Een waterpaard op de Botermarkt
Tussen de tekeningen van Jan Velten bevonden zich ook enkele gedrukte documenten. Het waren pamfletten met aankondigingen dat er dieren in de stad te zien waren. Zo deed men dat vroeger: als iemand informatie wilde verspreiden ging hij naar een van de vele drukkers in de stad, liet kleine posters maken – strooibiljetten – en hing die op in restaurants, herbergen en kroegen. Velten had de drukwerkjes vermoedelijk bewaard omdat de dieren waarvoor reclame werd gemaakt erop waren afgebeeld. Het waren mooie plaatjes. Wanneer hij zijn album aan de mensen toonde, kon hij ook de pamfletten tonen en vertellen wat hij had gezien. Een zo’n folder maakte reclame voor de verschijning van een heel vreemd dier. De advertentie meldde aan alle heren, dames, burgers, kooplieden en alle dierenliefhebbers dat bij de herberg De Witte Oliphant een Equus Aquaticus, oftewel een water- of zeepaard te zien was. Er was een vier jaar durende zoektocht voor nodig geweest, naast veel geld en moeite, om het dier te traceren en uiteindelijk in de rivier de Eufraat in Amerika te vangen. ‘Wie nieuwsgierig is’, zo vervolgde de tekst op het pamflet,
‘om dit wonderlijke schepsel dat sinds mensenheugenis niet in deze streken gezien is, kan zich vervoegen op de Botermarkt (huidige Rembrandtplein red.) in de Groote Witte Oliphant waar het te zien is van ’s morgens tot ’s avonds.’
Daaraan werd toegevoegd dat het dier mak en tam was zodat iedereen hem kon aanraken. Aaien, zouden we tegenwoordig zeggen. Het pamflet vermeldde ook dat ‘zijne Keizerlijke majesteit’ opdracht had gegeven om het dier te vinden. De illustratie laat zien dat het waterpaard het dier is dat we later ‘tapir’ zijn gaan noemen.
De tekst van het pamflet roept een paar vragen op. Ten eerste is er tegenwoordig geen rivier met de naam Eufraat in Amerika. Of er vroeger in dat werelddeel een rivier was met die naam, is niet bekend. Misschien legde de (anonieme) opsteller van het pamflet een verbintenis met de Eufraat in het Midden-Oosten, die veel tijdgenoten zullen hebben gekend uit de Bijbel als een grote rivier. Tapirs leven in waterrijke gebieden, dus wat dat betreft klopt de tekst wel. Verder was de tapir kennelijk een bestelling van de keizer geweest. Waarom was het beest dan nog in bezit van iemand die er mee rondreisde om hem voor geld te laten zien? Ook het antwoord op deze vraag weten we niet. Het is niet goed mogelijk om de persoon van ‘zijne Keizerlijke majesteit’ te identificeren maar wellicht wordt hier niet de keizer zelf bedoeld, maar een vertegenwoordiger van het keizerlijk huis Habsburg. Dat de tapir moeilijk te vangen was kwam wellicht doordat het dier voornamelijk ’s nachts actief is en zelfs door dichte begroeiing verbazend snel kan lopen.
Jan Velten ging, net als veel inwoners van Amsterdam, het dier bekijken. De tapir moet een van zijn lievelingsdieren zijn geweest want hij heeft hem wel zes keer getekend. Zijn gouache van het tapirportret met achtergrondvoorstellingen (zie bovenaan) vind ik een van de mooiste van zijn album. Het borstbeeld op de voorgrond is een realistische en kunstzinnige weergave van het beest, uitgevoerd in verschillende tinten bruin en grijs. Realistisch omdat de figuur overduidelijk te herkennen is als een tapir en kunstzinnig omdat het dier in werkelijkheid niet zoveel kleuren heeft. Wat opvalt is dat deze figuur erg lijkt op de figuur van het reclamepamflet. Ik denk dat Velten het pamflet als voorbeeld heeft gebruikt.
De gouache intrigeert. Als we hem nader bekijken, zien we dat zich op de achtergrond voorstellingen van twee verschillende werelden bevinden: tapirs in hun natuurlijke waterrijke omgeving en een tapir die het onderwerp van gesprek lijkt te zijn tussen twee mannen. De ene houdt een paar sleutels vast en gebaart naar de andere, die de tapir iets te eten aanbiedt uit zijn linkerhand, terwijl hij met zijn rechterhand de kop van het beest lijkt te pakken. Proberen ze hem op deze manier in zijn hok te manoeuvreren? Velten heeft dit deel van de tekening later gemaakt en het rechts boven in de hoek van de grotere gouache geplakt. De muur die hij tussen het natuurdeel en cultuurdeel heeft getekend, is na het plakken aangebracht. Dat is te zien aan een stukje van de bocht van de muur dat over het plakgedeelte heen is geschilderd en aan het feit dat de muur onder de kop van de grote tapir niet is doorgetrokken. Zou hij dat wel hebben gedaan, dan zou de tapir die nog net linksonder is te zien, niet meer in het water zitten. Zo brengt een kunstenaar zichzelf soms in de problemen met een compositie.
De vraag is: hoe heeft Jan Velten geweten hoe de natuurlijke omgeving van de tapir eruitzag? Het linkerdeel van de achtergrond is op overtuigende manier weergegeven met water, rietkragen en een wadende tapir die half boven het water uitsteekt. Tapirs kunnen net als nijlpaarden in ondiep water over de bodem lopen en zijn daarnaast uitstekende zwemmers. Dus dat is een correcte weergave van Velten. Boven in de tekening bevinden zich eveneens vier wadende tapirs. Opmerkelijk is dat hij voor deze vier een perspectief van bovenaf heeft gekozen. Alsof hij ze bekeek vanaf een hoogte of berg.
Heeft Velten ooit zelf de reis naar Zuid-Amerika ondernomen en heeft hij toen dieren vanaf zo’n perspectief bekeken? Of was hij in Amsterdam naar de bovenste verdieping van de herberg gegaan en had hij op die manier kunnen neerkijken op de tapir die buiten stond? Misschien is er een reiziger geweest die zo overtuigend verslag heeft gedaan van zijn ervaringen dat Velten er een dusdanig levendig beeld van kreeg dat hij dat kon vertalen in een tekening? Zo moet het ten minste eenmaal gegaan zijn, met een tekening van een ijsvogel. Daarbij noteerde hij dat deze in 1687 te zien was geweest in de stallen van de Compagnie (de voc) in Batavia. Deze informatie had hij uit de tweede hand want hij voegde eraan toe dat de vogel naar het leven was geschilderd door ene Dinandt. Van de tapir is het in elk geval zeker dat Velten die zelf heeft geobserveerd. Hij heeft namelijk een detail in zijn tekeningen weergegeven dat op het reclamepamflet niet goed is waar te nemen: een tapir heeft vier tenen aan zijn voorpoten en drie aan de achterpoten. Op het pamflet klopt dat niet helemaal.
De tapir op de Botermarkt was hoogstwaarschijnlijk een Zuid-Amerikaanse tapir of laaglandtapir (Tapirus terrestris). De gespierde bundel op de nek, die bij alle tapirs voorkomt en in het bijzonder goed ontwikkeld is bij de laaglandtapir, is duidelijk te zien is op de tekeningen van Velten. Tapirs komen niet alleen in Amerika voor. Van de vijf nog voorkomende soorten leven er vier in Midden- en Zuid-Amerika en een in Maleisië. De vier Amerikaanse soorten, de bergtapir (Tapirus pinchaque), de Midden-Amerikaanse tapir (Tapirus bairdii), de laaglandtapir (Tapirus terrestris) en de in 2013 ontdekte kabomanitapir (Tapirus kabomani), zijn overwegend grijsbruin. De Indische tapir (Tapirus indicus), ook wel Maleise tapir genoemd, oogt anders met zijn witte ‘laken’ op zwarte ondergrond, dat achter de voorpoten begint en tot aan zijn staart doorloopt. Deze soort is met zijn 280 tot 400 kilo de grootste. Ze behoren allemaal tot één geslacht, genaamd Tapirus.
Boek: Exotische dieren in historisch Amsterdam – Ria Winters
Lees ook: Hans en Parkie, twee olifanten voor stadhouder Willem V
…en: Dierenlef en dierenleed in de oorlog