forster zich in zijn woning met een pistool van het leven. Althans zo luidde de officiële versie.
Al heel snel rezen omtrent zijn zogenaamde zelfmoord heel wat vragen op. Ook tot op de dag van vandaag zijn sommige historici nog steeds de mening toegedaan dat Forsters dood meer dan waarschijnlijk een op bevel van Hitler georchestreerde liquidatie was om zo alle sporen van diens hysterische hypochondrie en schizofrene paranoïde trekken waarvoor hij in Pasewalk was verzorgd te maskeren. Hoewel er nooit harde bewijzen gevonden zijn die deze hypothese bevestigen, zijn de omstandigheden waarbij Forster het leven liet op zijn minst vreemd te noemen.
Een aanslepende controverse
Al snel na het einde van de Tweede Wereldoorlog laaide tot grote ergernis van de geallieerden de geruchtenmolen rond Forsters zelfmoord weer op. In volle voorbereiding van het proces dat de nazikopstukken moest berechten zat immers niemand te wachten op de verspreiding van het idee dat Hitler mogelijks dermate labiel was geweest dat hij onmogelijk verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn daden. De aanname dat Forsters zelfmoord een georchestreerde liquidatie was, werd dan ook door de geallieerden als een aan fantasie ontsproten verhaal afgedaan.
Toch blijft één en ander in een waas van geheimzinnigheid gehuld. Zo is er het feit dat Hitlers medisch dossier van zijn hospitalisatie in Pasewalk nooit werd teruggevonden en dus vermoedelijk werd vernietigd. Verder is er de verklaring die Hitlers latere lijfarts Theodor Morell (1886-1948) aan de Amerikanen aflegde en waarin deze toegaf dat hij al vanaf 1935 op bijna dagelijkse basis Hitler behandelde met allerlei preparaten en injecties van opiaten, amfetamines en barbituraten. Ook deze getuigenis werd in alle stilte van tafel geveegd en de officiële stelling bleef dat de lichamelijke en mentale achteruitgang die Hitler op het einde van de oorlog duidelijk vertoonde, louter te wijten was aan stress.
De ware toedracht is nog steeds een open vraag en discussiepunt tussen voor- en tegenstanders. De enige man die er uitsluitsel had kunnen over verstrekken, namelijk Edmund Forster, is echter dood…