Op 25 februari 1941 legden tienduizenden Amsterdammers het werk neer en gingen ze de straat op om te demonstreren tegen de Duitse bezetter. Het was een protest tegen de Jodenvervolging en verplichte tewerkstelling van de arbeiders in Duitsland.
De Februaristaking was onder meer een reactie op de steeds hardere maatregelen die werden getroffen tegen de Joden. Niet alleen de Duitse bezetter nam steeds meer maatregelen om de Joodse vrijheid in te perken, ook de Nederlandse NSB deed daar aan mee. De ‘Weer Afdeling’ (WA), geüniformeerde troepen van de NSB, trad steeds harder op. Ze provoceerden de Joodse buurten, gooiden ramen in en dwongen café-eigenaren plakkaten op te hangen met de tekst ‘Joden niet gewenscht’. Vrijwel iedere dag werd er wel gevochten.
De aanleiding
Op 9 februari 1941 braken er voor de tweede keer grote massale vechtpartijen uit op het Rembrandtsplein, niet ver van de Joodse wijk in Amsterdam. Joodse jongens raakten slaags met de WA’ers.
Op 11 februari raakte de Amsterdamse NSB’er Hendrik Koot bij gevechten zodanig gewond dat hij enkele dagen later overleed en op 19 februari liep een patrouille van de Ordnungspolizei in een hinderlaag in IJssalon Koco die eigenlijk bedoeld was voor NSB’ers. Een agent had ammoniakgas in zijn gezicht gespoten gekregen uit een fles die één van de eigenaars van de ijssalon had opengezet voordat hij het pand verlaten had.
Hanns Rauter, de Duitse chef van de SS en politie in Nederland, rapporteerde beide voorvallen bij SS-leider Heinrich Himmler en dikte de feiten behoorlijk aan.
Toen de beambten de ruimte binnentraden, werd hen meteen ammoniak in het gezicht gegooid en werden ze beschoten
…zo verklaarde hij over het incident in IJssalon Koco. Over de dood van Koot beweerde hij het volgende:
Een Jood was van achteren op hem gesprongen, had hem de slagader doorgebeten en zijn bloed uitgezogen.
Als gevolg van deze en andere incidenten besloten Himmler, Rauter en rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart tot een keiharde aanpak; de eerste razzia werd op 22 en 23 februari een feit. Om een voorbeeld te stellen werden in totaal 427 Joodse mannen van tussen de twintig en vijfendertig afgevoerd naar kamp Schoorl.
De ‘Jodenjacht’ leidde tot hevige verontwaardiging. Op 24 februari verzamelden gemeentewerkers zich op de Noordermarkt, voor een bijeenkomst van de ondergrondse Communistische Partij Nederland (CPN) en besloten ze te gaan staken. Via een manifest dat in de vroege ochtend werd verspreid werden arbeiders van verschillende bedrijven opgeroepen ook te staken.
De Februaristaking
Stakers slaagden erin trams te blokkeren toen die de remise uit wilden rijden. Door de afwezigheid van de trams merkte iedereen dat er werd gestaakt en steeds meer mensen sloten zich aan bij wat één van de grootste verzetsdaden tegen Nazi-Duitsland zou worden. Bedrijven sloten hun deuren en scholieren verlieten hun klaslokalen. De staking verspreidde zich. Een dag later legden ook mensen in Hilversum, Haarlem, Utrecht en andere plaatsen het werk neer.
De Duitsers grepen hard in om de staking te beëindigen. Er vielen negen doden, 24 zwaargewonden en talloze stakers werden gevangen genomen. Na twee dagen was de staking – ook onder druk van het Amsterdamse gemeentebestuur – voorbij. De deelnemende steden kregen hoge boetes opgelegd van de Duitsers. Amsterdam moest 15 miljoen betalen. Ook werd na de staking de jacht geopend op leden van de CPN. Een nieuwe staking die was gepland, ging hierdoor niet door.
In verweer tegen de Duitse bezetter
De Februaristaking is een unieke gebeurtenis in de bezettingsgeschiedenis; het is het enige moment waarop de Nederlanders zo massaal in verweer kwamen tegen de anti-Joodse maatregelen van de bezetter. In geen ander land heeft een dergelijk publiek protest tegen de Jodenvervolging plaatsgevonden. Het was meteen ook de laatste openbare uiting van onvrede over het lot van de Joden; de bezetter had de staking zo hard de kop in gedrukt, dat de meeste Nederlanders daarna kozen voor passiviteit, terwijl een kleinere groep ondergronds probeerde hun Joodse medemens te beschermen tegen het vervolgingsbeleid van de bezetter.
Jaarlijks wordt de Februaristaking herdacht bij het beeld “De Dokwerker” op het Amsterdamse Jonas Meijerplein. Het in 1952 door beeldhouwer Mari Andriessen gemaakte bronzen beeld van een stakende havenarbeider symboliseert het verzet van de gewone man tegen de bezetter.
De Dokwerker – Monument in Amsterdam
De bezetting van Nederland 1940-1945
Boek: Stad in oorlog – Amsterdam 1940-1945 in foto’s
NOS over de Februaristaking
Bron: STIWOT – Oorspronkelijk gepubliceerd op 20 februari 2010