Geschiedenis van de raamprostitutie in Nederland

Niet ‘sinds mensenheugenis’
4 minuten leestijd
Prostitutie in de Bloedstraat op de Wallen in Amsterdam - cc
Prostitutie in de Bloedstraat op de Wallen in Amsterdam - cc

‘Sinds mensenheugenis zit er raamprostitutie in de Hardebollenstraat in Utrecht’, zei Felix Meurders enige tijd geleden op de radio tijdens een item over het sluiten van de bordelen aldaar. Net als Felix denken velen dat raamprostitutie een eeuwenoud verschijnsel is. Dat is niet het geval. Het ontstond aan het eind van de negentiende uit clandestiene prostitutie.

Een van die vormen van clandestiene prostitutie was het zogeheten vigileren: de vrouwen stonden voor de deur of hingen uit het raam om klanten aan te spreken. Dit gebeurde op kleine schaal. Het was toen gemakkelijk te bestrijden. De politie ging gewoon voor de deur staan, waardoor klanten niet meer naar binnen durfden. De prostituees gingen daarop van binnenshuis uit de aandacht van klanten trekken. (Stemvers, 1985). De gemeente Amsterdam trad op tegen deze vorm van prostitutie door in de APV op te nemen dat het verboden was vanuit het huis de aandacht van passanten te trekken. Het viel overigens moeilijk te bewijzen of dat wel of niet gebeurde.

Vigilerende vrouwen
Vigilerende vrouwen
Alle gemeentelijke verordeningen op het gebied van prostitutie werden buiten werking gesteld door het landelijk van kracht worden van de wet Regout, Art. 250 bis Wetboek van Strafrecht, ofwel het bordeelverbod. Dit leidde ertoe dat prostituees allerlei manieren gingen zoeken om te blijven werken. Veel vrouwen werkten vanuit hun eigen huis of huurden, eventueel met collega’s, een gemeubileerde woning. Daarvoor konden ze een al of niet fictief huurcontract overleggen. Er viel op grond van het wetsartikel weinig tegen te doen. Dat verbood namelijk slechts het gelegenheid geven voor ontucht met derden. Maar in dit soort gevallen waren derden er niet aantoonbaar bij betrokken. En de werkzame prostituees waren niet bereid tegen de huisbazen of exploitanten te getuigen.

Deze vorm van prostitutie nam toe, mede doordat het voor huisbazen aantrekkelijk was om aan prostituees te verhuren omdat van hen veel hogere huren kon worden gevraagd dan van andere bewoners. (Slobbe, 1937) Vanaf 1902 waren er bijvoorbeeld in de buurt YY (De Pijp) in Amsterdam veel alleenwonende vrouwen die door middel van ‘ontucht in hun onderhoud voorzagen’.

Plaatselijke verordeningen

Tussen de twee wereldoorlogen werden onder huiszittende prostituees die vrouwen verstaan die in hun eigen of andermans woning klanten ontvingen. Ook daar trad men tegen op. Het Amsterdamse stadsbestuur verordineerde:

‘Het is verboden zich binnenshuis (hieronder begrepen in de huisdeur) bevindende op eenigerlei wijze de aandacht der voorbijgangers tot zich te trekken nadat men van een ambtenaar der politie in het belang van de openbare zedelijkheid den last heeft ontvangen dit na te laten.‘

Alleen al in 1935 werden er 1547 processen verbaal opgemaakt op grond van de overtreding van deze APV.

Prostituees waren vindingrijk in het omzeilen van het verbod. Dat bleek uit het al of niet apocriefe verhaal over Antwerpse Greet. Deze Greet werkte in de Nieuwe Brugsteeg in Amsterdam en toonde haar elleboog door een gat in een fluwelen gordijn. Rond het gat had ze een vergulde lijst gehangen. (Stemvers, 1985)

In de jaren vijftig was ook de raamprostitutie op de Wallen nog een kleinschalige aangelegenheid. Men kende elkaar, vooral van bijnaam. Zo werkten er prostituees die bekend werden onder de namen Citroenkut, Lien de Boskat en Karbonadehoer. Destijds zaten er ook in een paar woningen in de Haagse Poeldijksestraat prostituees. Dat waren Marie Vet, Blonde Frieda en Tante Stien, aldus Karel Verkijk, de oudste nog levende pooier.1

Conflicten met omwonenden

Beroep Prostituee, 1987
Beroep Prostituee, 1987
De raamprostitutie kwam vooral tot bloei in buurten waar het onderhoud van de huizen slecht was en waar niemand de huizen wilde kopen. Andere bedrijven trokken er weg. Het waren wijken in verandering. (Gorgels, 1993) De prostituees werkten toen in woonbuurten waar ook winkeltjes zaten. In Den Haag waren er zes straten met veertig ramen. De prostitutie was sinds de jaren zestig zichtbaarder geworden door de ‘rode lampjes’, die feller werden doordat TL- licht gemeengoed was geworden.

In de jaren zeventig en tachtig werden de huurbazen agressiever. Geen wonder, in plaats van hun pandjes aan gewone mensen te verhuren voor 400 gulden konden ze 1000 gulden beuren met verhuur aan raamprostituees. De kamertjes werden door middel van bordkarton opgedeeld waarna er ineens twee vrouwen achter het raam konden zitten. Dit leidde nogal eens tot conflicten met andere bewoners, die er bijvoorbeeld mee geconfronteerd werden dat de benedendeur ineens open moest blijven.2

Stadsvernieuwing

De meeste steden hadden geen beleidsmatig antwoord op de vestiging van raamprostitutie in die wijken. (Belderbos in Beroep Prostituee, 1987). In de jaren zestig stonden veel van de wijken op de nominatie voor de sloop. De grond was betrekkelijk duur en daarom wilden de lokale overheden er kantoorgebouwen en dergelijke neerzetten. Aan het einde van de jaren zestig veranderde de samenstelling van die wijken echter. Studenten namen er hun intrek en gingen samen met andere nieuwkomers pleiten voor behoud. ‘Bouwen voor de buurt’ werd het adagium. Deze beweging vond weerklank bij de lokale besturen die de plannen om de buurten af te breken lieten varen en ruimte gaven aan een nieuw concept: ‘stadsvernieuwing’. Dit trof ook de prostitutiebuurten waarover het op beleidsniveau tot dan toe stil was gebleven. De noodzaak tot beleid diende zich echter voor het eerst aan in Rotterdam, in de jaren zeventig, toen stadsvernieuwing op Katendrecht een nieuw element in de discussie ging vormen. De bewoners eisten een overlastvrije woonomgeving in hun duurdere huurwoningen.

Daar kwam bij dat de prostitutie een grootschaliger industrie werd. Pooiers, exploitanten en prostituees waren mobieler geworden en concurreerden meer met elkaar. Dit verliep niet altijd even elegant en de buurtbewoners werden geconfronteerd met intimidatie. Op Katendrecht mochten bewoners bijvoorbeeld niet meer op een mooie zomeravond op hun stoepje zitten omdat dit de klanten kon afschrikken.

In vrijwel alle steden met raamprostitutie, behalve in Rotterdam, werd in de jaren tachtig specifiek beleid ontwikkeld.

~ Sietske Altink
www.sekswerkerfgoed.nl

Boek: Flirten met Mars en Venus – Oorlog en prostitutie 1914 – 1918

Bronnen â–¼

1 – Panorama, 8-12-1999
2 – Leidsch Dagblad 26-1-1987

Sietske Altink (1954) studeerde filosofie. Zij raakte daar geïnteresseerd in het onderdeel geschiedenis van het denken, wat ruimer is dan geschiedenis van de filosofie. Na haar afstuderen, vanaf 1982 raakte zij geïnteresseerd in het denken over vrouwen, vooral over die vrouwen die zelden in de
geschiedenis goed behandeld zijn: prostituees of sekswerkers zoals we ze nu zouden noemen. Ze is initiatiefneemster van de website www.sekswerkerfgoed.nl

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×