In 2016 bestond de Universiteit Maastricht – in 1976 gestart als de Rijksuniversiteit Limburg, in 1996 van naam veranderd – veertig jaar. Deze universiteit moest een kenniscentrum ‘nieuwe stijl’ worden: sterk internationaal georiënteerd en met gebruik van nieuwe didactische insteken zoals het probleemgestuurd onderwijs. Annemieke Klijn, zelf verbonden aan de Universiteit Maastricht, schreef aan de hand van gesprekken met zestien pioniers uit de begintijd, de originele universiteitsgeschiedenis Het Maastrichts experiment. Over de uitdagingen van een jonge universiteit 1976-2016 (Uitgeverij VanTilt, 2016).
Oral history
De opstartperikelen, uitdagingen, ambities en koers van de Universiteit Maastricht komen in zestien min of meer biografische hoofdstukken aan bod, waarbij onder meer de (voormalige) universitaire docenten en hoogleraren Wynand Wijnen (onderwijskunde en rector magnificus van 1979-1981), Marius Romme (psychiatrie), Hans Philipsen (sociologie), Job Cohen (rechten) en Joan Muysken (economie) aan bod komen.
We maken kennis met hun idealen, ambities en het reilen en zeilen van de academische leefgemeenschap van de Universiteit Maastricht. Het boek leunt hierbij zwaar op oral history, op interviews met de betrokken historische actoren uit de eerste decennia van de Maastrichtse universiteitsgeschiedenis. Maar uiteraard gaat de aandacht ook uit naar de manier waarop de Rijksuniversiteit Limburg – later de Universiteit Maastricht – zich in de beginfase en bij de verdere uitbouw profileerde. Klijn schrijft over de kernvragen die hierbij centraal staan:
“Welke hindernissen kwam zij al dan niet tegen bij het inslaan van nieuwe, ongebaande wegen? Was de ontwikkeling van deze universiteit een bewust gestuurd of eerder een contingent proces? De Universiteit Maastricht zag zich gedwongen om zich in een steeds veranderende maatschappelijke context steeds tussen twee uitersten te positioneren. De hoofdrolspelers in dit verhaal worstelden met de volgende ‘klassieke’ kwesties. Legt de Universiteit Maastricht het accent op onderwijs of onderzoek? Wil zij generalistisch of specialistisch onderwijs bieden? Moet de nadruk liggen op autonome kennisverwerving of op maatschappelijke dienstverlening, op valorisatie? Moet de universiteit cultuur- en/of wetenschapsbevorderend werken of juist marktgericht?” (12)
De afgelopen veertig jaar is de Universiteit Maastricht behoorlijk trouw gebleven aan haar oorspronkelijke uitgangspunten, aldus Klijn. Met thans circa 16.000 studenten – van wie de helft uit het buitenland afkomstig is, is zij…
“…gaandeweg een steeds ‘normalere’ universiteit geworden, geïntegreerd in het Nederlandse universitaire bestel, niet langer meer het buitenbeentje van weleer. Sterker nog, met het probleemgestuurd onderwijs had de universiteit een succesformule in huis die door de andere universiteiten vaak op hun eigen wijze werd overgenomen.” (16)
Naamsverandering naar Universiteit Maastricht
Op 6 juni 1980 werd Riet Drop de de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Limburg. Vanuit emancipatorisch oogpunt was haar benoeming een ‘historisch moment’ in de Limburgse universiteitsgeschiedenis.
De universiteit bouwde in de jaren erna organisatorisch uit. In 1982 startte de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, gevolgd door de Faculteit der Economische Wetenschappen in 1984. In respectievelijk 1991 en 1995 volgden de faculteiten Cultuurwetenschappen en Psychologie. Een jaar na de start van de Faculteit der Psychologie, besloot de Rijksuniversiteit Limburg haar naam te veranderen in Universiteit Maastricht. Deze naamswijziging was mede ingegeven door het feit dat Maastricht met het Verdrag van Maastricht (1992) internationale bekendheid had verworven. De universiteit hoopte hier met de naamsverandering van te profiteren.
Joan Muysken, eerst verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, trad in 1983 in dienst van de Rijksuniversiteit Limburg, met als taak de organisatorische uitbouw van de economische faculteit. Muysken was jong, ambitieus en zocht met zijn medeverantwoordelijke collega Hein Schreuder naar dwarsverbanden tussen de algemene economie en bedrijfseconomie. Klijn schrijft over de faculteit economie…
“Het meest unieke van economie in Maastricht was de intentie om een brug te slaan tussen algemene economie en bedrijfseconomie. De studie moest immers ‘complementair’ zijn aan de andere opleidingen wilde zij recht van bestaan hebben.” (173)