De beeldvorming over de Middeleeuwen is vaak weinig positief. Over het algemeen worden de jaren 500-1500 nog steeds gezien als een donkere tijd van oorlogen en pest, achterlijkheid, stilstand, religieus fanatisme en ander ongemak.
In de prachtige bundel Cultuurgeschiedenis van de Middeleeuwen (WBooks, 2015) nuanceren universitair docenten en hoogleraren dit beeld aan de hand van vijftien thema’s. Maar dat is niet het enige: het boek trekt frisse conclusies en doet interessante voorstellen voor andere benaderingen van de jaren 500 tot 1500. Het boek is er gekomen op initiatief van de Open Universiteit, als tekstboek voor de gelijknamige cursus, die onderdeel is van de postpropedeuse van de wo-bachelor Algemene cultuurwetenschappen van deze universiteit.
Twee doelen
In de inleiding leggen de redacteuren Rob Meens en Carine van Rhijn, beide docenten aan de Universiteit Utrecht, uit wat de hoofddoelen van de uitgave zijn. Ten eerste willen de redacteuren laten zien dat veel denkbeelden over de Middeleeuwen niet meer kloppen. Binnen de mediëvistiek, dat is de discipline die de Middeleeuwen onderzoekt, zijn de afgelopen eeuw veel ontdekkingen gedaan die tot nieuwe inzichten hebben geleid over de jaren 500 tot 1500. Het tweede doel van Cultuurgeschiedenis van de Middeleeuwen is om te laten zien hoe de incorrecte denkbeelden over dit tijdvak zijn ontstaan en hoe ze het publieke discours nog steeds richting geven.
Centraal in het boek staat vooral de middeleeuwse geschiedenis van West-Europa:
“Het kiezen van bestaande beelden als uitgangspunt, heeft als consequentie dat dit boek vooral over West-Europa gaat. De traditionele beeldvorming is immers grotendeels gebaseerd op de eurocentrische geschiedvorsing in de negentiende en twintigste eeuw. In de huidige geschiedwetenschap zien we een groeiende belangstelling voor de geschiedenis van Byzantium en de wereld van de islam.” (11)
Vijftien thema’s
De vijftien thema’s die aan de orde komen, zijn stuk voor stuk relevant en typerend voor het tijdvak van de Middeleeuwen. Zo komen onder meer aan de orde: de klassieke maar discutabele periodisering van de Middeleeuwen, het al dan niet barbaarse karakter van de volksverhuizingen, het christendom, feodalisme, analfabetisme, het imago van ridders, gotische kerken en de algemene hygiëne (of het gebrek daaraan).
Ieder artikel is voorzien van prachtig illustratiemateriaal, voetnoten, literatuursuggesties om verder te lezen en ten slotte een handige begrippenlijst die de kernwoorden uit de bijdrage samenvat. Prachtige kaarten, de literatuurlijst aan het einde van de bundel en de geografische index maken het boek af.
Periodisering Middeleeuwen: 1000 tot 1800
Peter Raedts opent met een mooie bijdrage over de vraag ‘Wat is middeleeuws?’ Hij toont aan de hand van onderzoek van mediëvisten en andere historici aan dat de traditionele periodisering van de Middeleeuwen, circa 500 tot 1500, ter discussie gesteld kan, of beter gezegd: moet worden. Niet alleen omdat de volksverhuizingen en val van Rome een minder grote breuk zijn dan vaak is verondersteld (er was veel continuïteit tussen de late oudheid en vroege Middeleeuwen), maar ook omdat veel ontwikkelingen die tegenwoordig in de moderne tijd gesitueerd worden, feitelijk al begonnen in de Middeleeuwen. Daarbij wordt de renaissancetijd volgens veel historici ernstig overschat als breukpunt in de westerse geschiedenis.
Al met al komt Raedts tot de volgende slotsom:
“Zelf beschouw ik de tijd rond 1800 als de grootste breuk in de Europese geschiedenis. De moderne westerse samenleving is een kind van revolutie en verlichting. De industrialisering die toen op gang kwam, betekende het einde van de agrarische samenleving. (…) De nationale staat is een vrucht van de Franse Revolutie. Kerk en staat werden voor het eerst gescheiden en ieder kon kiezen of hij gelovig wilde zijn en welk geloof hij wilde aanhangen. (…) De tweede grote breuk in de Europese geschiedenis is naar mijn mening de tijd rond 1000. De enorme groei van de bevolking die toen begon, maakt duidelijk dat er toen een agrarische revolutie plaatsvond, waardoor de landbouwproductie omhoogschoot. Pas in de elfde eeuw werden de verschillende christelijke kerken samengevoegd tot één hiërarchische en gecentraliseerde institutie rond de paus in Rome (…) In feite zou het beter zijn de periode van 1000 tot 1800 te beschouwen als de Middeleeuwen, de tijd waarin veel is ontstaan dat voor onze tijd nog steeds waardevol is.” (25-27)
Onderzoek naar kettervervolgingen
Boeiend is, naast veel andere artikelen, de bijdrage van Bram van den Hoven van Genderen over kettervervolging en inquisitie. De golven van massale heksenvervolgingen dateren van ná de Middeleeuwen, namelijk in bepaalde delen van Europa in de zestiende en zeventiende eeuw. In de Middeleeuwen werden wel eens mensen veroordeeld voor tovenarij, maar dit was incidenteel. Het ontstaan van een min of meer systematische vervolging van ‘ketters’ (katharen) maakte daarentegen wel deel uit van de middeleeuwse cultuur.
Een belangrijke instelling die deze vervolging op touw zette, was de pauselijke inquisitie, die beslag kreeg in de jaren 1231-1234. In het onderzoek naar kettervervolgingen zijn drie benaderingen te onderscheiden, waarvan de laatste vrij recent tot ontwikkeling is gekomen. Van den Hoven van Genderen schrijft hierover:
“De eerste betrof pogingen om de katharen te zien als de opvolgers of overblijvers van de oude manicheeërs, een dualistische (met twee opperwezens, een Goede én een slechte God) groepering uit de oudheid. In een tweede benadering stonden de bronnen centraal, eerst om zoveel mogelijk kennis daaruit te verwerven, over wat ketters geloofden; de laatste decennia met name om te laten zien hoe machthebbers voor deze teksten verantwoordelijk zijn en ze gebruiken. We kijken dus niet door de ogen van de katharen zelf en we horen hen niet praten (…) De laatste jaren is daar een derde benadering bijgekomen doordat sommige onderzoekers dit nog scherper hebben geformuleerd: er bestonden geen duidelijk gedefinieerde groepen ketters, met eigen, vaste, van de christelijke leer afwijkende ideeën. Kerkelijke en wereldlijke machthebbers hebben in plaats daarvan lieden vervolgd die volgens hen een bedreiging voor de bestaande orde vormden. Ketters werden dus gemaakt, ketterij ‘uitgevonden’, een ketters denkkader geconstrueerd.” (213,214)
Vervolgens gaat de auteur in op de vraag of er überhaupt katharenkerken hebben bestaan, of dat het om heterogene, los van elkaar opererende groepen ging. Daarna volgt een relaas over de aard en het karakter van de inquisitie. De feiten hieromtrent zijn dat martelen en verbranden van ketters (dit laatste gebeurde in 6-10% van de gevallen) eerder uitzondering dan regel waren. Als er mensen op de brandstapel gezet werden, betrof dit veelal de leiders van een kettergroep of personen die al eerder veroordeeld waren. Er bestond ook niet zoiets als dé Inquisitie, maar de inquisitiecultuur verschilde van plaats tot plaats.
- Boek: Cultuurgeschiedenis van de Middeleeuwen
- Lees ook: Middeleeuwse horror