In het Museu Capitular van de Santa Maria-kathedraal van Girona in het noorden van Catalunya bewaart men het grootste deel van de kerkschat. Eén van de belangrijkste stukken is het Tapís de la Creació of tapijt van de schepping.
Het wollen tapijt meet 3,65 meter bij 4,70 meter. Het dateert uit de elfde of twaalfde eeuw. Er wordt van uitgegaan dat het steeds tot de kerkschat behoord heeft. Naar het gebruik ervan heeft men echter het raden al wordt er al eens geopperd dat het ooit als baldakijn boven het hoofdaltaar hing. De naam van de kunstenaar is niet geweten.
Het tapijt moet door de eeuwen heen nochtans intensief gebruikt geweest zijn: de onderste en rechtse stroken zijn immers slechts gedeeltelijk bewaard gebleven terwijl wat bewaard is, sporen van schade laat zien.
Ondanks de beschadigingen is het niet moeilijk om de thematieken te achterhalen. Hoofdthema is het scheppingsverhaal zoals het in de “Genesis” of het eerste boek uit het oude testament beschreven is. Neventhema’s hebben aandacht voor andere religieuze motieven, winden en het jaar.
De stijl is Romaans én naïef-realistisch. De afbeeldingen worden in het Latijn becommentarieerd voor zover dat voor de toenmalige christen die zijn testamenten beter dan de huidige mens kende én kon lezen, nodig was. Meestal worden spaarzame woorden gebruikt; tot twee keer toe worden volledige fragmenten uit de “Genesis” aangehaald.

Vreemd is dat hij geen baard heeft. Is dat vreemd? In de vroeg-christelijke kunst werd Christus zeer vaak als goede herder met een lam op de schouders afgebeeld. In de absis van de kerk van Sant Feliu of de heilige Felix, niet ver van vermeld museum, zijn maar liefst acht Romeinse sarcofagen ingewerkt. Eén van de zes christelijke, gedateerd rond 310, geeft Christus als baardloze Bon Pastor of goede herder weer. Is er sprake van beïnvloeding?!
Vermelde cirkel wordt gevat in een grotere die in acht delen die het scheppingsverhaal vertellen, verdeeld is. De rand van de grote cirkel bevat volgende zinnen: In het begin schiep God hemel en aarde (Gen. I, 3), de zee en alles wat erin leeft, wat niet letterlijk in de Genesis staat, En God zag dat alles, wat Hij gemaakt had, zeer goed was. (Gen. I, 31).
De bovenste helft bestaat uit vijf delen. Het centrale fragment stelt de geest van god in de vorm van een duif met aureool voor: Maar de aarde was nog ongeordend en leeg; over de wereldzee heerste duisternis, en Gods Geest zweefde over de wateren. Hij wordt geflankeerd door twee gevleugelde engelen die symbool zijn voor licht en duisternis: Nu, op de eerste dag, scheidde God het licht van de duisternis; het licht noemde Hij dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Zo werd het avond en morgen: de eerste dag. Links en rechts van de engelen zien we het vervolg van gods werk: God maakte het uitspansel, en scheidde het water onder het uitspansel van het water daarboven; het uitspansel noemde God hemel, het samengevloeide water noemde Hij zee.

De onderste helft bestaat uit drie delen. Het centrale fragment beeldt het volgende uit: Laat het water krioelen van levend gewemel, en over de aarde de vogels vliegen langs het hemelgewelf. En God ging verder met de schepping: hij schiep den mens als zijn beeld, Als het beeld van God schiep Hij hem. Rechts van bovenstaand fragment benoemt Adam dieren. Links bevindt Adam zich in een idyllisch landschap vol bloemen en bomen. Daarom plaatste Jahweh God den mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te bewaken. Omdat het niet goed is voor den mens, dat hij alleen blijft, schiep hij iemand om hem bij te staan: terwijl hij sliep, nam Hij een van zijn ribben, en zette er vlees voor in de plaats. Dan bouwde Jahweh God een vrouw uit de rib, die Hij uit den mens had genomen, en leidde haar tot den mens. Met de geboorte van Eva al begon het einde van het aardse paradijs. Eva kwam nog maar pas uit de zij van Adam of ze strekte de handen reeds naar een kleurrijke boom die niets anders dan een appelboom was.

Vermelde rechthoek wordt omsloten door een grotere. De ruimte tussen die rechthoeken is opgevuld met cirkels en vierkanten.
Bovenaan in de uithoeken wordt nog naar het scheppingsverhaal verwezen. In twee cirkels bevinden zich twee rivieren: In Eden ontsprong een rivier, die de tuin bevloeide, en verderop in vier takken splitste. (…) De tweede stroom heet de Gichon, en deze omspoelt het hele land van Koesj. Naar de naam van de rivier tegenover Geon, zoals hij op het tapijt genoemd wordt, is het wegens de schade raden. De twee andere rivieren zijn weer wegens schade niet afgebeeld. Ze moeten zich onderaan in de verdwenen uithoeken bevonden hebben. Hun namen weten we uit de Genesis: Pisjon, Tigris en Eufraat.


Twee zaken vallen op omdat er geen links met het scheppingsverhaal zijn. Bovenaan worden Samson en Abel en in de verticale banden links onderaan de dag van de zon, misschien symbool voor zondag, en rechts onderaan de dag van de maan, misschien symbool voor maandag, afgebeeld. Hoe ze in dit werk waarvan het thema overduidelijk het scheppingsverhaal en de gevolgen ervan zijn, terechtgekomen zijn, is onduidelijk.
Onderaan valt een doorlopend fragment op. Het doorlopende of de eenheid wordt benadrukt door het gebruik van één enkele achtergrondkleur die rood is. Verbeeld wordt het vinden van het heilige kruis in Jeruzalem door Helena, moeder van keizer Constantijn, in of rond 326. Judas en joden worden afgebeeld.
Hoe het tapijt onderaan uitgewerkt was, is niet geweten. Zoals reeds gezegd moeten de ontbrekende maanden en rivieren uit het paradijs verticale banden vervolledigd hebben.

Waarom werd het Tapís de la Creació gemaakt? Ik zie twee redenen. De mensen waren ongeletterd. Door te verbeelden kon men de heilige geschriften uit het oude en het nieuwe testament visueel voorstellen en verklaren. Men moet er bij het kennismaken van Romaanse kunst van uitgaan dat die kunst kleurrijker was dan uit overblijvende Romaanse kerkjes en kloostergangen blijkt. Wie dat wil ervaren, moet maar eens een bezoek brengen aan de Romaanse afdeling van het Museu Nacional d’Art de Catalunya op Montjuïc te Barcelona en kijken naar de enorme verzameling aan muurschilderingen.
Het spreekt voor zich dat de pracht en praal van toegepaste (lees: aan het verspreiden en instandhouden van het christelijke geloof) kunst aan de christelijke kerk een zekere status en bestaansrecht verleende.
De citaten uit de “Genesis” zijn ontleend aan: DDAA. De Heilige Schrift. Vertaling uit de grondtekst met aantekeningen in opdracht van de apologetische vereniging “Petrus Canisius” ondernomen met goedkeuring van de hoogwaardige bisschoppen van Nederland. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. 1973.