OPINIEDe publicitair uiterst succesvolle jonge historicus en jurist Thierry Baudet, die al eerder pleitte voor een dictatuur van de meerderheid (NRC Handelsblad 13-11-2010), ontwaart tegenwoordig in allerlei van hem afkomstige schrijfsels en interviews bij politieke en culturele elites in Nederland en daarbuiten een ziekelijke afkeer van geborgenheid en een eveneens pathologische drang naar ontworteling en vervreemding. Dit hoewel anderzijds wordt geconstateerd dat bij het grote publiek, veel Tweede Kamerleden en in de massamedia juist het chauvinisme hoogtij viert. 1
Deze ‘afkeer van het eigene’ duidde Baudet, voor het eerst in een column uit 2012 in de NRC, aan met de term oikofobie. Hiermee volgt hij zijn co-promotor na, de conservatieve Britse filosoof Roger Scruton (Baudet promoveerde in 2012 in Leiden bij Paul Cliteur). Scruton had de aanduiding (Engelse spelling: ‘oikophobia’) gebruikt in een lezing, die inhoudelijk sterke overeenkomst vertoont met het betoog van Baudet, in Antwerpen voor de nationalistische en rechts-conservatieve politieke partij Vlaams Belang.2
Volgens Baudet, die zich ook verwant voelt met Wilders, in wie hij een soort profeet ziet, komt deze oikofobie tot uiting in drie dingen: 1. in supranationale ontwikkelingen op politiek, economisch en juridisch vlak 2. in een door massa-immigratie veroorzaakt multiculturalisme en 3. in het modernisme in de kunst vanaf het begin van de twintigste eeuw. Aan deze ontwikkelingen dient volgens hem dan ook een halt te worden toegeroepen door een nationalistisch reveil.
Hoe gevaarlijk een dergelijke oproep tot meer ‘Heimatdenken’ is, zou men een historicus en jurist toch niet meer moeten hoeven uitleggen na de twintigste eeuw, waarin reeksen oorlogen en genocides juist daarin hun oorzaak vonden, en aan het eind waarvan de voormalige Franse president Mitterrand in een rede voor het Europees Parlement concludeerde: le nationalisme c’est la guerre.
Meer dan enig ander heeft de Frans-joodse filosoof Levinas (1906-1995) erop gewezen dat er verwantschap bestaat tussen een sterke gehechtheid aan de eigen omgeving en de nazistische verheerlijking van Blut und Boden. Dit door de Duitse Romantiek geïnspireerde Heimatsdenken trof hij vooral aan in het werk van de vanwege zijn nazi-sympathieën beruchte grote Duitse denker Martin Heidegger (1889-1976). Deze meende dat de moderne mens van zichzelf vervreemd is geraakt door de almaar voortschrijdende techniek en dat de remedie daarvoor te vinden is in het aangaan door de mens van een innige band met zijn directe leefomgeving (in de terminologie van Heidegger ‘der Ort’). Dit gedweep met de eigen bodem is echter gevaarlijk, aldus Levinas, alleen al doordat daardoor een scheiding tussen autochtone bewoners en vreemdelingen ontstaat. Met een mogelijke vijandigheid jegens en wens tot verdrijving van deze laatsten.
Een punt waardoor we eveneens bij de Tweede Wereldoorlog uitkomen – en dat sommigen dus wel weer een ‘Godwin’ zullen noemen – is het feit dat neo-nationalisten als Baudet, maar bijvoorbeeld ook Marine Le Pen van het uiterst rechtse Franse Front National, willen dat ook in de rechtspraak het primaat weer, net als voor de Tweede Wereldoorlog, bij het nationale recht komt te liggen en dat het in Straatsburg gevestigde supranationale Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat is opgericht om de eerbiediging van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mensen (EVRM, 1950) te verzekeren, als het zijn koers niet drastisch wijzigt, wordt opgeheven.3 Een EVRM en een EHRM die nu juist in het leven zijn geroepen om gruwelen als begaan onder het nazi-regime in de toekomst te voorkomen door universele, natuurrechtelijke noties in de vorm van mensenrechten, die, als juridische noviteit, in de delictsomschrijvingen bij de geallieerde tribunalen van Neurenberg en Tokio werden verondersteld, in 1948 tot universele mensenrechten te verklaren en vervolgens juridisch te positiveren in internationale verdragen.
Door universele natuurwetten als hoogste rechtsbron te doen gelden, onafhankelijk van het toevallige feit of ze door het nationale, positieve recht worden erkend, konden de autoriteiten van het Derde Rijk (en het Japanse keizerrijk) en hun wetten als misdadig worden veroordeeld, hoewel ze tijdens hun gezagsuitoefening formeel aan alle eisen van de toenmalige nationale, positivistische wetgeving met haar strikte scheiding van recht en moraal voldeden.4
Men kan zich afvragen of een overgang naar het strenge, bijna calvinistische kosmopolitisme van Levinas, die in zijn artikel Heidegger, Gagarin en wij uit 1961 de vlucht van de eerste mens in de ruimte als een ultieme overwinning ziet op de aardgebondenheid van de mens en daarmee op Heideggers idee van verworteling met ‘de Plaats’, de gemiddelde burger niet even zwaar zou vallen als ophouden met roken, of – hoeveel weerzin de bio-industrie ook bij hem opwekt – met het helemaal stoppen van het eten van vlees. Temeer doordat deze burger zich als gevolg van een doorgeschoten modernisme in bijvoorbeeld de (landschaps)architectuur, die door onder andere grootschalige ruilverkaveling geleid heeft tot een wat wel genoemd wordt de ‘onthistorisering van het landschap’, toch al geconfronteerd wordt met een gevoel van ontworteling en heimwee naar een plek waar hij zich geborgen kan voelen.5
Maar ook al zou een sterker gevoel van geborgenheid uiteindelijk misschien juist ook tot een grotere openheid voor het vreemde kunnen leiden, toch blijft een pleidooi voor meer Heimatsdenken als dat van de nieuwe doctor Baudet, die ook nog eens alle moderne kunst vanaf het begin van de twintigste eeuw als entartet beschouwt, en daarmee aardig op weg is zich te ontwikkelen in de richting van een academisch bruinhemd, gevaarlijk.
~ Louis van Overbeek
Freelance publicist
Bronnen â–¼
2 – Zie: www.brusselsjournal.com/node/1126
3 – Zie hierover Baudet in het al het genoemde artikel uit 2010.
4 – Een en ander wordt helder uiteengezet in de ‘Algemene inleiding’ van C.W. Maris, F.C.L.M. Jacobs (red.), Rechtsvinding en de grondslagen van het recht, Assen 2011.
5 – Een interessant stuk over deze materie is te vinden in F.W.J. Keulartz, Plaats tussen utopia en nostalgia, in: Plaats. Verbondenheid met natuur en landschap, Zeist 2011, pp. 118-128.